De Boekenwereld. Jaargang 11
(1994-1995)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |
Claes Jansz. Visschers bijbelse prentenboeken
| |
[pagina 107]
| |
stad ook als illustraties in uitgaven van lutherse preken. Visscher drukte de blokken in 1616 opnieuw af (Bibliografie nr. 1). Zijn heruitgave is weer tekstloos, maar heeft wel een aparte titelpagina (vgl. afb. 2).Ga naar eindnoot4. Herdrukken van bijbelse prentenboeken - in 1616 voor de jonge uitgever nog maar weinig gebruikelijk - werden zo'n twintig
3. Johannes I Sadeler (gravure) & Benito Arias Montano (bijschriften), David in de grot van Adullam, 10,7 × 14cm, in: David..., Amsterdam: Claes Jansz. Visscher, 1637 (foto Prentenkabinet Leiden).
4. Idem, detail met het monogram van Johannes I Sadeler.
jaar na de Cranach-uitgave een belangrijk specialisme van Visscher. Samen met bijbelprenten die los te koop werden aangeboden, vormen ze een zwaartepunt binnen zijn uitgavenfonds. Binnen een tijdsbestek van drie jaar (1637-1639) gaf Visscher maar liefst vijf verschillende bijbelse prentenboeken uit. Deze werken - evenals de Cranach-editie herdrukken - staan centraal in dit artikel. Na een presentatie van de boeken zal ik proberen na te gaan wat Visscher ertoe bewoog dergelijke herdrukken op de markt te brengen. Wie waren de beoogde kopers en om welke redenen? Wat konden kunstenaars als Rembrandt doen met dergelijke bijbelse prentenboeken? En was het toeval dat ze gepubliceerd werden vanaf 1637, het jaar waarin de eerste editie van de Statenbijbel verscheen?Ga naar eindnoot5. | |
Het leven van David in prentenVoor het uitgeven van herdrukken van oudere prentwerken zou Visscher zich niet op Wittenberg concentreren maar op Antwerpen, niet op houtblokken maar op koperplaten. In 1637 gaf hij een herdruk uit van een prentenboekje dat meer dan 60 jaar tevoren in de Scheldestad was verschenen. Het werk is geheel gewijd aan het leven van David en bevat een serie van 48 prenten. De gravures gaan vergezeld van motto's en onderschriften, waarin telkens een deugd van David centraal staat. Deze teksten stammen van de Spaanse theoloog Benito Arias Montano, een vriend van Christoffel Plantijn die het boekje in samenwerking met de graveur en prentuitgever Philips Galle in 1575 voor het eerst op de markt bracht. Galle drukte de prenten en Plantijn het voorwerk, te weten de approbatie, het | |
[pagina 108]
| |
5. Johannes I Sadeler 81 Benito Arias Montano, David..., Amsterdam: Claes Jansz. Visscher, 1637, titelpagina (foto Prentenkabinet Leiden).
6. Pieter van der Borcht (ets) & Bernard Sellius (bijschriften), De verdrijving van Kaïn, 20 × 26,5 cm, in: Emblemata sacra, è praecipuis utriusque Testamenti historiis concinnata a Bernardo Sellio Noviomago & a Petro vander Burgio Figures aeneis elegantissimis illustrata, Amsterdam: Michiel Colijn, 1613 (foto Rijksmuseum-Stichting Amsterdam).
privilege, een opdracht van Galle aan Philips II en een voorwoord van Arias Montano in de vorm van een Latijns gedicht.Ga naar eindnoot6. De zinsnede ‘Philippo Gallaeo instruente’ in de titel heeft ertoe geleid dat de gravures tot nu toe zijn toegeschreven aan Philips Galle. Het monogram linksonder op de prent met ‘David in de grot van Adullam’ (1 Sam. 22:1-5), nr. 16 van de reeks, wijst er echter op dat niet hij maar Johannes Sadeler de graveur was (vgl. afb. 3, 4). De ontwerpen werden mogelijk getekend door Gerard van Groeningen.Ga naar eindnoot7. Visschers herdruk uit 1637 (Bibliografie nr. 2) is niet geheel identiek aan de oorspronkelijke uitgave. Visscher wijzigde de titel enigszins en vond het niet nodig de namen van Galle en Arias Montano nog te vermelden (vgl. afb. 5). Het zal niet bevreemden dat hij ook het voorwerk wegliet: wat zou hij hebben gemoeten met de approbatie en het privilege, om nog maar te zwijgen van de opdracht aan Philips II! Wel behield Visscher de motto's en de onderschriften van de prenten. Bovendien voegde hij als nr. 49 een extra prent van eenzelfde formaat toe. Voor zover bekend bleef het bij deze ene herdruk van het Antwerpse prentenboekje. Wel werd de complete David-serie - mèt de oorspronkelijke motto's en onderschriften - later opnieuw afgedrukt, vermoedelijk door Visschers zoon Nicolaes. De afgedrukte prenten werden geleverd aan de doopsgezinde dichter Jan Philipsz. Schabaelje die ze opnam in zijn bijbelse prentenboek Den Grooten Emblemata Sacra (1654).Ga naar eindnoot8. | |
Twee prentenreeksen van Pieter van der BorchtDe David-reeks was niet de enige uitgave van het Plantijnse Huis die door Claes Jansz. herdrukt werd. In 1639 gaf hij twee bijbelse prentenboeken uit met etsen van | |
[pagina 109]
| |
Pieter van der Borcht, de Vlaamse prentkunstenaar die tot de belangrijkste illustrators in dienst van Plantijn kan worden gerekend. In opdracht van de aartsdrukker had Van der Borcht twee reeksen bijbelse voorstellingen vervaardigd. Deze werden elk afzonderlijk gepubliceerd, en wel in Leiden waar Plantijn zich in 1583 had gevestigd. De eerste reeks (Imagines et Figurae bibliorum), bestaande uit bijna too grote etsen, kan in zijn geheel niet vóór 1585 verschenen zijn. Na Plantijns terugkeer naar Antwer pen in 1585 werd de leiding van het Leidse filiaal in handen gegeven van zijn schoonzoon Frans van Raphelingen. Hij was het die in de periode 1592-1593 de tweede reeks etsen - iets kleiner zowel wat het aantal als het formaat betreft - op de markt bracht. Bij de meeste van deze Bibelsche Figuren gaat het om ‘simultaanvoorstellingen’ waarin de afzonderlijke taferelen van telkens één bijbelboek samen zijn weergegeven. De voorwoorden van beide boeken alsmede de bijschriften van de prenten werden geschreven door Hendrik Jansen van Barrefelt (Hiël), de voorman van het zogenoemde Tweede Huis der Liefde, een religieus-spiritualistische beweging waarin ook Plantijn een belangrijke rol speelde. Onder de titel Emblemata Sacra gaf Van Raphelingen de eerste serie etsen in 1593 opnieuw uit, nu voorzien van nieuwe teksten van Bernard Sellius.Ga naar eindnoot9. De etsplaten van beide reeksen kwamen in het begin van de zeventiende eeuw in handen van Amsterdamse boekverkopers, eerst van Cornelis Claesz., daarna van Michiel Colijn. Beiden brachten herdrukken van Van der Borchts werk op de markt. In Colijns uitgave uit 1613 van de kleinere etsen is een Franse vertaling van de teksten
7. Pieter van der Borcht (ets) & Bernard Sellius (motto), De verdrijving van Kaïn, 20 × 26,5 cm, in: Emblemata sacra..., Amsterdam: Claes Jansz. Visscher, 1639 (foto Rijksmuseum-Stichting Amsterdam).
