De Boekenwereld. Jaargang 10
(1993-1994)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermdBerichtenIn memoriam Larissa L. Albina (1929-1993), behoedster van Voltaire's bibliotheek in Sint PetersburgGa naar eind1.
Larissa L. Albina. Nationale Bibliotheek van Rusland, Sint Petersburg (foto KU Nijmegen).
Larissa Albina, de conservatrice van de Voltaire-collectie in de Nationale Bibliotheek van Rusland, is plotseling gestorven. Nog op de dag voor haar dood had zij op de haar zo eigen, enthousiaste wijze de bezoekers rondgeleid bij de opening van een tentoonstelling over Nederlandse boeken, kaarten en manuscripten in de bibliotheek. Het nieuws van haar dood heeft zich snel verspreid, niet alleen onder vrienden en collegae in Sint Petersburg en in Rusland, maar ook onder velen buiten de Russische grenzen met wie zij in de afgelopen decennia wetenschappelijke en vriendschappelijke contacten onderhield. Zij was een opmerkelijke vrouw; imponerend door haar uiterlijk, door haar optreden. Een persoonlijkheid wier beeld, na een eerste ontmoeting, onuitwisbaar in de herinnering blijft. En ook haar stem hoor ik weer antwoorden: ‘Ah oui, nous avons, nous avons’ op elke vraag naar de aanwezigheid van bepaalde publikaties in haar Nationale Bibliotheek van Rusland.Ga naar eind2. Of die zin, waarmee zij bij een afscheid je aanspoorde om toch vooral weer spoedig terug te komen. Ik ben dankbaar haar te hebben ontmoet en wil haar daarom hier graag met enkele woorden gedenken. Larissa Albina werd geboren op 15 juni 1929 in Nikolaev aan de Zwarte Zee. Na tijdens de oorlog geëvacueerd te zijn naar de Oeral, volgde zij de middelbare school en deed het eerste jaar van haar universitaire studie geschiedenis in Moskou. Omdat haar vader, waterbouwkundig ingenieur, overgeplaatst werd naar Leningrad, zette zij haar studie voort aan de universiteit aldaar, aan de afdeling Middeleeuwse Geschiedenis. Enkele jaren doceerde zij geschiedenis in Klaipeda (het voormalige Memel) in Litouwen, maar in 1955 keerde zij terug naar Leningrad. Zij werkte er in de Bibliotheek van de Akademie van Wetenschappen en als gids in het Historisch Museum van de stad Leningrad. In 1960 volgde de aanstelling als bibliothecaresse in de afdeling oude en kostbare werken van de Saltykow-Shchedrin Bibliotheek (voorheen de Keizerlijke Bibliotheek en thans de Nationale Bibliotheek van Rusland). Ondertussen was zij al begonnen aan haar dissertatie over Richelieu, met name over de beoordeling van diens Testament politique in de Franse historiografie vanaf de zeventiende tot de twintigste eeuw. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In oktober 1969 verdedigde zij haar proefschrift bij de vooraanstaande mediaeviste A.D. Liublinskaia en behaalde de graad van ‘docteur ès sciences historiques’. In dat zelfde jaar werd zij benoemd tot hoofdconservator van de Voltaire-collectie, een functie die zij met hart en ziel zou blijven vervullen tot aan haar plotselinge dood. Van 1973 tot 1985 was zij tevens hoofd van de gehele afdeling oude en kostbare werken. Haar huwelijk met een kunstschilder bleef kinderloos. Vroeg weduwe woonde zij samen met haar moeder, tot deze enkele jaren geleden stierf. Alleen, zonder naaste familie, maar in vriendschap met velen verbonden, stierf Larissa Albina aan een hartaanval in haar Petersburgse appartement in de nacht van donderdag 18 op vrijdag 19 november 1993. Ik kan niet ontkennen dat Larissa Albina mij bij de eerste ontmoeting in december 1990 irriteerde door haar breedsprakigheid en haar