De Boekenwereld. Jaargang 13
(1996-1997)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
De Gutenberg-bijbel in Moskou
Tegelijkertijd met de tentoonstelling in het Poesjkinmuseum van tekeningen uit het bezit van Franz Koenigs, zoals bekend een collectie die de Nederlandse overheid opeist van de Russische regering, was er in Moskou eind 1995 - begin 1996 nóg een tentoonstelling te zien waar voor het eerst oorlogstrofeeën werden getoond. Het betrof een expositie in de Russische Staatsbibliotheek, vroeger Leninbibliotheek geheten, gewijd aan het laatste
| |
[pagina 63]
| |
de bibliotheek van de Lomonosov-Universiteit, zijn respectievelijk afkomstig uit het Duitse Boek- en Schriftmuseum in Leipzig en uit de Universiteitsbibliotheek in dezelfde stad. Het exemplaar in de Staatsbibliotheek is nu dan na 50 jaar voor het eerst weer in het openbaar getoond, zij het in het kader van een grotere tentoonstelling. De tweetalige catalogus van deze aan de Apocalyps gewijde tentoonstelling geeft slechts een beschrijving van enkele regels van deze oudste gedrukte bijbel, maar dat het héle boek van de Openbaring in kleur is afgebeeld, wijst op de bijzondere betekenis die men aan deze eerste openbaarmaking hecht.Ga naar eindnoot2. Hoewel sommige westerse boekhistorici in de jaren '80 wel wisten - door hun toenemende contacten met Russische collega's - dat de twee Leipziger exemplaren tezamen met andere oude boeken zich ergens in Moskou bevonden, kwam een officiële bevestiging pas in 1992 toen mevrouw E. Genieva, directrice van de naar M. Rudomino genoemde Bibliotheek voor Buitenlandse Literatuur en gematigd voorstandster van teruggave van oorlogstrofeeën, in het bijzijn van de staatssecretaris voor Cultuur mevrouw T. Nikitina, hun aanwezigheid in de Russische hoofdstad toegaf. Dat was tijdens de opening van een tentoonstelling van uit Nederland afkomstige boeken uit leesgezelschappen en verenigingen die eerst door de Duitsers geconfisqueerd werden en daarna door de Russen meegenomen waren. De teruggave van deze boeken aan hun Nederlandse eigenaars, waarbij ik betrokken was, betekende een opmerkelijke daad.Ga naar eindnoot3. In december van hetzelfde jaar 1992 had een rondetafelgesprek plaats tussen Russische en Duitse bibliothecarissen en juristen over de teruggave van Duitse boeken, waarbij ik als toehoorder aanwezig was. Zoals men in de acta daarvan kan nalezenGa naar eindnoot4., kwamen de Russen meteen met de pijnlijke vraag waar de door de Duitsers uit Russische bibliotheken geroofde boeken gebleven waren (ze bleken grotendeels verdwenen). Ook werd duidelijk dat het mevrouw Rudomino was, directrice van de Bibliotheek voor Buitenlandse Literatuur, die in Duitsland de boekentrofeeën had uitgezocht. Er kwam nog een tweede gespreksronde, en een van de resultaten was een toezegging dat de geroofde boeken voor onderzoek beschikbaar zouden komen. Eind 1993 hebben enkele Duitse bibliothecarissen inderdaad de uit Leipzig verdwenen handschriften en drukken in de Staatsbibliotheek geïnspecteerdGa naar eindnoot5. en in 1994 werd de bijbel aan enkele journalisten getoond. De voortschrijdende perestrojka bracht met betrekking tot de Leipziger boeken meer nieuws: de zoon van de inmiddels overleden Margarita Rudomino, Adrian, bleek ook een rol in de Leipziger boekenroof gespeeld te hebben. In 1995 deed hij verslag daarvan in een artikel in het Russische tijdschrift Nasche Nasledije (‘Ons erfgoed’!)Ga naar eindnoot6., en hij liet daarbij enkele foto's uit 1945 afdrukken, onder andere een waarop men moeder en zoon in Russische militaire uniformen in Duitsland ziet. In 1944 waren de kostbaarste boeken uit het Leipziger Boek- en Schriftmuseum met het oog op bombardementen buiten de stad gebracht, naar het kasteel van baron Rauenstein. De baron, die de Russen kennelijk gunstig wil-
Gutenberg-bijbel. Exemplaar Moskou, Russische Staatsbibliotheek. Deel 2, fol. 317 verso: einde van de Openbaring (foto Russische Staatsbibliotheek, Moskou).
| |
[pagina 64]
| |
Moeder en zoon Rudomino in Berlijn in 1945 (foto ontleend aan Connaissance des arts nr. 515, mars 1995).