8. Pieter van der Borcht, Biblia..., Amsterdam: Claes Jansz. Visscher, 1639, titelpagina (foto Herzog-August-Bibliothek, Wolfenbüttel).
9. Pieter van der Borcht, Scènes uit Genesis, ets, 9,8 × 22,4 cm, in: Biblia..., Amsterdam: Claes Jansz. Visscher, 1639 (foto Herzog-August-Bibliothek, Wolfenbüt tel).
| |
[pagina 110]
| |
10. Theatrum Biblicum..., Amsterdam: Claes Jansz. Visscher, 1639, titelpagina (foto Bibliotheek Katholieke Universiteit Brabant, Tilburg).
11. Anton Wierix naar Maarten de Vos, Simson en Delila, gravure, 21,4 × 28,1 cm, in: Theatrum Biblicum..., Amsterdam: Claes Jansz. Visscher, 1639 (foto Bibliotheek Katholieke Universiteit Brabant, Tilburg).
van Hiël opgenomen. Zijn editie van de grotere etsen uit hetzelfde jaar bevat niet de tekst van Hiël, maar de motto's en onderschriften van Sellius (vgl. afb. 6). Na de dood van Colijn in 1637 wist Visscher de platen te verwerven. In 1639 gaf hij beide reeksen opnieuw uit, waarbij hij de begeleidende teksten van Hiël niet opnam en die van Sellius maar zeer ten dele. In 57 van de 99 prenten in Visschers Emblemata Sacra, de herdruk van de grotere serie (Bibliografie nr. 4), is Sellius' motto als inscriptie aan de voorstelling toegevoegd; de onderschriften zijn weggelaten (vgl. afb. 7). Visschers heruitgave van de 88 kleinere etsen, Biblia genaamd (Bibliografie nr. 5), bleef geheel zonder tekst (vgl. afb. 8,9). | |
Van ‘Thesaurus’ naar ‘Theatrum’De vierde Vlaamse prentenbijbel die door Visscher herdrukt werd, is de aan het eind van de zestiende eeuw te Antwerpen verschenen Thesaurus veteris et novi Testamenti. De oorspronkelijke uitgever van het werk was Gerard de Jode, afkomstig uit Nijmegen, maar vanaf 1547 als ‘vrymeester’ in het Antwerpse Sint-Lucasgilde opgenomen. De Jode was net als zijn bekende collega Hiëronymus Cock ‘printvercooper’ en graveur en werd vooral beroemd door zijn kaart-uitgaven. Met de Thesaurus vestigde hij zijn naam echter ook op het gebied van de bijbelillustratie. Het is dan ook een indrukwekkend werk; de inhoudsopgave van de uitgave uit 1585 vermeldt maar liefst 61 prentenreeksen, verdeeld over 341 bladen. De reeksen zijn ontworpen door verscheidene kunstenaars, onder wie Maarten de Vos en Maarten van Heemskerck, en werden gegraveerd door de beste Antwerp- | |
[pagina 111]
| |
13. (Boven) Sisto Badalocchio & Giovanni Lanfranco, Historia del testamento vecchio..., Amsterdam: Claes Jansz. Visscher, 1638, titelblad (foto Wiirttemhergische Landesbibliothek Stuttgart).