theatraal voorkomen. Al spoedig verdween die ergernis en daarvoor in de plaats kwam het plezier om in haar wereld toegelaten te worden. Binnen de doolhof van zalen en gangen had zij haar eigen afdeling, door een bel en een hangslot afgescheiden van de rest van de bibliotheek en het rumoer van alledag. Haar eigen kabinetje, waar zij werkte en bezoek ontving, was bijna geheel ingebouwd tussen de boekenkasten met de Voltaire-collectie. De geluiden van de Nevsky-prospekt drongen er weliswaar naar binnen, maar hier waande je je toch eerder in de achttiende eeuw van de Franse filosofen dan in het postcommunistische Sint Petersburg. Het werk van Larissa Albina was bovenal gewijd aan Voltaire en diens bibliotheek. Tijdens zijn leven werd Voltaire zeer bewonderd door Catharina II, en na zijn dood in 1778 probeerde de Russische tsarin de boeken en manuscripten van de filosoof in bezit te krijgen. Aan de nicht en erfgename Madame Denis schreef zij: ‘Personne avant lui n'écrivait comme lui; à la race future, il servira d'exemple et d'écueil’. Uiteindelijk vond de koop plaats voor een bedrag van 135.000 livres (oftewel zeven maal het toenmalige topjaarsalaris van een ‘bourgeois’), aangevuld met een doos diamanten en een hoeveelheid bont. Een jaar later kwam de bibliotheek vergezeld van Voltaire's secretaris Jean-Louis Wagnière naar Sint Petersburg, waar de meer dan 6800 banden in het keizerlijk paleis, de Hermitage, werden geplaatst. Aanvankelijk waren de boeken van Voltaire aldaar voor belangstellenden te raadplegen, maar de negentiende-eeuwse tsaren deelden volstrekt niet de bewondering van Catharina voor de libertijnse filosoof. Vanaf 1837 was het niemand meer toegestaan de boeken in het paleis in te zien. In 1861 werden zij overgebracht naar de Keizerlijke Bibliotheek op de hoek van de Nevsky Prospekt en de Ulitsa Sadovaya.
Aleksej Vasil'evic Tyranov (1805-1859), Interieur van de Hermitage Bibliotheek, 1826. Schilderij 93,5 × 73 cm. Hermitage, Sint Petersburg. Op de achtergrond is het befaamde Voltaire-standbeeld van Houdon zichtbaar. In deze laatste zaal was de bibliotheek van Voltaire opgesteld (foto KU Nijmegen).
Het wetenschappelijk onderzoek naar de bibliotheek kwam pas goed op gang, toen het bloedige tumult van revolutie en burgeroorlog had plaatsgemaakt voor de ijzige stilte van de Stalin-periode. In 1929 werd begonnen met het werk aan een wetenschappelijke catalogus van de Voltaire-bibliotheek, die 32 jaar later zou verschijnen.Ga naar eind3. Het werk aan de catalogus was na de oorlog bijna gereed, maar uitgave was op dat ogenblik niet mogelijk. In 1958 werd de tekst nogmaals herzien en waar nodig aangevuld. In 1961, een eeuw nadat de boeken aan de bibliotheek waren overgedragen, verscheen dan de Biblioteka Vol'tera, waarin de gehele bibliotheek van Voltaire bibliografisch is beschreven, voorzien van inleidende essays en een aantal bijlagen. Eén van die bijlagen was van de hand van Larissa Albina: een overzicht van de manuscripten van Voltaire (p. 1011-1024: ‘Annexes manuscrites’). Daarmee begint haar lijst van publikaties die thans in totaal zo'n 70 nummers omvat. Het merendeel daarvan is geschreven in het Russisch. Een overzicht van haar Franstalige (en één Italiaanse) bijdragen wordt hier als bijlage gegeven. De meeste publikaties van Albina's hand | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
