De Boekenwereld. Jaargang 11
(1994-1995)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Bij de voorplaat
| |
[pagina 155]
| |
gevel een steen geplaatst met het uitgeversmerk van hun vader Hendrik Wetstein: een wet- of slijpsteen, waarop een vijl wordt geslepen.Ga naar eindnoot6. Daarboven werd over de volle breedte van het pand het volgende chronogram (tijdvers) aangebracht: DVM terItVr Cos, LIteratIs VsVI et LIterIs prosIt bonIs (Terwijl de slijpsteen verslijt, moge hij tevens tot nut strekken voor de geleerden en de schone letteren). De hier kapitaal gedrukte letters vormen, wanneer ze bij elkaar worden opgeteld, tezamen het jaar van de verbouwing: 1728. Van die situatie bestaan, voor zover bekend, geen afbeeldingen. Alleen de gevelsteen, die het onderschrift de wetsteen en de datering 1728 draagt, is bewaard gebleven. Deze ligt opgeslagen in één van de depots van het Rijksmuseum te Amsterdam. Ook het drukkersmerk van Hendrik Wetstein bevat een wetsteen, waarop een vijl of een bijtel geslepen wordt. Daarboven staat de spreuk: Terar, dum prosim (Ik mag verslijten, als ik maar van nut ben).Ga naar eindnoot7. Zijn zoons voerden een soortgelijk drukkersmerk. In 1742, na de dood van Rudolf Wetstein (1679-1742), werden het huis en twee woningen aan de Jonge Roelensteeg voor f 28.000,- gekocht door Isaak Tirion (1705-1765), een boekhandelaar en uitgever, die voordien op de Nieuwendijk bij de Dam woonde.Ga naar eindnoot8. Op het gevelbord, boven de ingang van zijn zaak, die ‘In Hugo de Groot’ heette, prijkte in een cartouche de beeltenis van deze zeventiende-eeuwse rechtsgeleerde, met in zijn linkerhand een boek. Aan weerszijden van hem liggen op de plint twee sfinxen en daarboven bevinden zich twee putti van wie de linker een opengeslagen boek in de hand houdt en de rechter in elke hand een tampon, waarmee het zetsel wordt geïnkt. Bovenop de cartouche liggen
Gevelsteen met in het medaillon een wet- of slijpsteen waarop een vijl wordt geslepen.
Deze steen werd in 1728 in opdracht van de gebroeders Wetstein boven de voordeur van het pand Kalverstraat 10 ingemetseld (collectie Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, Amsterdam). drie boeken.Ga naar eindnoot9. Na aankoop van het pand in de Kalverstraat nam Tirion dit gevelbord mee naar zijn nieuwe zaak, waar het boven de voordeur kwam te hangen, terwijl hij de gevelsteen van Wetstein liet verplaatsen naar de gevel van een van de huizen aan de Jonge Roelensteeg. Vrijwel dezelfde voorstelling met Grotius is ook in enkele van
Het uitgeversmerk van Jacob Wetstein (in een uitgave uit 1743) dat enigszins geïnspireerd is op het gevelbord van Isaac Tirion met het borstbeeld van Hugo Grotius (documentatie Wetstein, Prospectussen- & Personalia-Archief van de Bibliotheek van de Koninklijke Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels, Amsterdam).
Tirions uitgaven als drukkersmerk terug te vinden. Merkwaardigerwijs maakte Hermanus de Wit (1736-1770) in zijn Naam-Register van veele Capitaale- net-Geconditioneerde Nederduitsche en eenige Latynsche en Fransche Boeken..., Amsterdam 1763-1766, gebruik van een drukkersmerk, ontworpen en gegraveerd door J.C. Philips, dat dezelfde voorstelling heeft. De zaak van De Wit was gevestigd op de ‘hoek van de Voorburgwal en Molsteeg’ en heette evenals die van Isaac Tirion ‘In Hugo Grotius’.Ga naar eindnoot10. Het is mogelijk dat De Wit indertijd het pand van Tirion bij de Dam had overgenomen, waardoor beide zaken ‘In Hugo Grotius’ heetten. In 1769 werd de uitgever Gerrit de Groot eigenaar van het pand aan de Kalverstraat en de erachter gelegen woningen aan de Jonge Roelensteeg. Na zijn dood in 1771 werden de twee kinderen, Jan en Grietje de Groot, bij testament van de weduwe van Gerrit de Groot, mede-eigenaar. In 1780 scheidden zij de onroerende goederen van hun moeder en werd Jan de Groot (1733-1801) eigenaar van het huis aan de Kalverstraat en de twee panden in de Jonge Roelensteeg. Van het jaar vóór deze verdeling dateert het schilderij van Isaak Ouwater (1748-1793).Ga naar eindnoot11. Dit is nauwkeurig gedateerd: 25 oktober 1779. Boven de voordeur hing een bord met de woorden:’ Hier wordt | |
