De Boekenwereld. Jaargang 12
(1995-1996)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 274]
| |
Antiquarische belevenissen II
De belevenissen van een antiquaar spelen zich dikwijls af op zolders en in magazijnen. Daar worden in bestofte en duistere hoeken de verhalen geboren en worden soms goede zaken gedaan, niet zelden zaken met een ietwat mysterieuze achtergrond. De antiquaar waant zich soms op de set van de beroemde film Gaslight (George Cukor 1944, met
| |
[pagina 275]
| |
ging, hebben we van Meinsma nooit een aparte aanbieding gemaakt. De verkoop vlotte uitstekend, onder handhaving van de mythe ‘zeldzaam en gezocht’. Toen we er op uitgekeken waren, gingen de laatste 40 of 50 exemplaren naar Bob de Graaf in Nieuwkoop, die zich zojuist zelfstandig had gevestigd en als specialisme bibliografie voerde. De zolder behield onze interesse: we zijn er nog vele malen teruggeweest. Niet alleen 's-Gravenhage, ook Amsterdam bergt enkele interessante zolders, zoals bleek. Bij het inkopen was ons op een gegeven moment een partij opgevallen waarin zich een vrij groot aantal negentiende-eeuwse kinderboeken bevond. Onze ervaring leerde dat het boeken waren die niet vaak voorkwamen, en zoals wij zouden zeggen, het waren leuke boekjes. Ze werden dan ook veel besteld, maar we konden er uiteindelijk slechts één klant mee tevreden stellen die ze allemáál wilde hebben. Dat was mr. C.F. van Veen, uit Amsterdam. De boekjes bleken alle door één en dezelfde uitgeverij uitgegeven. Na raadpleging van het Adresboek voor den boekhandel bleek deze uitgever nog te bestaan. Het was de firma Vlieger, hoek Amstel/Halvemaansteeg in Amsterdam. Omdat we regelmatig in die contreien vertoefden, kenden we de zaak wel, zij het als boekwinkel. Maar het zou nooit bij ons opgekomen zijn daar een bezoek aan te brengen. Er was kort gezegd niets uitnodigends aan, de zaak was in onze ogen een slaperig geval. In zeker opzicht was dat ook zo, maar gelijkvloers werd er in ieder geval hard gewerkt in de goed voorziene boekhandel, waar ook kantoorartikelen, pennen en papier verkocht werden. Toen we enige tijd later Amsterdam weer eens bezochten en via de Amstelbrug naar het centrum reden, kwamen we vanzelf langs Boekhandel J.C. Vlieger... Stop! Waarom zouden we niet eens vragen of bepaalde titels nog in voorraad waren? En jawel hoor. Van de vijf opgegeven titels kwamen er drie tevoorschijn uit een achterafje in de winkel. De andere twee waren vermoedelijk ook nog wel ergens, maar dan moesten we over enige tijd nog maar eens terugkomen. En dat deden we. We werden hoogstwaarschijnlijk door de eigenaar zelf te woord gestaan die zinspeelde op boeken waar in geen jaren iemand nog naar omgekeken had en die vredig waren ingedut op een zolder waar niemand ooit kwam. Op zo'n moment gaat er een lichtje branden. We vroegen of we die zolder eens mochten zien. Dat was goed, mits we niet tegen de meer dan 40 treden opzagen. We gingen naar boven... naar de zolder... de boeken, ze lagen er in volle rust, zonder uitzondering onder een grijs laken van een millimeters dikke laag stof. Bij de minste geringste aanraking konden we elkaar al niet meer zien door de stofwolken die opdwarrelden. Maar dat kon ons niet deren, want wat we zagen waren geen tientallen, maar honderden negentiende-eeuwse kinderboeken, die na het verwijderen van de stoflaag ‘als nieuw’ konden heten. De betovering van dit alles laat zich moeilijk in woorden vatten. Ineens is daar de prins, die met een kus alles tot leven wekt... Tot diep in de avond zijn we daar aan het pionieren geweest, het leek wel een
Aanbiedingsfolder van J. Vlieger (pp-documentatie J. Vlieger, Bibliotheek van de kvb, Amsterdam).