se plaatsnijders. Als onderschrift van de prenten dient meestal een Latijns distichon.Ga naar eindnoot10. Tot nu toe werd aangenomen dat het bij de uitgave uit 1585 om de eerste editie van het werk ging. De titelpagina - ‘nunc primum in lucem editus’ - gaf ook geen aanleiding om anders te vermoeden. Onlangs vond ik echter een eerdere editie. Deze verscheen in 1579 onder dezelfde titel en bevat reeds het grootste deel van de prenten van de latere uitgave. Bovendien is er nog een aantal andere prentenreeksen in opgeno men.Ga naar eindnoot11. Na de dood van De Jode in 1591 zal de Thesaurus door zijn weduwe Paschina en zijn zoon Cornelis verkocht zijn. In 1612 waren de platen in het bezit van de weduwe van de Antwerpse prentverkoper Jan-Baptist Vrients. Claes Jansz. Visscher wist ze op zijn laatst in 1639 te verwerven. Uit dat jaar stamt namelijk de eerste editie van zijn Thesaurus-herdruk, het Theatrum Biblicum (Bibliografie nr. 6a; vgl. afb. 10, 11). Een exemplaar van deze zeer zeldzame uitgave bevindt zich in de bibliotheek van de Tilburgse Theologische Faculteit (afkomstig uit de bibliotheek van de Kapucijnen te Handel). Het prentenboek is bekender in de meer verspreide uitgave van 1643 (Bibliografie
12. Sisto Badalocchio naar Rafaël, De derde scheppingsdag (scheiding van land en water), ets, 12,9 × 17,5 cm, in: Historia del testamento vecchio..., Rome: Giovanni Orlandi, 1607 (foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
nr. 6b). Hoewel Visscher het oorspronkelijke werk van De Jode aanzienlijk heeft uitgebreid - hij nam zo'n 150 extra gravures op -, zijn er in tegenstelling tot hetgeen hij op de titelpagina beweert maar weinig recente series toegevoegd. Gelet op het aantal edities was het Theatrum Biblicum het meest succesvolle bijbelse prentenboek van de firma Visscher. Heruitgaven werden in 1650 en 1674 op de markt gebracht (Bibliografie nr. 6c). De | |
[pagina 112]
| |
prenten van het werk vormden bovendien het uitgangspunt voor de Figuer-Bibel, een uitgave uit 1646 van de eerder genoemde Jan Philipsz. Schabaelje. De koperplaten bleven echter in het bezit van het familiebedrijf, want nog na 1682 komt het Theatrum Biblicum voor in de fondscatalogus van Claes Jansz. Visschers kleinzoon Nicolaus.Ga naar eindnoot12. | |
De bijbel van RafaëlNaast Cranachs houtsneden en de Antwerpse reeksen - afkomstig uit de bloeitijd van de Duitse respectievelijk de Vlaamse prentkunst - bracht Visscher ook een herdruk van een Italiaanse prentenbijbel op de markt, met etsen naar een meesterwerk van Rafaël. Naar diens ontwerp en in opdracht van paus Leo X waren in 1518-1519 de gewelven van een loggia in het Vaticaanse Paleis versierd met taferelen uit de bijbel. De 52 voorstellingen - 48 uit het Oude Testament en vier uit het Nieuwe - worden aangeduid als ‘la Bibbia di Raffaello’. Weliswaar gaan de fresco's terug op ontwerpen van de meester, maar ze werden uitgevoerd door verschillende van zijn leerlingen, waaronder Giulio Romano en Giovanni Francesco Penni.Ga naar eindnoot13. In het begin van de zeventiende eeuw werd de ‘bijbel van Rafaël’ (op twee voorstellingen na) in prent gebracht door de van oorsprong Parmezaanse kunstenaars Sisto Badalocchio en Giovanni Lanfranco. Onder de titel Historia del testamento vecchio verschenen de 50 prenten vanaf 1607 bij Giovanni Orlandi te Rome. De voorstellingen, die de fresco's in spiegelbeeld weergeven, werden niet van bijschriften voorzien (vgl. afb. 12). Wel worden ze voorafgegaan door een gegraveerde tekst van drie bladzijden,
14. Pieter Hendriksz. Schut (kopie naar Maarten de Vos), De Sunammitische vrouw op weg naar Elisa, ets, 6,9 × 10 cm, in: Toneel ofte Vertooch der Bybelsche Historiën..., Amsterdam: Nicolaes Visscher, 1659 (foto Rijksmuseum-Stichting Amsterdam).
een opdracht aan de befaamde schilder Annibale Carracci. Carracci was de leermeester van de twee graveurs; op het titelblad vinden we een voorstelling van zijn wapen, vergezeld van twee putti. Hoewel het boek gezien de twee herdrukken zeker succes had, besloot Orlandi de koperplaten te verkopen. Ze kwamen in Amsterdam terecht, waar het werk vanaf 1614 werd gepubliceerd. Vermoedelijk besloot Orlandi tot de verkoop nadat hij een tweede prentenserie naar de Vaticaanse fresco's had laten vervaardigen. In 1613 verschenen deze prenten, geëtst door Baldassare Aloisi Galanini - wederom een leerling van Carracci -, voor het eerst. Tal van uitgevers, Giovanni Giacomo de Rossi voorop, zouden Orlandi's voorbeeld volgen: tot ver in de negentiende eeuw verschenen reproduktiereeksen, met name in Rome en Parijs.Ga naar eindnoot14. De eerste Amsterdamse heruitgave van Orlandi's prenten verscheen in 1614 bij Michiel Colijn.Ga naar eindnoot15. Visscher verwierf de platen, samen met die van de twee series van Van der Borcht, vermoedelijk op de veiling van Colijns nalatenschap in 1638. Zijn herdruk verscheen nog in hetzelfde jaar (Bibliografie nr. 3). Visscher handhaafde het adres van de Romeinse uitgever, maar liet het jaartal weg en voegde zijn eigen adres alsmede de datum 1638 toe (vgl. afb. 13). Hij drukte de Italiaanse opdracht integraal af, maar bracht - hieronder nog nader te bespreken - wijzigingen in de voorstellingen aan en voegde een extra prent toe. | |
Kopieën naar eerdere reeksenEr zijn nog enkele andere prentenbijbels waarvan het initiatief lag bij Claes Jansz. Visscher. Het gaat in dit geval niet om herdrukken, maar om kopieën naar eerdere voorbeelden. Zo bracht Pieter Schut in opdracht van Visscher 336 bijbelse taferelen in prent. De reeks was verdeeld over 42 koperplaten met elk acht voorstellingen, die per eenheid werden afgedrukt op losse bladen. Dat de serie in haar geheel nog voltooid werd tijdens het leven van Claes Jansz. blijkt uit het feit dat op elk van deze bladen steeds één prent zijn adres draagt: ‘C.J. Visscher excudit’. Na de dood van Visscher gaf zijn zoon Nicolaes de prenten, vergezeld van een titelpagina, ook in boekvorm uit (vgl. afb. 14).Ga naar eindnoot16. De meeste van Schuts composities zijn verkleinde kopieën naar Vlaamse voorbeelden, waaronder gravures die ook in het Theatrum Biblicum voorkwamen. Als twee- | |