[pagina 156]
| |
gecollecteerd voor [de] Generaliteitsloterij' (d.w.z. men kon er loten kopen). Van hetzelfde schilderij zijn twee nauwkeurige getekende kopieën gemaakt. Op het ene blad zijn de figuren vrijwel identiek aan die op het schilderij, op het andere zijn nog slechts enkele figuren overgebleven. Beide tekeningen zijn rechtsonder gesigneerd en gedateerd met: ‘n Ik Ouwater 25-10-1779’. Op het schilderij ontbreekt de n. Boven de toegang tot het souterrain zijn nog juist enkele woorden te lezen: ‘De... Tesschelsche... Te V..’. Boven de deur van het pand links, dat bewoond werd door B.H. Mortsy (of Mortzij) is te lezen: ‘De Graaf van Holland’. In de woning rechts is een gevelsteen ingemetseld met het onderschrift: ‘'t hof van holland’. De panden aan weerszijden van de zaak van Jan de Groot waren indertijd logementen. Het linker werd in de zeventiende eeuw gedreven door de schilder Aert van der Neer. Het schilderij en de twee tekeningen zijn gemaakt in opdracht van Jan de Groot die niet alleen boekhandelaar maar ook een belangrijk verzamelaar van schilderijen, tekeningen en prenten was. Zijn verzameling bestond voor een belangrijk deel uit eigentijdse meesters. Zelf werd hij met zijn dochtertje en een huisgenote in 1777 geportretteerd
Frans Blancard (toegeschreven), gevelbord met het borstbeeld van Hugo de Groot, dat in 1742 door de boekhandelaar Isaac Tirion werd aangebracht boven de ingang van het pand aan de Kalverstraat (thans nr. 10) te Amsterdam. Bruikleen Koninklijk Oudheidkundig Genootschap aan het Rijksmuseum, Amsterdam.
door Hendrik Pothoven (1726-1807).Ga naar eindnoot12. In het dagboek dat Jacque Ernest baron van Knuth bijhield tijdens een reis door Holland in oktober 1780, schrijft Van Knuth dat hij de boekhandelaar Jan de Groot bezocht om zijn verzameling schilderijen te bekijken. ‘Daaronder bevonden zich vooral vele stukken van Ouwater, een Amsterdamschen landschapschilder, die de plaatselijke omgeving voortreffelijk weet af te malen.,.’.Ga naar eindnoot13. Enkele jaren na de dood van De Groot, in 1801, is de kunstcollectie geveild.Ga naar eindnoot14. Het schilderij en de twee tekeningen van het pand Kalverstraat 10 zijn tot ca. 1920 in het bezit gebleven van de familie. In 1876 was het schilderij te zien op de grote Historische Tentoonstelling van Amsterdam die gehouden werd in de zomer van 1876.Ga naar eindnoot15. Het doek maakte toen deel uit van de kunstverzameling van J.G. de Groot Jamin jr. (1842-1920), wiens collectie in 1922 bij Frederik Muller & Cie onder de hamer kwam. Een deel van zijn tekeningen had hij gelegateerd aan het Rijksprentenkabinet. Tot deze nalatenschap behoorden ook de twee tekeningen van de zaak van Jan de Groot. Het schilderij kwam in het bezit van kunsthandel J.S. Spijer & Zonen die toen gevestigd was in het pand Kalverstraat 10. Later werd het doek verworven door W.J.R. Dreesmann. Na zijn | |
[pagina 157]
| |
Isaak Ouwater, De boekhandel en het loterijkantoor van Jan de Groot in de Kalverstraat te Amsterdam, 25 oktober 1779. Olieverf op doek, 38,5 × 33,5 cm (collectie Rijksmuseum, Amsterdam).
Kopie naar Isaak Ouwater, De boekhandel en het loterijkantoor van Jan de Groot in de Kalverstraat te Amsterdam, 25 oktober 1779. Aquarel en gou ache, 288 × 210 mm. Rechts: Kopie naar Isaak Ouwater, De boekhandel en het loterijkantoor van Jan de Groot in de Kalverstraat te Amsterdam, 25 oktober 1779. Aquarel en gouache, 288 × 210 mm (beide collectie Rijksprentenkabinet, Amsterdam).
| |
[pagina 158]
| |
dood kon het in 1960 worden aangekocht door het Rijksmuseum.Ga naar eindnoot16. In 1790 werden het voor- en achterhuis verkocht aan de boekhandelaar Pieter den Hengst. Deze handelde onder meer in gereformeerde en lutherse bijbels en psalmboeken, getuige een door hem uitgegeven prijslijst.Ga naar eindnoot17.
Het uitgeversmerk van Hermanus de Wit dat geheel overeenkomt met het gevelbord dat Isaac Tirion boven de ingang van zijn zaak had hangen. Dit prentje is gemaakt door J.C. Philips, 1763. (documentatie Hermanus de Wit, Prospectussen- & Personalia-Archief van de Bibliotheek van de Koninklijke Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels, Amsterdam.