| |
[pagina 276]
| |
grote schoonmaak. De ene wolk na de andere stoof op, en steeds kwamen weer nieuwe titels tevoorschijn... het hield niet op. Toen uiteindelijk de koop van enige honderden exemplaren was gesloten, zagen we eruit als kolensjouwers en konden we nog maar nauwelijks adem halen. Op enige boeken van vóór 1850 na, bestond de voorraad uit kinderboeken uit de tweede helft van de negentiende eeuw. In de eerste helft van de daaropvolgende eeuw was daar totaal geen belangstelling meer voor. De diepe slaap en de lagen stof waren dus wel verklaarbaar. Maar zo langzamerhand was de interesse voor kinderboeken op gang gekomen en werden er door sommigen grote verzamelingen aangelegd, onder anderen door mr. C.F. van Veen, die ons herhaaldelijk bezocht ‘in gezelschap’ van zijn officiersstokje, vermoedelijk een tic overgehouden uit zijn militaire loopbaan.Ga naar eind1. We kwamen nog verschillende keren terug bij Vlieger op zolder, en dat was telkens een feest. Maar op een gegeven moment troffen we de zolder leeg aan! Collega's hadden er lucht van gekregen en een kongsie onder leiding van Bram van der Meer had alles gekocht. Dit betekende het einde van het ‘vliegeren’ zoals wij de gang naar de zolder hadden genoemd. In de vorige aflevering van ‘Antiquarische belevenissen’ (De Boekenwereld 11 (1995), p. 214-221) vertelde ik over de vondst van de Bilderdijk-brieven in Wenen, in 1953. Dat verhaal kreeg een vervolg in diezelfde stad een jaar later. Bij de Weense collega-antiquaren waren de Hollanders graaggeziene gasten. Er werd over de wederzijdse handel
Etalage van Gijsbers & Van Loon te Arnhem (collectie G.W. Gijsbers, Arnhem).
veel gesproken en de geruchten drongen op die manier ook door tot in Wenen wonende Hollanders. Eén van hen was de civiel-ingenieur Verhellouw, uit Delft, een specialist in olie-techniek. Hij nodigde ons via Buchhandlung Alois Reichmann uit om bij hem naar een partij Nederlandstalige boeken te komen kijken, deze te taxeren en eventueel aan te kopen. Verhellouw woonde in de Russische zône, Wien iv. De ingang en de deur van zijn appartement had hij met rood-wit-blauwe vlaggen behangen, de rest was oranje geschilderd. Op de deur hing een groot bord met de aanduiding in het Duits en in het Russisch dat hier een Hollander zijn intrek had genomen. Of dit alles hem geholpen heeft, weten wij niet. We werden in ieder geval niet gestoord en de koop werd gesloten. Hiermee is het verhaal uit... totdat we jaren later een catalogus ontvingen van Antiquariaat V.A. Heck, Kärntnerring 12, Wien i, waarin de boeken werden aangeboden uit de nalatenschap van ir. Verhellouw. Dit bood op zichzelf geen bijzonderheden, noch wat de kwaliteit, noch wat het aantal betrof. Het wonder bevond zich op de laatste bladzijde. Daar stond in een speciaal omlijnd kader een tekst waarin en bloc een uitgebreide verzameling boeken, tekeningen, litho's, curiosa, etc. etc. van Alexander VerHuell (1822-1904) werd aangeboden, niet in detail beschreven, maar wel zodanig gesteld dat de exclusiviteit opviel. Snelheid was nu geboden, de volgende handelingen vonden als in een reflex plaats: allereerst Heek gebeld. De verzameling was nog beschikbaar en wij reserveer- | |
[pagina 277]
| |
den hem. Daarna mr. K. Schaap gebeld, directeur van de Openbare Bibliotheek te Arnhem en tevens gemeente-archivaris aldaar. VerHuell had bijna zijn hele leven in Arnhem gewoond. Schaap kwam ‘als een haas’ naar de zaak, las de aanbieding, pakte de telefoon, bestelde een vliegreis naar Wenen... en verdween op weg naar Schiphol. Nog diezelfde dag was de verzameling eigendom geworden van de gemeente Arnhem. Het is onduidelijk hoe de verzameling bij Verhellouw terechtgekomen was. Dat hij de oorspronkelijke eigenaar ervan was, lijkt niet waarschijnlijk want de collectie werd in 1900 ook al in zijn geheel door P. Gouda Quint aangeboden in een speciale catalogus, èn verkocht. Mogelijk dacht Verhellouw in A. VerHuell een negentiende-eeuwse voorzaat te zien. Wel was het vreemd dat hij destijds tegenover ons met geen woord over de collectie had gerept; wij waren totaal onkundig van dit feit. Twee jubilea brachten deze geschiedenis weer in herinnering, namelijk