[pagina 113]
| |
de inspiratiebron diende de beroemde prentenbijbel van Matthaeus Merian, die voor het eerst tussen 1625 en 1627 in Frankfurt verschenen was. Merians werk was al sinds 1648 door Visschers concurrent Cornelis Danckertsz. in kopievorm op de markt gebracht. Ook Claes Jansz. plande de uitgave van een kopie naar de hele prentenbijbel. Vermoedelijk kon deze niet voltooid worden tijdens zijn leven. We kennen enkel uitgaven die de naam van Nicolaes Visscher vermelden. Wellicht verwierf Nicolaes de platen na de dood van zijn vader en gaf hij de prentenbijbel kort na 1652 uit.Ga naar eindnoot17. Ten slotte is er nog een tweede bijbels prentenboek dat door Claes Jansz. in kopievorm op de markt werd gebracht, zij het slechts gedeeltelijk. Het betreft het Liber Genesis, een geheel aan Genesis gewijd werk met gravures van Crispijn de Passé dat in 1612 verschenen was bij Jans Jansz. te Arnhem. Visscher liet in ieder geval zes voorstellingen uit dit boek kopiëren. De composities zijn verkleind, vereenvoudigd en in een rond beeldvlak overgebracht. De Latijnse onderschriften van het Liber Genesis werden vervangen door korte Nederlandse teksten.Ga naar eindnoot18. | |
Visschers doelstellingenMet welke bedoelingen bracht Claes Jansz. al deze bijbelse prentenboeken op de markt? Hoe kwam hij ertoe om zijn herdrukken uit te geven? Recentelijk is naar voren gebracht dat Visschers fonds in sterke mate beïnvloed zou zijn door zijn religieuze positie. Het orthodox-calvinistische wereldbeeld van de boekverkoper zou bepalend zijn geweest voor de keuze van zijn publikaties.Ga naar eindnoot19. Hetgeen we weten over Visschers levenswandel doet inderdaad een man vermoeden die recht in de leer was. Als actief lid van de gereformeerde gemeente werd hij rond 1625 diaken van de Nieuwe Kerk. Samen met de predikanten Laurentius en Wachendorffius probeerde hij in 1637-1638 zelfs, als vertegenwoordiger van de kerkeraad, de opvoering van de Gysbreght te verbieden, naar zijn overtuiging een ‘paepsche verthooninge’. Hoewel het verzoek door zowel de regenten van het weeshuis als de burgemeesters werd afgewezen, moest Vondel enkele van de gewraakte scènes schrappen en werd de première verdaagd.Ga naar eindnoot20. Ook elementen in Visschers fonds zouden de aanleiding kunnen zijn hem tot de minder rekkelijken te rekenen. Sinds de Dordtse Synode van 1618-1619 verschenen bij Claes Jansz. politieke prenten en schotschriften, gericht tegen de arminiaanse partij, hetgeen overigens zeker een lucratieve zaak zal zijn geweest.Ga naar eindnoot21. Was Visscher ook zo ‘precies’ wat zijn bijbelse prentenboeken betreft? In ieder geval niet wat de herkomst van zijn prentmateriaal betreft: Lucas Cranachs kunst wordt van oudsher gerelateerd aan de lutherse reformatie. Benito Arias Montano en Philips Gal- le zijn te plaatsen in de spiritualistische kring rond Plantijn en de omgeving van het Huis der Liefde, net als de twee werken van Van der Borcht die met Hiël zelfs in direct verband staan. Ook Matthaeus Merian, wiens prentenbijbel een deel van de nog door Claes Jansz. in opdracht gegeven Schut-reeks beïnvloedde, is als aanhanger van de leer van Caspar von Schwenckfeld tot het spiritualisme te rekenen. Weliswaar hoeft de Thesaurus gezien de gemêleerde groep kunstenaars niet meteen geassocieerd te worden met Antwerpen als bolwerk van de contra-reformatie, maar de voorstellingen uit de Historia del testamento vecchio zijn afkomstig uit het Vaticaanse paleis, voor Visscher toch ongetwijfeld het hol van de leeuw! De herkomst van het prentmateriaal speelde kennelijk geen rol voor Visscher. Als uitgever stond hij wat dit betreft zeker niet alleen. Zolang de in prent gebrachte voorstellingen geen bijzondere boodschap verkondigden, was er niets aan de hand. Niet de confessie van de kunstenaar, maar de kwaliteit van zijn werken en de daarmee samenhangende afzetmogelijkheid stonden voorop. Maar, zo zou hier tegenin kunnen worden gebracht, Visscher bracht de oude werken toch niet in ongewijzigde staat op de markt? Zoals we gezien hebben liet hij immers het voorwerk van de David-uitgave weg; evenmin drukte hij de bijschriften van Hiël bij de twee reeksen van Van der Borcht. Toch zijn deze wijzigingen slechts ten dele toe te schrijven aan Visschers orthodoxe standpunt. Mogelijk vond hij het te omslachtig om het bewuste voorwerk en de bijschriften over te nemen. Daar ze in de oorspronkelijke uitgaven in boekdruk opgenomen waren, zou hij ze opnieuw hebben moeten laten zetten. Illustratief is hetgeen Visscher met de teksten van Sellius heeft gedaan: de onderschriften werden niet overgenomen, de motto's daarentegen wel, zij het niet in typografie, maar gegraveerd in de koperplaten (vgl. afb. 6 en 7). De gegraveerde opdracht in de Historia del testa- | |
[pagina 114]
| |
mento vecchio bleef wel in zijn geheel gehandhaafd, evenals de gegraveerde onderschriften van de David-reeks. Zelfs de eveneens gegraveerde - onderschriften van de Thesaurus-prenten liet Visscher ongewijzigd, ongeacht het feit dat er bij uitstek katholieke, ja zelfs mariologische elementen in voorkomen. Hier zou het immers moeite hebben gekost om de teksten te verwijderen. Een dergelijke inspanning bespaarde Visscher zich niet waar het de voorstellingen zelf betreft. Pieter van der Borcht, de
15. Sisto Badalocchio naar Rafaël, ‘Henoch door God weggenomen’, ets, 12,9 × 17,5 cm, in: Historia del testamento vecchio..., Amsterdam: Claes Jansz. Visscher, 1638 (foto Württembergische Landesbibliothek, Stuttgart).