Het uitgeversmerk van Isaak Tirion dat overeenkomt met het bord dat sinds 1728 boven de ingang van het pand Kalverstraat 10 hing. Deze anonieme houtsnede is te vinden in het vijfde deel van de door Tirion uitgegeven Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, Amsterdam 1844 (exemplaar Bibliotheek Rijksmuseum, Amsterdam).
In 1832 werd de zaak aan de Kalverstraat gekocht door Johannes Müller.Ga naar eindnoot18. Hij had zich in 1811 geassocieerd met een kleinzoon van Isaac Tirion die dezelfde voornaam had als zijn grootvader. Isaac jr. en Johannes Müller namen samen de voorraad over van F.A. Brockhaus die naar Leipzig terugkeerde. De naam van de firma luidde J. Müller & Comp. De zaak legde zich vooral toe op Duitse literatuur. In 1837 trad zijn compagnon Tirion uit zodat Müller de zaak nu zelf moest drijven. Deze boekhandel was een toevluchtsoord voor politieke vluchtelingen zoals de dichter Ferdinand Freiligrath.Ga naar eindnoot19. Frederik Muller begon zijn loopbaan als boekhandelaar bij zijn oom Johannes.Ga naar eindnoot20. Hij werkte hier van 1834 tot 1840. Hij genoot van de internationale klandizie en moest zich ook meteen bekwamen in het catalogiseren van omvangrijke collecties boeken. Toen Johannes Müller in 1853 overleed nam diens zoon, Christiaan (1824-1883), het bedrijf over. Christiaan Müller zette de zaak geheel in de traditie van zijn vader voort. Hij overleed in 1883 kinderloos en daarmee kwam een einde aan het Bibliopolium in de Kalverstraat. De boeken werden geveild en het huis verwisselde van eigenaar. De zaak werd elders in de stad voortgezet door G.R.D. van Doesburgh samen met Johan Peter Müller, de enig overgebleven broer van de overledene. De onderpui aan de Kalverstraat moest plaatsmaken voor een nieuwe. Nog juist op tijd heeft mr. S.J. Hingst het gevelbord van Isaac Tirion en de gevelsteen van de familie Wetstein laten weghalen en in 1884/1885 geschonken aan het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. Zoals te zien is op het schilderij en de tekeningen van Isaak Ouwater was het eikehouten gevelbord vroeger beschilderd. Tegenwoordig hangt het - geheel blank - in een van de zalen van de afdeling Beeldhouwkunst en Kunstnijverheid van het Rijksmuseum. De zware gevelsteen is opgeborgen in een depot en ligt daar tot nu toe vrijwel onopgemerkt. In 1884 werd op verzoek van mr. S.J. Hingst door J.D. Ebersbach (1822-1900) een tekening van het in- en het exterieur van het Bibliopolium gemaakt. De portretten in de medaillons zijn die van Johannes en Christiaan Müller, de toenmalige winkelchef G.R.D. van Doesburgh, de procuratiehouder J.M. Roos van den Berg en de winkelbedienden Hetteling, Menke en Kembeek. De interieurs aan weerskanten van de façade zijn rechts het oude kantoor aan de voorzijde van het pand en links het latere kantoor in de achterwinkel. Naar deze tekening van Ebersbach werd een houtgravure gemaakt door A. Smeeton Tilly. Deze verscheen eind 1884 in het weekblad Eigen Haard. Aan het pand Kalverstraat 10 is sinds 1884 niet veel veranderd. Alleen de karakteristieke benedenpui is vrijwel verdwenen. Op de begane grond is nu een juwelier gevestigd. De verdiepingen erboven zijn, althans wat het exterieur betreft, nog hetzelfde als ten tijde van het eens zo roemruchte Bibliopolium dat de tand des tijds niet heeft doorstaan. | |
[pagina 159]
| |
H. Pothoven, Jan de Groot en zijn dochtertje Margaretha Elisabeth de Groot, poserend voor het woonhuis aan de Keizersgracht 187, anno 1777. Aan het raam zit waarschijnlijk zijn zuster Grietje de Groot. Olieverf op doek, 62 × 56,5 cm (collectie Amsterdams Historisch Museum).
H. Pothoven, Studie voor het portret van Jan de Groot met zijn dochtertje en zijn zuster. Zwartkrijt, 289 × 221 mm (Witt Collection, Londen).
| |
[pagina 160]
| |
Boven: J.D. Ebersbach, Het Bibliopolium aan de Kalverstraat (thans nr. 10) waar achtereenvolgens de boekhandel van Johannes en Christiaan Müller was gevestigd. Deze tekening waarvan de verblijfplaats onbekend is, werd in 1884 gemaakt toen de benedenpui van het pand drastisch werd gewijzigd (foto Historisch Topografische Atlas, Gemeentelijke Archiefdienst, Amsterdam).
Onder: A. Smeeton Tilly naar J.D. Ebersbach, Het Bibliopolium aan de Kalverstraat (thans nr. 10). Houtgravure gepubliceerd in Eigen Haard (1884), p. 637 (Bibliotheek van het Rijksmuseum, Amsterdam).
|
|