de stemmen, gaf ze in het midden van 1945 aan Adrian, ‘omdat ze het gevaar liepen in Amerikaanse particuliere collecties verspreid te worden’. De Amerikanen waren inderdaad tot het midden van 1945 in Leipzig en de baron kon niet weten dat dezen zouden afzien van de roof van cultuurschatten, al hebben individuele militairen wel wat opgestuurd of meegenomen. De bij hem opgeslagen boeken gingen naar de Lenin-bibliotheek en pogingen om ze terug te halen mislukten definitief toen Moskou het Oostduitse broedervolk in 1961 opdroeg voortaan van ‘oorlogsverlies’ te spreken. Op de dag voordat ik de Moskouse Gutenberg-bijbel in handen zou krijgen, zag ik Adrian Rudomino, maar nieuwe feiten heeft ons korte gesprek niet opgeleverd. Over de Gutenberg-bijbel bestaat een uitgebreide literatuur; hoogtepunt daarin is naar mijn smaak nog steeds het commentaar bij de facsimile-uitgave uit 1979, waarin ook alle exemplaren worden besproken.Ga naar eindnoot7. Het bewuste Moskouse exemplaar, afkomstig uit het bezit van de negentiende-eeuwse boekenverzamelaar Heinrich Klemm, wiens collectie de basis vormde voor het Leipziger Boekmuseum, heb ik op 12 januari 1996 nauwelijks een uur lang kunnen bekijken, overigens voortdurend onderbroken door vriendelijke discussies met de conservatrice van de afdeling Oude Drukken van de Russische Staatsbibliotheek, mevrouw T. Dolgodrova. Er zijn helaas enkele beschadigingen en de delen (bijna alle exemplaren van dit omvangrijke boek zijn in twee delen gebonden) hebben lelijke laat-negentiende-eeuwse banden. We weten dat de druk twee staten kent: op een zeker moment tijdens de druk besloot Gutenberg de oplage te verhogen; de tekst van de al gedrukte vellen werd opnieuw gezet en gedrukt. Dat veroorzaakte varianten, onder meer in het aantal regels per kolom (per pagina is de tekst over twee kolommen verdeeld): na een aantal vellen afgedrukt te hebben, ging Gutenberg van 40 naar 42 regels over (zijn bijbel heet dan ook de B42), maar in de bijgedrukte vellen ziet men altijd 42 regels. Ook bleven de ruimten bestemd voor de opschriften boven de bijbelboeken, die de drukker in een aantal vellen in rood gedrukt had, in de tweede staat blanco, opdat de rubricator de kopjes met de hand kon inschrijven. Het eerste wat ik deed was dan ook de regels op de eerste bladzijde tellen, waarop mevrouw Dolgodrova uitriep: ‘Hoeft niet, het is de eerste staat!’. | |
[pagina 65]
| |
Dit exemplaar is in vergelijking met de 47 andere exemplaren in een aantal opzichten van belang. Het is compleet en dat zijn maar weinig van de overgeleverde exemplaren die meer dan vijf eeuwen doorstaan hebben: oude boeken hebben te lijden gehad van desinteresse, natuurgeweld, vernieling en diefstal van mooie onderdelen. Vervolgens is het op perkament gedrukt, terwijl het merendeel van de 48 exemplaren, namelijk 36 stuks, het eenvoudiger papier als drager hebben. Er zijn fraaie versierde initialen, bloemversieringen in de marges van een aantal bladzijden en kopregels in hoofdletters, alles met de hand toegevoegd. En dan is dit exemplaar het enige - afgezien van een enkel plaatje in een ander exemplaar - dat van miniaturen voorzien is; het zijn er ca. 250 en ze zijn bijna allemaal in de benedenmarge geplaatst. Of de versieringen en miniaturen werkelijk een Brugse stijl vertegenwoordigen, zoals in de vakliteratuur wordt gezegdGa naar eindnoot8., kan een gespecialiseerde kunsthistoricus beter beoordelen dan ik; mogelijk zijn ze pas na geruime tijd ingeschilderd; in ieder geval is een groot aantal versieringen en miniaturen in de negentiende eeuw bijgewerkt. Misschien wel het belangrijkste aspect van dit exemplaar ligt in de handgeschreven datering ‘1453’ die zich onderaan de laatste bladzijde van het eerste deel bevindt, aan het einde van de Psalmen, een datering die uiteraard voor de oorlog al bekend was en die veel opzien heeft gebaard. De Gutenberg-bijbel is immers niet gedateerd. De rubricator van het perkamenten exemplaar in de Bibliothèque Nationale in Parijs dateerde de afsluiting van zijn werk ‘24 augustus 1456’ en op grond hiervan nam men aan dat de voltooiing van de