Thesaurus-kunstenaars en Rafaël hadden in tal van scènes een weergave van God in menselijke gestalte opgenomen. Zo zien we in Van der Borchts uitbeelding van Genesis 4:9-16, afkomstig uit de serie grote etsen, de vluchtende Kaïn, opkijkend naar de hem toesprekende God (vgl. afb. 6). Deze is traditioneel weergegeven als ‘God de Vader’, als een oude man met lange baard en wapperende haren. Visscher verwijderde deze personificatie van de koperplaat en verving hem door een tetragram in een ovaal (vgl. afb. 7). Dat laatste deed hij niet alleen op deze plaat, maar met vrijwel alle antropomorfe Godsvoorstellingen. Er zijn slechts twee uitzonderingen, beide in de herdruk van de Historia del testamento vecchio. Het tafereel van de derde scheppingsdag met de scheiding van land en water (Gen. 1:9-13), zoals weergegeven in de ets van Badalocchio naar Rafaël, bevat eveneens een afbeelding van God de Vader (vgl. afb. 12). Visscher heeft deze figuur in zijn herdruk gehandhaafd (vgl. afb. 15). Door een minieme wijziging maakte hij hem echter acceptabel. Het toevoegen van de naam ‘HENOOH’ in de sluier van de zwevende man en het toevoegen van de bijbelplaats rechtsonder, veranderde de scène in een tafereel uit het leven van Henoch: ‘Henoch richtte zijn schreden naar God; zo kwam het dat hij verdween, omdat God hem wegnam’ (Gen. 5:24). Met de weergave van de vierde scheppingsdag, de schepping van zon en maan (Gen. 1:14-19), haalde Visscher een vergelijkbare ‘truc’ uit. De voorstelling werd door een nieuwe vervangen en de oorspronkelijk prent van Lanfranco werd helemaal aan het eind van het boek geplaatst, nu als een uitbeelding van de Hemelvaart van Christus (Hand. 1:9). | |
[pagina 115]
| |
Reeds vaker is gewezen op deze door Visscher aangebrachte wijzigingen. Mogelijk waren de antropomorfe Godsvoorstellingen voor Visscher persoonlijk onaanvaardbaar. Maar nog aannemelijker is dat hij de veranderingen in eerste instantie aanbracht met het oog op het koperspubliek, en dan niet om uitsluitend te appelleren aan calvinistische kopers, zoals wel eens beweerd is, maar juist om een zo breed mogelijk publiek aan te spreken, inclusief de calvinisten.Ga naar eindnoot22. | |
Functie van de bijbelse prentenboekenDat we de uitgave van bijbelse prentenboeken niet zozeer als een vrome daad van een calvinistische boekverkoper moeten zien, blijkt ook uit de titelpagina's van de bewuste boeken. Niet het aanbieden van religieuze stof ter meditatie of overdenking stond voor Visscher voorop, maar het verkopen van artistiek verantwoorde produkten. Zo is de zinsnede ‘Ad pietatis cultum propositis’ bij de David-heruitgave van de titelgravure verdwenen (vgl. afb. 5). Op de titelprent van Visschers editie van de kleinere etsen van Van der Borcht wordt zelfs de naam van de verantwoordelijke kunstenaar vermeld (vgl. afb. 8), hetgeen bij alle voorgaande drukken van het werk nog nagelaten was. Het duidelijkste is echter de titelpagina van het Theatrum Biblicum. Visscher belooft de kijker kwaliteit en spanning: afkomstig van ‘de meest uitmuntende schilders en graveurs van deze en de vorige eeuw’ bieden de voorstellingen een groots spektakel (vgl. afb. 10). Visschers bijbelse prentenboeken waren niet uitsluitend bedoeld voor zijn geloofsgenoten. De vorm waarin de uitgever deze werken op de markt bracht, zorgde niet voor een inperking van de potentiële kopersgroep, maar eerder voor een uitbreiding. Het wegwerken van de controversiële voorstellingen van God de Vader, mag in onze ogen misschien ten koste zijn gegaan van de artistieke kwaliteit van de prenten. Maar het feit alleen al dat Visscher vergeleken met zijn voorgangers zo weinig interesse voor de begeleidende teksten toonde, wijst erop dat we zijn prentenboeken toch in de eerste plaats als artistieke produkten moeten zien, bestemd voor een publiek van liefhebbers en verzamelaars. Daarmee is natuurlijk niet bedoeld dat Visscher ieder ander produkt op de markt had kunnen brengen. Niet toevallig gaat het om verbeeldingen van bijbelse stof, die inhoudelijk vanwege het spannende karakter, maar natuurlijk ook vanwege de eigen geloofsbeleving zullen hebben aangesproken. Ten slotte kan nog een advertentie uit de Amsterdamse Courant van 21 oktober 1684 worden aangehaald. Nicolaus Visscher kondigt hierin de verkoop aan van een grote partij koperplaten, waartoe misschien ook die van de hier besproken prentenboeken hebben behoord. Ook de kleinzoon legt de nadruk op de kwaliteit van de aangeboden waar: ‘Den eersten november deses Jaers 1684 nieuwe styl en de volgende dagen, sal men tot Amsterdam ten huyse van Nicolaus Visscher op den Dam, in de Visscher, aan de meestbiedende verkoopen een ongemeene groote partye kooper Kaert en Kunstplaten, en Papierkunst van Kaerten, Teekeningen en Printen, van de vermaerste en beste Italiaense, France, Hoogen Nederduytse Meesters [...]: in lange tyt met ongemeene moeyten en kosten by een vergadert en nagelaten by de Grootvader en Vader Salr. van Nicolaus Visscher voorseyt’.Ga naar eindnoot23. | |