betreffen Richelieu, Diderot en Voltaire. De artikelen over Richelieu liggen in het verlengde van haar proefschrift: Richelieu in de Franse geschiedschrijving. Haar bijdragen over Voltaire en Diderot handelen vooral over de bibliotheken van deze twee filosofen en over hun boekenbezit als informatiebron voor de bestudering van hun werk. Evenals Voltaire stond ook Diderot bij Catharina II in hoog aanzien. Reeds tijdens het leven van Diderot, in 1765, kocht zij diens bibliotheek van bijna 3000 banden voor een bedrag van 15.000 livres. Gedurende de rest van zijn leven zouden de boeken ter beschikking van Diderot blijven en Catharina betaalde hem een jaargeld van 1000 livres als bibliothecaris van zijn eigen bibliotheek. In november 1785, vijftien maanden na de dood van Diderot, kwamen twintig kisten met boeken en één kist met manuscripten in Sint Petersburg aan, alwaar ze in de Hermitage werden opgesteld. In tegenstelling tot de bibliotheek van Voltaire, die bijeen bleef, moeten de boeken van Diderot al vrij snel verspreid zijn geraakt over de keizerlijke collectie. Vermoedelijk is dit gebeurd na het vertrek van de consciëntieuze bibliothecaris A.I. Loujkov in 1797. Toen Johan Meerman kort daarop de boekenverzameling in de Hermitage bezocht, bevond Diderots bibliotheek zich in elk geval ‘reeds onder andere Boeken gesmolten’, zoals hij opmerkt in zijn reisverslag Eenige berichten omtrent het Noorden en Noord-Oosten van Europa.Ga naar eind4. De handgeschreven catalogus van Diderots bibliotheek, in 1785 vóór de verscheping van de boeken naar Sint Petersburg vervaardigd voor de som van 720 livres, is helaas (nog) niet in een van de Russische archieven of bibliotheken opgedoken.Ga naar eind5. Het boekenbezit van Diderot is dus heel wat moeilijker te reconstrueren dan dat van Voltaire. In 1957 werd echter in de afdeling ‘Polygrafie’ van de Saltykow-Shchedrin Bibliotheek (thans: Nationale Bibliotheek van Rusland) een aantal boeken teruggevonden dat onmiskenbaar in het bezit van Diderot is geweest. Zij zijn voorzien van zijn aantekeningen op titelblad of in de marge. Over de vondsten die sindsdien zijn gedaan van boeken die aan Diderot hebben toebehoord, heeft Larissa Albina in verschillende publikaties verslag uitgebracht. De (voorlopige) balans maakte zij op samen met Anthony R. Strugnell in een artikel, waarin voor een tachtigtal boeken met meer of minder grote mate van zekerheid is vastgesteld dat zij in het bezit van Diderot zijn geweest (zie bijlage, nr. 10). Johan Meerman schreef in het verslag van zijn bezoek aan de Hermitage natuurlijk ook over de collectie van Voltaire, die hij in de laatste van de vijf bibliotheekzalen aantrof, op dezelfde wijze opgesteld als tijdens het leven van de filosoof te Ferney. Voor Voltaire waren boeken bovenal werkmateriaal geweest en als bibliofiel was Meerman dan ook teleurgesteld: ‘Er is bijna geen enkel Classicq Auteur in 't oorspronkelijke, en nauwelijks in de gantsche Verzameling eene fraaije Editie, zelfs niet van Voltaire's eigene Werken; over 't algemeen zeer veel vertaalingen, eenige weinige Engelsche schriften, geen een Hoogduitsch: maar van prullen een onnoemelijk aantal.’ Wel signaleerde hij reeds, wat voor Larissa Albina een levenswerk zou worden: ‘aanmerkingen, op den rand van sommige boeken met zijne [= Voltaire's] hand geschreeven’.Ga naar eind6. Voltaire had over zijn wijze van lezen gezegd: ‘Ma coutume est d'écrire sur la marge de mes livres ce que je pense d'eux’. Voor Larissa Albina waren deze notes marginales, die in meer dan 2000 van Voltaire's banden voorkomen, een zeer essentieel onderdeel van het oeuvre van Voltaire: ‘Les notes de Voltaire, très diverses, ont toutes, plus ou