druk van de Bijbel in 1455-'56 plaatsvond. Daarnaast kunnen wij uit een akte met betrekking tot een proces tussen Johannes Gutenberg en zijn financier Johannes Fust concluderen, dat deze laatste, omdat de drukker niet aan zijn financiële verplichtingen kon voldoen, niet lang na de eerste maanden van 1455 het bezit verkreeg van de gemeenschappelijke drukkerij die hij met de uitvinder dreef. Hieruit kwam het romantische beeld naar voren van het bedrogen genie: vlak vóór de voltooiing van het eerste grote produkt van de uitvinding van het drukken met losse letters zette het kapitaal de geest opzij en ging er met de financiële vruchten van door. Wie dit tragische beeld van Gutenberg aanhangt, zal de datum ‘1453’ als vals beschouwen, zoals de Russische Staatsbibliotheek dan ook doet. Dit beeld werd echter aangetast toen in 1982 een brief bekend werd die de humanist en diplomaat Piccolomini (de latere paus Pius ii) in maart 1455 schreef, waarin deze meldt dat hij weliswaar slechts een aantal losse katernen (meestal tien in elkaar geschoven éénmaal gevouwen vellen) van bijbelboeken gezien heeft, maar dat hem verzekerd is dat de hele bijbel voltooid is.Ga naar eindnoot9. (In feite was deze opmerkelijke brief al eerder gepubliceerd, in 1947; was deze publicatie eerder tot de boekhistorici doorgedrongen dan had hen dat honderden bladzijden - achteraf gezien - vruchteloze bespiegelingen bespaard: in de geschiedwetenschappen kan het opduiken van één document tientallen hypotheses wegvagen). De inscriptie ‘1453’ in het Moskouse exemplaar beschouw ik vooralsnog niet als een vervalsing, al is ook hier verder onderzoek gewenst (alleen een analyse van de samenstelling van de inkt kan hier uitsluitsel geven). Al voor de oorlog is opgemerkt dat de hiervoor gebruikte inkt afwijkt van die van de rubricator en van de illuminator; hij zal dan wel van een bezitter afkomstig zijn. Het jaartal kan er in datzelfde jaar meteen na ontvangst in geschreven zijn; had iemand enkele tientallen jaren later zijn mening over de voltooiing van de druk willen noteren, dan was daarvoor de eerste of de laatste bladzijde van het héle boek de aangewezen plaats; ook om deze reden geloof ik niet dat er van een vervalsing sprake is. Wij weten dat de vellen van de B42 niet in de gewone numerieke volgorde zijn gezet en gedrukt: men neemt wel aan dat bij het voltooien van het Boek der Psalmen de bijbel al grotendeels gedrukt was.Ga naar eindnoot10. Maar wie 1453 accepteert als de datum van het gereedkomen van zowat de gehele bijbel, kan niet verklaren dat Piccolomini een jaar later, eind 1454/begin 1455, slechts enkele katernen kon zien.Ga naar eindnoot11. Nu vormen de Psalmen in één opzicht een uitzondering in dit Moskouse exemplaar van de B42: dragen alle bladzijden een door de rubricator geschreven kopregel, bij de Psalmen constateerde ik dat die ontbreekt. Al weten we dat de Psalmen in bijbels ook in uiterlijk opzicht een bijzondere plaats innemen, toch vraag ik me af of het hier geen losse katernen geweest kunnen zijn van het soort dat Piccolomini gezien heeft. Ik opteer dan voor de mogelijkheid dat de datering 1453 alleen het Boek der Psalmen betreft. Deze | |
[pagina 66]
| |
interpretatie van de datum 1453 houdt in dat er overeenstemming is met de gegevens die Piccolomini geeft: de Bijbel kan dan begin 1455 gereed gekomen zijn, nog voor de breuk met Fust. Het plan is dat de Russische Staatsbibliotheek de boekenschat uit Leipzig tentoon zal stellen, niet alleen de Gutenbergbijbel maar ook andere oude drukken en handschriften, tezamen een 150 boeken. Er komt een wetenschappelijke catalogus, terwijl een uitvoerige beschrijving van de B42 naar een Duits vaktijdschrift (het Gutenberg-Jahrbuch) is gezonden. Zal men dit exemplaar (en dat andere in de Lomonosov-Universiteit) ooit retourneren? Ik merk de laatste jaren een verharding in het Russische standpunt met betrekking tot de teruggave van oorlogsbuit. Ook al wordt deze Gutenberg-bijbel dan waarschijnlijk niet naar Leipzig teruggestuurd, hij is door al de hier genoemde activiteiten in ieder geval weer aan de wetenschap teruggegeven. |
|