Invloed van bijbelse prentenboeken op kunstenaarsHet consumptie-aspect, het definiëren van de kopers en gebruikers van boeken, is ongetwijfeld het meest gecompliceerde onderdeel van boekhistorisch onderzoek. Weliswaar is het in veel gevedien mogelijk om de door de uitgever beoogde publieksgroep vast te stellen, zoals hierboven ook geprobeerd is, maar de feitelijke kopers zijn meestal slechts met de grootste moeite aan te wijzen. Wat de receptie van prentenboeken betreft, kan de kunsthistorische discipline de boekwetenschap soms enige hulp bieden. De hier besproken bijbelse prentenboeken hebben een grote invloed gehad op de beeldende kunst. Dit is met name duidelijk geworden door het onderzoek naar de compositie en de iconografie van het bijbelse historiestuk in de zeventiende eeuw. De Thesaurus-reeksen moeten zeer bewonderd zijn door de Amsterdamse historieschilders die - als voorlopers van Rembrandt - met de naam ‘pre-Rembrandtisten’ worden aangeduid. Verschillende van hun composities zijn geïnspireerd door de Vlaamse prenten. Verder oefenden de voorstellingen uit het door Visscher herdrukte werkje van Sadeler en Arias Montano een grote invloed uit op de David-iconografie in de Nederlandse schilderkunst. Van der Borchts prenten waren misschien wat minder invloedrijk, maar we weten dat een | |
[pagina 116]
| |
kunstenaar als Karel van Mander ze gekend heeft en ze ook als inspiratiebron benutte. Geen van deze bijbelse prentenboeken was echter zo invloedrijk als dat met de kleine prentjes van Pieter Schut. De composities hiervan werden gebruikt door tal van kunstenaars, vooral op het gebied van de kunstnijverheid.Ga naar eindnoot24. Dat ook grote meesters hun voordeel konden halen uit bijbelse prentenboeken mag blijken uit het volgende voorbeeld. Iconografisch onderzoek heeft aangetoond dat het beroemde schilderij van Rembrandt in het Rijksmuseum, dat sinds de negentiende eeuw algemeen bekend staat als Het joodse bruidje maar in werkelijkheid ‘Isaäc en Rebecca’ voorstelt, geïnspireerd is door een Italiaans voorbeeld (vgl. afb. 16). Rembrandt is echter nooit in Italië geweest. Hoe kwam hij dan aan zijn kennis? Constantijn Huygens, een vroeg bewonderaar van Rembrandt en diens collega Jan Lievens, vond het jammer dat de twee kunstenaars geen studiereis naar Italië wilden maken: ‘Wat zou ik het op prijs stellen als zij kennis zouden maken met een Rafaël en een Michelangelo en de moeite zouden nemen hun ogen te laven aan de scheppingen van zovele reusachtige geesten!’Ga naar eindnoot25. Rembrandt en Lievens vonden het niet nodig zo'n verre reis te maken, omdat naar hun opvatting de beste Italiaanse schilderijen ook in de Republiek te zien waren. Tot op zekere hoogte hadden ze gelijk. Zo werd in 1639 de kunstcollectie van Lucas van
16. Rembrandt, Isaäc en Rebecca, ca. 1666, olieverf op doek, 121,5 × 166,5 cm (foto Rijksmuseum-Stichting Amsterdam).
Uffelen geveild te Amsterdam. Een van de verkochte werken was Rafaëls beroemde portret van Baldassare Castiglione (nu in het Louvre). Rembrandt zag het doek en maakte er een kleine schets naar, die hij later zou gebruiken als voorbeeld voor de compositie van een zelfportret. De werken van Italiaanse meesters waren ook op andere wijze toegankelijk in het Noorden, namelijk door reproduktiegrafiek. De genoemde Historia del testamento vecchio is daar een voorbeeld van. Rembrandt benutte uit dit boek de voorstelling van ‘Isaäc en Rebecca bespied door Abimelek’ (vgl. afb. 17) als visuele bron voor zijn meesterwerk in het Rijksmuseum. Het voor de schilderkunst tamelijk ongebruikelijke thema speelde zich af tijdens het verblijf van Isaäc te Gerar: ‘Toen hij daar al geruime tijd woonde, keek Abimelek, de koning van de Filistijnen, eens door het venster naar binnen en zag tot zijn verbazing, dat Isaäc zijn vrouw Rebecca aan het liefkozen was’ (Gen. 26:8). Een voortekening voor het schilderij laat duidelijk zien dat Rembrandt zijn compositie op die van Rafaël baseerde. In het uiteindelijke werk heeft hij echter grotendeels afstand genomen van het Italiaanse voorbeeld. Hij liet de glurende vorst weg en concentreerde zich op de twee hoofdpersonen: Isaäc en Rebecca.Ga naar eindnoot26. Rembrandt bewonderde Rafaël. Onder de ‘Kunst boecken’ in zijn bezit bevonden zich, getuige de inventarislijst van 1656, diverse uitgaven met prenten naar de Itali- | |
[pagina 117]
| |
aanse meester, waaronder één ‘met kopere printen van Raefel Urbijn’, ‘Een dito met printen van Raefel Urbijn’, ‘Een dito seer kostelijcke printen vanden selven’, ‘Een dito van Raefel de Urbijn seer schoonen druck’.Ga naar eindnoot27. De Historia del testamento vecchio maakte vermoedelijk ook deel uit van Rembrandts collectie, misschien zelfs een exemplaar van de in Amsterdam makkelijk verkrijgbare editie van Visscher uit 1638.