moins, rapport avec ses oeuvres. Elles nous renseignent sur leur genèse. Même quand elles concernent des sujets connus, on ne peut les négliger, tellement leur importance est grande pour la compréhension de la pensée de Voltaire. Celui-ci, en annotant ses lectures, ne se souciait ni de censure, ni de publicité, et s'exprimait librement’.Ga naar eind7. Als je Larissa Albina bezocht in de zaal waar de Voltaire-collectie was opgesteld en met haar sprak over haar ‘held’, nam zij met veel eerbied en toewijding af en toe een boek uit de kast en wees je op een passage waarbij Voltaire een commentaar had geschreven of een veelzeggend streepje had geplaatst. Zij begon dan te praten over de vier delen die reeds verschenen waren van het Corpus des notes marginales (vgl. bijlage, nr. 1), maar vooral ook over haar zorg over de voortgang van het project. Nadat in de jaren zestig reeds voorbereidend werk was verricht voor het verzamelen van Voltaire's aantekeningen, startte in 1969 een werkgroep, waarin Albina van meet af aan een belangrijke rol speelde, die zich tot taak stelde een uitgave te verzorgen van alle ‘notes marginales’. Besloten werd het | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Corpus uit te geven volgens de alfabetische ordening op auteur en titel (bij anoniemen) van de catalogus van Voltaire's bibliotheek uit 1961. In 1979 verscheen het eerste deel, waarin Voltaire's notities in 283 werken zijn opgenomen. Het betreft boeken waarvan de auteur of titel begint met de letter A of B. Van elk werk worden na een korte bibliografische beschrijving de kanttekeningen van Voltaire weergegeven en de volledige passage waarop dit commentaar betrekking heeft. Alleen in het geval dat Voltaire reageerde op een langer tekstgedeelte van enkele pagina's (vaak in de vorm van een notitie op een uit het boek stekend strookje papier), wordt volstaan met een verwijzing naar het betreffende hoofdstuk of paragraaf. Deel 2 (letter C) van het Corpus verscheen in 1983; deel 3 (letters D-F) in 1985 en deel 4 (letters G-K) in 1988. In totaal waren daarmee 814 van de bijna 2000 boeken met aantekeningen gepresenteerd. Larissa Albina had onder het communistisch bewind haar strijd geleverd om in contact met westerse collegae te blijven en hen zo goed mogelijk te helpen. Over de moeilijkheden en conflicten die haar dat had opgeleverd, kon zij met verve vertellen. Tegenover de vijandige houding die haar superieuren jegens buitenlanders aannamen, stelde zij juist behulpzaamheid en dat uitte zich zelfs nog in het zichtbaar plezier dat zij had om in het gezelschap van een buitenlander de rij voor de garderobe of in de bibliotheekkantine te trotseren. Het ineenstorten van het communistische imperium werd door haar dan ook allesbehalve betreurd. De val van het communisme veroorzaakte echter tevens het failliet van veel Oostduitse bedrijven. Ook de Akademie-Verlag in Oost-Berlijn, die de uitgave van de eerste vier delen van het Corpus had verzorgd, kwam na de Wende in grote financiële moeilijkheden en moest de gehele produktie, ook de verdere uitgave van haar levenswerk, stopzetten. De kopij voor de resterende vier delen lag de laatste jaren, bijkans gereed, te wachten op een uitgever. Over westerse voorstellen om de uitgave van het Corpus te voltooien op voorwaarde dat toestemming zou worden gegeven om de gehele Voltaire-collectie op microfilm te zetten, was Larissa Albina bij mijn laatste bezoek zeer ontstemd en zij was uiteindelijk opgelucht dat de directie niet inging op de voorstellen en ‘haar’ unieke