de herdenking van 750 jaar Stadsrechten van Arnhem met onder meer de uitgave Arnhem. Elf facetten uit de 19e en de 20e eeuw (Zutphen 1983) en het 250-jarig bestaan van de uitgeverij Gouda Quint dat in 1989 luister bijgezet werd met het boek De lezer tot gemak en mij tot voordeel. Een Arnhems uitgevershuis 1739-1989 (Arnhem 1989), door W. Coster en H.D. van der Staak. De verzameling van VerHuell wordt daarin genoemd, evenals de ‘omzwervingen door Polen en Oostenrijk’. De naam van ir. Verhellouw kan daar dus aan worden toegevoegd. Wenen was omstreeks 1900 natuurlijk een heel andere stad dan na de Tweede Wereldoorlog. Rond de eeuwwisseling oefende een zekere Josefine Mutzenbacher in het centrum van die stad het oudste beroep ter wereld uit. Het bleef niet alleen bij oefenen, zij had daarnaast een zekere vaardigheid met de pen en vereeuwigde op deze wijze de meest pikante en opwindende taferelen uit haar bestaan.Ga naar eind2. Onder de titel Geschichte einer Wienerischen Dirne verscheen omstreeks 1910 een onaanzienlijk boekje in klein-octavo, dat spoedig moest worden gerangschikt onder de ‘Pornografie’, en in de meeste landen van Europa op de lijst van verboden boeken terechtkwam. In bepaalde kringen was dit genre zeer bekend en zeer gezocht. Flinke bedragen werden voor dergelijke Schund betaald en altijd van onder de toonbank.
Interieur van Gijsbers & Van Loon te Arnhem (collectie G.W. Gijsbers, Arnhem).
Josefines faam drong eveneens in Nederland door en haar boekje stond ook hier op de lijst van verboden lectuur. Twee inspecteurs van de zedenpolitie waren belast met het opsporen van pornografische lectuur, terwijl de boekhandelaar op zijn beurt verplicht was uitgaven op dit gebied in te leveren. Zo was dat in de jaren '50, toen totaal andere en veel strengere normen golden, die je bij overtreding de kop konden kosten. Ten einde geen argwaan te wekken, werden deze obscure boekjes meestal op onooglijke wijze uitgegeven. Het duurde dan ook even alvorens het tot ons doordrong iets dergelijks te hebben ingekocht bij een overigens fraaie partij boeken. Bij het uitprijzen kreeg ik het boekje in handen en stelde bij het opslaan van een willekeurige bladzijde vast, dat de engeltjes opgetogen in bed lagen te zingen. Verder lezende, bleef het niet bij zingen terwijl enige regels later de toon reeds was gezet. Determinatie was overbodig en de bekende inspecteurs werden gebeld. We legden het boekje vast klaar op een stapeltje om het in te kunnen leveren, niet vermoedende dat het op mysterieuze wijze zou verdwijnen. Op die maandagmorgen kwamen er, als gebruikelijk, weinig kopers in de zaak. Het merendeel bestond uit goede bekenden, bevriende relaties, waaronder een architect uit de regio die ons bij de voornaam placht te noemen. Hij scharrelde wat rond | |
[pagina 278]
| |
in de winkel, vond een hem passend boek in kwarto-formaat, stak het bij het verlaten van de zaak omhoog met het verzoek om het voor hem te noteren. Oké! Enige tijd later begroetten we met enige spot de beide zedelijkheidsapostelen... gaan naar de stapel... en Mutzenbacher is onvindbaar! Wat nu? We lieten iedereen die die morgen in de zaak geweest was de revue passeren en kwamen op zeker moment tot de conclusie dat het onze vriend geweest moest zijn, die Josefine heimelijk en verborgen achter het kwarto-boek de winkel uitgesmokkeld had. Maar we konden het ons nauwelijks voorstellen en waren bang een flater te slaan. Een hachelijke zaak dus! De inspecteurs beschikten, zo zeiden ze, over een rechercheur die geknipt was voor dit soort zaakjes. We gaven onze toestemming tot onderzoek, onder voorwaarde dat het voor de betrokken persoon geen maatschappelijke gevolgen zou krijgen, want er was voor hem een gunstig perspectief op een bestuurlijke functie in de gemeente. Die voorwaarde werd, entrenous, geaccepteerd en de rechercheur ging op pad. Het eerste contact ging met een glasharde ontkenning gepaard, waarna de rechercheur handelend optrad en zei dat hij het dan wel even binnen zou gaan ophalen. ‘Nee, niet doen! Hier is het boekje’. Zo viel onze vriend door de mand voor een pornografisch prul, waarvan heden ten dage nog nadrukken verschijnen in luxeopmaak.