17. Sisto Badalocchio naarRafaël, Isaäc en Rebecca door koning Abimelek bespied, ets, 13,1 × 17,7 cm, in: Historia del testamento vecchio..., Amsterdam: Claes Jansz. Visscher, 1638 (foto Württembergische Landesbibliothek Stuttgart).
| |
Prentenboeken als aanvulling op de StatenbijbelWas het toeval dat Visschers produktie van prentenbijbels pas goed op gang kwam in 1637, het jaar waarin de Statenbijbel voor het eerst verscheen? Waarschijnlijk niet. Zoals bekend werd de Statenbijbel niet van tekstillustraties voorzien, evenmin als vele van zijn gereformeerde voorgangers. Ongetwijfeld was dit voor vele kopers een teleurstelling. Vindingrijke boekverkopers zorgden voor een oplossing en boden de mogelijkheid om de Statenbijbel alsnog te verfraaien. Ze gingen ertoe over om op losse vellen gedrukte bijbelillustraties aan te bieden, die in het aangeschafte exemplaar van de Statenbijbel konden worden bijgebonden. Claes Jansz. Visscher bood de visueel ingestelde bijbellezers bovendien nog een andere mogelijkheid. Als een soort supplement op de Statenbijbel konden bij hem vanaf 1637 diverse bijbelse prentenboeken worden gekocht. Bijbelprenten en prentenbijbels werden een zwaartepunt binnen Visschers fonds. Het zal hem geen windeieren hebben gelegd. Traditioneel gezien waren het meestal boekverkopers met een goed zakelijk inzicht die dergelijke werken op de markt brachten. Visscher was in dit opzicht een waardig opvolger van zestiendeeeuwse voorgangers als Jean de Tournes, Sigmund Feyerabend en Christoffel Plantijn. | |
AppendixBibliografie van Claes Jansz. Visschers bijbelse prentenboeken | |
ToelichtingDe onderstaande ‘checklist’ bevat alle tot nu toe bekende bijbelse prentenboeken die door Claes Jansz. Visscher op de markt werden gebracht. Na de naam van de verantwoordelijke kunstenaar/auteur vindt men een transcriptie van titel en impressum | |
[pagina 119]
| |
van de betreffende uitgave. Daarna volgen het formaat en het aantal bladen (inclusief titelpagina). Bij de vermelde vindplaatsen (Exx.) zijn alleen de met een asterisk (*) gemarkeerde exemplaren door autopsie bekend. Voorts wordt een opgave gegeven van de relevante referenties (Lit.). ‘Niet in Poortman’ betekent dat de betreffende uitgave niet voorkomt in Poortmans overzichtswerk van Nederlandse bijbels en prentenbijbels: Poortman, op. cit. (noot 5). Waar nodig volgen ten slotte nog toelichtende opmerkingen (Opm.). Voor een beschrijving van de inhoud van de werken zij verwezen naar de tekst.
1. Lucas Cranach de oude Passio DN. Iesv Christi Venvstissimis Imaginibvs Eleganter Expressa Ab, Illustrissimi Saxoniae Ducis, Pictore Luca Cranogio Anno. 1509. Amsterodami. Excudebat Nicolaus Ioannis Visscherius in vico vitulino sub signo Piscatoris. Anno. 1616. 2o:14 bl. Exx.: *Stuttgart, Württembergische Landesbibliothek (Bb graph. 1616 01); London, British Museum. Lit.: G.K. Nagler, Neues allgemeines Künstler-Lexikon..., 2. Auflage, Bd. 23, Linza.D. 1913, p. 188; F.W.H. Hollstein's German Engravings, Etchings, and Woodcuts, ca. 1400-1700, vol. 6, Amsterdam z.j., p. 21; The Illustrated Bartsch, vol. 11, New York 1980, p. 324, nr. 6 (280). Niet in Poortman.
2. Johannes I Sadeler & Benito Arias Montano David, Hoc Est Virtutis Exercitatissimae Probatum Deo Spectaculum, Ex David Pastoris, Militis, Regis, Exulis, Ac Prophetae Exemplis. Amstelodami. Excusum apud N.I. Visscher Anno 1637. 4o: 50 bl. Exx.: *Wolfenbüttel, Herzog-August-Bibliothek (Tb 4o 52); Leiden, Prentenkabinet. Lit.: Tümpel (1994), op. cit. (noot 1), nr. 122 (als Galle). Niet in Poortman. Opm.: Later opnieuw afgedrukt (vermoedelijk door Nicolaes Visscher) ten behoeve van Jan Philipsz. Schabaelje's Emblemata Sacra (Amsterdam 1653, 1654). Ook opgenomen in een bundel in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek (OG 66-5).
3. Sisto Badalocchio & Giovanni Lanfranco Historia Del Testamento Vecchio Dipinta In Roma Nel Vaticano Da Raffaelle Di Vrbino Et intagliata in rame da Sisto Badalocchi et Giouan[n]i Lanfranchi Parmigiani. Al Sig. Annibale Carracci. In Roma appreβo à Giouanni Orlandi Con licenza de Superiori. Excudit C.J. Visscher. Anno 1638. 8o oblong: 55 bl. Exx.: *Stuttgart, Württembergische Landesbibliothek (B graph. 1638 01); Utrecht, Letterenbibliotheek (Rariora A III 7 [vermist]); Göttingen, Staats- und Universitätsbibliothek (4o Bibl. Uffenb. 444); *Den Haag, Museum van het Boek (116B31/100E10). Lit.: Nagler, op. cit. (Bibl. nr. 1), Bd. 16 (Linz a.D. 1910), p. 342; Krücke, op. cit. (noot 15), p. 82; Pezzini, op. cit. (noot 14), p. 79; Tümpel (1994), op. cit. (noot 1), nr. 123. Niet in Poortman.