collectie niet tot inzet van de bedoelde transactie had gemaakt. Inmiddels is er gelukkig een oplossing gevonden en het verschijnen van deel 5 van het Corpus is door de hernieuwde Akademie-Verlag aangekondigd voor het voorjaar van 1994. Larissa Albina zal de voltooiing van de uitgave van het Corpus niet meer meemaken en ook zal zij niet aanwezig kunnen zijn op het congres ‘Voltaire et ses combats’ dat dit najaar wordt gehouden in Oxford en Parijs ter herdenking van de driehonderdste verjaardag van de geboorte van de schrijver. Op die reis en het congres verheugde zij zich al een hele tijd. Na de lange periode, waarin zij zo opgesloten was geweest in haar kabinet, genoot zij de afgelopen jaren van de mogelijkheid haar collegae in het westen te ontmoeten. Zij bracht enkele bezoeken aan Frankrijk, waar zij tot erelid werd benoemd van de ‘Société d'Histoire littéraire de la France’. Tijdens een congres in Lyon kon zij de Zwitserse grens worden over ‘gesmokkeld’, zogenaamd als vrouw van de eminente Geneefse dix-huitiémiste Jean-Daniel Candaux, en zo kon zij eindelijk Ferney bezoeken, waar de boeken van Voltaire die zij in Sint Petersburg met zoveel aandacht en liefde behandelde, oorspronkelijk hadden gestaan. In 1991 was zij aanwezig op het achtste ‘International Congress on the Enlightenment’ in Bristol, waar zij nogmaals sprak over het haar zo vertrouwde onderwerp, aantekeningen in de marge. Ditmaal niet over notities van Voltaire, maar kanttekeningen van Catharina II in een editie van L'esprit des lois van Montesquieu (zie bijlage, nr. 12). Een standbeeld van diezelfde Catharina troont majestueus in het park van het Ostrowski Plein tegenover de ingang van de Nationale Bibliotheek van Rusland. In de wintermaanden kon Larissa Albina vanuit haar kabinet de vorstin zien staan. De beide vrouwen konden trots zijn op elkaar. ■ Otto S. Lankhorst | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Dimitri Levitsky (1735-1822), Portret van Catharina II als wetgeefster in de tempel van de Gerechtigheid, 1783. Schilderij 261 × 201 cm. Tretjakovgalerij, Moskou (foto KU Nijmegen).
| |||||||||||||||||||||||||||||||
BijlagePublikaties van Larissa Albina, met uitzondering van de publikaties geschreven in het Russisch:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Fleischman on punchcuttingOnlangs verscheen bij de Spectatorpers in Aartswoud Fleischman on punchcutting, bezorgd door Frans A. Janssen. Dit boek is het resultaat van de ontdekking van een klein Nederlandstalig manuscript over lettersnijden. Het manuscript, waarop titel, auteur en | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
datering ontbreken, staat rechtstreeks in verband met een groot technisch handboek over lettersnijden en zetten, dat in voorbereiding was bij de Amsterdamse zetterij Ploos van Amstel, maar nooit werd voltooid. Slechts een klein deel ervan verscheen in 1767 of 1768 in druk. Het manuscript dat aan Fleischman on punchcutting ten grondslag ligt is (een kladversie van) een deel van het vervolg op de gepubliceerde tekst. Hoewel het manuscript anoniem is, valt er duidelijk de hand in te ontdekken van de lettersnijder Johann Michael Fleischman. Het eerste deel van het manuscript behandelt voornamelijk een aantal technische aspecten van het lettersnijden. Het tweede deel is een overzicht van de letters die door Fleischman werden gemaakt en die hogelijk geprezen worden.
Het complete alfabet van de 12-punts Fleischman-letter in romein en cursief, die gebruikt werd voor Fleischman on punchcutting.