Werkzaamheden bij Gijsbers & Van Loon te Arnhem (collectie G.W. Gijsbers, Arnhem).
Maar Josefine was terecht, de vriend kwam in zijn functie; het kwarto-boek werd overigens nooit betaald. Als het goed is, moet de Geschichte nog steeds aanwezig zijn in de Bibliotheek van de Gemeentepolitie Arnhem, afd. Zedenpolitie. Een van onze zonderlingste klanten was A.P.M. de Kluys met zijn enorme verzameling, waarover ik in de vorige ‘Antiquarische belevenissen’ schreef. Vergelijkbaar was de boekerij van H.R. Nikkels, een Hoofdonderwijzer in de gemeente Tubbergen, met wie we in 1952 kennismaakten. De ontmoeting was in tegenstelling tot die met De Kluys eenmalig, maar de indruk die ze naliet was soortgelijk. Ook hier boeken, boeken en nog eens boeken, van de kelder tot het topje van het dak. Een collega uit Leiden, die ons regelmatig bezocht maakte ons op deze boekerij attent. Na gedane zaken, haalde hij een brief uit zijn portefeuille waarin op zeer beknopte wijze een aantal interessante boeken werd aangeboden, met de toevoeging: ‘enz. enz. enz.’ De boeken lagen buiten zijn interessegebied, en bovendien had hij helemaal geen zin om naar Tubbergen te rijden, ‘dat daar ergens achter in Overijssel ligt.’ Als wij er iets in zagen, konden we de brief krijgen. Zo geschiedde. Na zijn vertrek - de middag was al flink gevorderd - namen we vliegensvlug contact op met de aanbieder, dat was de zoon van H.R. Nikkels, die in Tubbergen dierenarts was. Nog | |
[pagina 279]
| |
diezelfde avond konden we komen. Die snelheid van handelen kwam voort uit het voorgevoel dat daar iets moest zitten. De woordjes ‘enz. enz. enz.’ versterkten dat nog eens. Een autoritje naar Tubbergen was in die tijd bepaald geen pretje, maar we werden rijkelijk beloond. Het karakter van de boekerij zou men, gelet op Nikkels beroep, ‘belerend’ kunnen noemen. De Hoofdonderwijzer was vroeger immers de vraagbaak en allesweter in de dorpsgemeenschap. Hij adviseerde en schreef ook brieven voor de minder-geletterden. Nikkels verzameling ademde een vrijzinnige geest, met belangstelling voor alles wat leeft en groeit. Voor zover ik me kan herinneren waren bijvoorbeeld alle uitgaven van de Wereldbibliotheek hier aanwezig. Verder had Nikkels danig geprofiteerd van de enorme inflatie in Duitsland rond 1923. Grote Duitse standaardwerken waaronder Brehms Tierleben kon men toen tegen kleine prijsjes aanschaffen, ook had hij de ‘Klassiker’ compleet, en geschiedwerken in meerdere delen. Opvallend was de grote hoeveelheid roest-pulver die uit sommige series tevoorschijn kwam. De katerns werden in die tijd voorzien van een flink aantal nietjes. Sporadisch troffen we er Engelse en Franstalige boeken aan, ook enkele specifieke werken over pedagogie en psychologie. De plaatselijke geschiedenis was daarentegen goed vertegenwoordigd, terwijl ook de rest van het land niet ontbrak met grote series zoals de provincieplaatwerken van Loosjes, Moes & Sluytermans Nederlandsche kasteelen en hun historie (Amsterdam 1912-1915; in de jaren '30 notabene verramsjt voor f12,50 per drie delen!). Tubbergen bleek helemaal geen troosteloze uithoek, voor wie de moeite nam in het landelijke tafereel dit huis, volgepropt met boeken, te bekijken. Met twee grote vrachtwagens werden de boeken naar Arnhem vervoerd. Onder het motto ‘onderzoekt alles en behoudt het goede’, konden we een flinke provisie verstrekken en waren alle partijen tevreden. Lang niet iedereen is het eens met het gezegde van Erasmus: ‘een leven zonder boeken is onleefbaar’. Als boekenman stem ik daar direct mee in, maar het kan ook anders uitpakken. Boeken spelen bijvoorbeeld vaker dan men denkt een dominante rol in maatschappelijke verhoudingen. De verhouding man/vrouw wordt door het boek soms zwaar op de proef gesteld. De gedachte aan verkwisting, onnodige luxe of stofnesten is er bij sommige vrouwen de oorzaak van dat boeken in huis niet welkom zijn. Listige