4. Pieter van der Borcht & Bernard Sellius Emblemata Sacra, È Praecipuis Utriusque Testamenti Historiis Concinnata Et A Petro Vander Burgio Figuris Aeneis Elegantissimis Illustrata et jam recens multis in locis emendata, atque édita a Nicolao Iohannis Piscatore Anno 1639. 4o oblong: 100 bl. Exx.: *Amsterdam, Rijksprentenkabinet (330 E 5); Parijs, Bibliothèque Nationale (Est. Te. 6); Leiden, Prentenkabinet (Bibl. Thys.). Lit.: Catalogus der bibliotheek van Joannes Thysius, Leiden 1879, p. 310 (nrs. 779-877); Hamilton, op. cit. (noot 9), p. 291; Daniel S. Russell, The Emblem and Device in France, Lexington (Kentucky) 1985, p. 203, noot 75; Poortman, op. cit. (noot 5), p. 26; Visser, op. cit. (noot 5), dl. 1, p. 428-429; Van der Coelen, op. cit. (noot 1), p. 175, p. 191, noot 35.
5. Pieter van der Borcht Biblia, Hoc Est Vetus Et Novum Testamentum Iconibus Expressum Operâ Et Studio Petri vander Burght, et nunc recens in lucem editum per Nicolaum Ioannis Piscatorem. Anno 1639. 4o oblong: 89 bl. Exx.: *Wolfenbüttel, Herzog-August-Bibliothek (Tb 33); *Amsterdam, Universiteitsbibliotheek (in: OG 66-5). Lit.: The Library of a Gentleman, veilingcatalogus Haarlem: Bubb Kuyper, 1988, lotnr. 380; Visser, op. cit. (noot 5), dl. 2, p. 189, noot 282; Tümpel (1994), op. cit. (noot 1), nr. 121. Niet in Poortman.
6a. Theatrum Biblicum Hoc Est Historiae Sacrae Veteris Et Novi Testamenti Tabulis Aeneis Expressae. Opus praestantiβimorum huius ac superioris seculi pictorum atque sculptorum, summo studio conquisitum et in lucem editum per Nicolaum Iohannis Piscatorem. Ao.MD CXXXVIIII. 20 oblong: 355 bl. (ex. Tilburg). Exx.: *Tilburg, Bibliotheek Theologische Faculteit (TF PRE 280); Madrid, Bibliotheca Nacional (ER 1580 & ER 1581). Lit.: M. Mauquoy-Hendrickx, Les Estampes des Wierix conservées au Cabinet des Estampes de la Bibliothèque Royale Albert Ier. Catalogue raisonné, I-III, Bruxelles 1978-1983, deel III.2, p. 626. Niet in Poortman. Opm.: Nagler, op. cit. (Bibl. nr. 1), Bd. 23, p. 188 vermeldt als uitgave van Visscher: ‘Theatrum biblicum tabulis aeneis expressum. 2 Voll. Amsterdam 1614, gr.fol.’. Vermoedelijk las hij de J-vormige 7 van de datum van de editie 1674 verkeerd. Poortman, op. cit. (noot 5), p. 29, p. 32-33 meent echter dat het hierbij om een andere prentenbundel gaat.
6b. Theatrum Biblicum Hoc Est Historiae Sacrae Veteris Et Novi Testamenti Tabulis Aeneis Expressae. Opus praestantiβimorum huius ac superioris seculi pictorum atque sculptorum, summo studio conquisitum et in lucem editum per Nicolaum Iohannis Piscatorem. Ao. MD CXXXXIII. 2o oblong: 489 bl. (ex. Amsterdam). Exx.: *Amsterdam, Rijksprentenkabinet (329 A 7a); *Parijs, Bibliothèque Nationale (Est.Ra.11/fol.); Stuttgart, Württembergische Landesbibliothek (Bb graph. 1643/01). Lit.: Poortman, op. cit. (noot 5), p. 26; Visser, op. cit. (noot 5), dl. 1, p. 392-394; Van der Coelen, op. cit. (noot 1),p. 174.
6c. Theatrum Biblicum Hoc Est Historiae Sacrae Veteris Et Novi Testamenti Tabulis Aeneis Expressae. Opus praestantiβimorum huius ac superioris seculi | |
[pagina 120]
| |
pictorum atque sculptorum, summo studio conquisitum et in lucem editum per Nicolaum Iohannis Piscatorem. Anno 1650. Exx.: Florence, Biblioteca Nazionale Centrale (10.4.6.1). Lit.: Poortman, op. cit. (noot 5), p. 26 (4o-uitgave). Opm.: De verzamelbundel OG 66-5 in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek heeft weliswaar de titelgravure van 1650 als titelblad, maar is te divers van samenstelling om als Theatrum Biblicum-uitgave aangeduid te kunnen worden. De bundel bevat bovendien prenten die ook voorkomen in Jan Philipsz. Schabaelje's Figuer-Bibel (ïste uitgave. Alkmaar 1646). Het feit dat de titelgravure van 1650 is opgenomen in latere versies van deze Figuer-Bibel (vgl. Visser, op. cit. (noot 5), dl. 2, p. 205, nr. 9b) heeft vaker tot catalogiseringsfouten geleid (bijv. in de Bibliothèque de la Société d'histoire du Protestantisme Francais te Parijs, Fonds André A42). Mogelijk gaat het ook bij de door Poortman genoemde editie, die 615 prenten zou bevatten, om een exemplaar van de Figuer-Bibel. Nicolaes Visschers Theatrum Biblicum-heruitgave van 1674 (vgl. Poortman, op. cit. (noot 5), p. 29) is daarentegen in verscheidene exemplaren bewaard (o.a. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 1051 A 14,15). |
|