Bepaalde bijzonderheden in het manuscript maakten het mogelijk dit te identificeren als een door Fleischman geschreven manuscript, dat wordt genoemd in het voorwoord van de bekende Proef van letteren van Joh. Enschedé uit 1768. Dit manuscript werd in 1867 verkocht op de veiling van de bibliotheek van Enschedé. Fleischman on punchcutting bestaat uit drie onderdelen: een Engelstalige inleiding door Frans A. Janssen, een Engelse vertaling van Fleischmans tekst en een transcriptie van het Nederlandse origineel. Ter illustratie is een compleet overzicht opgenomen van de 12-punts letter van Fleischman en een reproduktie van een deel van het manuscript. Deze uitgave werd vormgegeven door Bram de Does en door hem met de hand gezet uit een originele 12-punts Fleischman-letter, gecombineerd met Rosart initialen, beide voor deze gelegenheid ter beschikking gesteld door Joh. Enschedé te Haarlem. De oplage bestaat uit een standaard editie van 175 exemplaren en een luxe editie van 25 exemplaren. De standaardeditie kost f 185, - en de luxe f 375, - (exclusief BTW). Fleischman on punchcutting wordt in de handel gebracht door Minotaurus Boekwinkel, Postbus 16477, 1001 RN Amsterdam, tel./fax: 020-6227748. ■ | |||||||||||||||||||||||||||||||
Louis Couperus in eerste editieOp 22 maart werd in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag door antiquariaat Aioloz uit Leiden een catalogus van de eerste drukken van het werk van Louis Couperus gepresenteerd, getiteld Louis Couperus in eerste editie. Naast een duidelijke beschrijving van de oorspronkelijke uitgaven, is van elke titel ook een afbeelding opgenomen. Hoewel de (echte) eerste edities centraal staan, wordt ook ruime aandacht besteed aan varianten in de vorm van latere banden, luxe-exemplaren, opbindpartijen en dergelijke. De catalogus, die bedoeld is als een handleiding bij het verzamelen van eerste en bijzondere uitgaven, is voor verschijnen door een aantal deskundigen en verzamelaars op bibliografische betrouwbaarheid getoetst. Hierbij waren onder anderen prof. dr. H.T.M. van Vliet, bezorger van de Volledige Werken, en drs. R. Breugelmans, die behalve veel van en over Couperus ook de bibliografie publiceerde, betrokken. Louis Couperus in eerste editie beslaat 48 pagina's en bevat ongeveer 80 illustraties. Bestellen kan door overmaking van f 17,50 op giro 5102003 of ING Bank 69.72.12.521 ten name van antiquariaat Aioloz, Botermarkt 8, 2311 EM Leiden. Inlichtingen: 071-140907 of fax: 071-128498 ■ | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Athenaeumbibliotheek verwerft belangrijke collectie Bosboom-ToussaintUit de nalatenschap van de literator en bibliograaf dr. H. Reeser heeft de Stads- of Athenaeumbibliotheek Deventer diens verzameling van de schrijfster A.L.G. Bosboom-Toussaint als geschenk ontvangen. Geertruida Bosboom-Toussaint leefde van 1812 tot 1886. In 1851 huwde zij de schilder Johannes Bosboom. Zij schreef talloze romans, waarvan Majoor Frans uit 1874 het bekendst is. Dr. Reeser publiceerde een biografie in twee delen over mevrouw Bosboom, getiteld De jeugdjaren van A.L.G. Toussaint 1812-1851 (1962) en De huwelijksjaren van A.L.G. Bosboom-Toussaint 1851-1886 (1985). Eveneens van zijn hand is het Repertorium op de briefwisseling van A.L.G. Bosboom-Toussaint (1990). De collectie met alle uitgaven van de werken van deze schrijfster omvat ruim tweehonderdtien banden, waarvan het grootste deel uit de negentiende eeuw stamt. Daartoe behoren ook de bijdragen die mevrouw Bosboom-Toussaint leverde aan de befaamde Muzen-almanak. Na de collecties Bilderdijk, Couperus en Achterberg heeft de Athenaeumbibliotheek hiermee een vierde belangrijke literaire verzameling verworven. ■ | |||||||||||||||||||||||||||||||