mannen hebben derhalve methoden bedacht om die vrouwelijke klip te omzeilen door hun boeken langs verholen wegen in huis te smokkelen of te verbergen. Eén van hen was een zekere heer Bl., die in de ban geraakt was van de astrologie. Wanneer hij boeken op dit gebied gekocht had, moesten ze elk afzonderlijk en stevig in welkarton en kraftpapier ingepakt worden. Wij vonden dat natuurlijk wel raar, maar vroegen nooit waarom. Alsmaar nieuwsgieriger geworden, informeerden we uiteindelijk naar de reden daarvan. Hij vertelde dat er altijd echtelijke ruzie ontstond, wanneer hij met dergelijke boeken thuiskwam. Om dit te vermijden bracht hij ze in het kolenhok. Des avonds laat, als zijn vrouw reeds naar bed was en hij de kachel moest bijvullen, werd telkens één boek per kolenkit naar boven gebracht, uitgepakt en heimelijk in de kast geplaatst. Daar de meeste astrologische boeken niet zo omvangrijk zijn, viel dit niet op. Zijn vrouw is er nooit achtergekomen! Wat had er kunnen gebeuren als zij er wel achter kwam? Ook daarvan een voorbeeld. Op zekere dag kwam onze overbuurvrouw aanbellen en overhandigde mij een deel uit de sagenen legendenserie van Thieme (Sagen van West-Indië). Zij verontschuldigde zich met de woorden: ‘hier is het geleende boek terug. Mijn man was het totaal vergeten.’ Hij had het boek notabene enige maanden geleden bij ons gekocht! Prijzig als dit soort boeken is, had hij niet de moed gehad het aan zijn vrouw te laten zien. Toen hij na enige weken tijd gevonden had erin te lezen, had zijn vrouw nieuwsgierig opgemerkt: ‘hoe kom je aan dat boek?’... ‘oh... geleend van de overbuurman.’ Het lukt niet iedereen om zich op deze manier uit de nesten te werken, stofnesten welteverstaan. Enkele uren nadat we ongeveer twintig romans van een bepaald genre hadden verkocht aan onze accountant, kwam hij ze spoorslags terugbrengen, nog enigszins wit van de schrik. Hij wilde de lectuur op een wat verborgen plek in zijn kantoor opbergen, maar werd daarbij op heterdaad betrapt door zijn vrouw. Het gefrommel bij de auto en het wat rare gedrag van haar man had achterdocht gewekt, en daarom ging ze maar eens op onderzoek uit. In een huis waar alleen maar gestoft, gepoetst en gezogen werd, waren boeken voor altijd verbannen. De vrouw ontplofte | |
[pagina 280]
| |
bijkans van woede toen ze die grote partij ‘stofnesten’ in het kantoor ontwaarde, en ze gaf bevel die ongezonde dingen onmiddellijk terug te brengen. De heer des huizes had geen enkel verweer en droop af als een geslagen hond, waarbij hem de boeken als 't ware nagesmeten werden. Wie zegt daar iets van ‘onder de plak’? En toch zag deze man kans daar te zijner tijd aan te ontsnappen, want hij had een geheime liefde in een ver land! Als het gaat om boeken-anekdotes zou het een wonder zijn als de grote verzamelaar Bosscha eens niet om de hoek kwam kijken.Ga naar eind3. Terloops had onze vriend al eens opgemerkt dat zijn oude, trouwe huishoudster de laatste tijd een bepaalde tegenzin had getoond ten aanzien van zijn verzameling boeken, en hem zelfs het advies had gegeven aankopen in het vervolg maar achterwege te laten. Nu was Bosscha geen man die tegenstand bood of ruzie zocht, waardoor de huishoudster een groot overwicht had in de dagelijkse gang van zaken. Van Bosscha mocht ze deze dictatoriale macht uitoefenen, maar van zijn boeken moest ze afblijven - alhoewel dit natuurlijk niet onder woorden werd gebracht. Als boosdoener werd ik aangewezen, want daar ik slechts enkele honderden meters van Bosscha afwoonde, werden de boeken aan huis bezorgd. Later vernam ik van Bosscha, dat ook de postbode soms op een bijzonder vijandige wijze werd afgepoeierd. De emoties liepen tenslotte zo hoog op, dat ik op een gegeven moment de deur gewezen werd met de toevoeging dat ze zulke rommel niet meer in huis wenste toe te laten. Voor de een is de antiquaar een zegen, maar voor sommige anderen een boeman. |
|