Metro in facsimileEind april verscheen in boekvorm een fotografische herdruk van alle nummers van het satirische ondergrondse tijdschrift Metro, dat verscheen van 15 november 1944 tot en met 29 juni 1946. Metro werd gevuld met werk van illustere medewerkers als Marten Toonder, Jan Gerhard Toonder, Hans G. Kresse, Fiep Westendorp en vele anderen. Het blad werd uitgegeven door het geheime genootschap De Metrolietenclub en gedrukt op de aanvankelijk ondergrondse drukpers van D.A.V.I.D. (De Algemeene Vrije Illegale Drukkerij) in Amsterdam. Deze bundeling bevat ook alle bekende bijlagen van het tijdschrift in facsimile en wordt voorafgegaan door een voorwoord van Marten Toonder. Daarnaast bevat het boek een inleiding van Ger Apeldoorn en Nel ten Burg en een bibliografie van alle door D.A.V.I.D. uitgegeven boeken, geïllustreerd met afbeeldingen van alle omslagen. De kopers van deze reprint ontvangen ook een fotografische herdruk van het boekje Metro 10-tal, dat in juni 1945 verscheen en spotrijmen bevat van Jan Gerhard Toonder met illustraties van Marten Toonder. Het verschijnen van deze bundeling van Metro valt samen met de overzichtstentoonstelling Marten Toonder, tekenaar in oorlogstijd, die vanaf eind april te bezichtigen is in het Verzetsmuseum te Amsterdam. Metro verscheen bij uitgeverij Panda in 's-Gravenhage, telt circa 300 pagina's, waarvan 45 met steunkleur, en verscheen in halflinnen band. De prijs bedraagt f 115,-. ■ | |||||||||||||||||||||||||||||||
Achter de schermen van het Landsarchief te BataviaAntiquariaat Gert Jan Bestebreurtje, Nieuwegracht 42, Utrecht, organiseert op 25 mei 1994 een lezing, getiteld Achter de schermen van het Landsarchief te Batavia. 29 brieven van Dr Frederik de Haan aan Willemine Fruin-Mees, 1915-1921. Deze lezing wordt gehouden door dr. Frank Lequin, die promoveerde op een dissertatie over het personeel van de VOC in Azië in de achttiende eeuw. Gedurende de jaren 1988-1992 was hij als KNAW-onderzoeker verbonden aan de Rijksuniversiteit Leiden en zette daar het Titsinghproject op. Momenteel bereidt hij een teksteditie voor van de negenentwintig onuitgegeven brieven van dr. Frederik de Haan (1863-1938), Landsarchivaris aan het Bataviase Landsarchief, aan de Nederlandse historica Willemine Fruin-Mees (1887-1967), auteur van een geschiedenis van Java. Aanvang van de lezing om 20.00 uur. Nadere inlichtingen zijn te verkrijgen bij Antiquariaat Bestebreurtje, tel: 030-319286. ■ | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandse Boekhistorische Vereniging opgerichtOp 1 januari 1994 is de Nederlandse Boekhistorische Vereniging van start gegaan. De NBV, waarvan u in het vorige nummer van De Boekenwereld een folder aantrof, is de eerste landelijke vereniging die alle geïnteresseerden in de geschiedenis van het boek en het boekgebruik in heden en verleden wil samenbrengen. De situatie was tot voor kort zo, dat velen die zich bogen over vraagstukken van boekhistorische aard, geen idee hadden wie zich met hetzelfde bezighield. Voor sommigen is geschiedenis van het boek een hoofdbezigheid, voor anderen een meer dan eenmalig te betreden zijspoor. Er zijn onderzoekers die zich uitsluitend bezighouden met bijvoorbeeld de huidige leescultuur, anderen duiken daarvoor in het verleden. De NBV richt zich op geïnteresseerden, op liefhebbers en verzamelaars, maar ook op onderzoekers en studenten. De vereniging wil kortom een ontmoetingsplaats zijn voor iedereen die in het onderwerp is geïnteresseerd, teneinde nieuwe initiatieven en betere samenwerking mogelijk te maken. Een en ander zal gebeuren door middel van symposia, jaarvergaderingen en de uitgave van een Jaarboek, waarvan het eerste deel op 11 juni 1994 zal verschijnen. Op die dag wordt ook de eerste jaarvergadering gehouden. Het jaarboek zal plusminus 200 bladzijden beslaan en biedt een staalkaart van het huidige boekhistorische onderzoek, dat uitwaaiert van volkslectuur in de vroegmoderne tijd tot winkelbibliotheken van vlak voor de Tweede Wereldoorlog. Verder vindt in september 1994 het congres Bladeren in andermans hoofd plaats, dat ‘de lezers’ in heden en verleden centraal stelt. Een lidmaatschap van de NBV kost f 45, - per jaar (studenten f 30, - en instellingen f 60, -) en voor dat bedrag ontvangt u het Jaarboek en uitnodigingen voor symposia en dergelijke. Men kan zich opgeven bij B.P.M. Dongelmans, Stevinstraat 14, 2405 CP Alphen aan den Rijn. ■ |
|