De Boekenwereld. Jaargang 10
(1993-1994)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 3]Terug naar de toekomst. Science fiction in Nederlandse uitgeversreeksen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
langstelling voor deze literatuur, die over een relatief korte periode nogal schoksgewijs verliep, en anderzijds met de plaats op de lezersmarkt die uitgevers eraan toedachten. Toekomstfantasie als ontspanningsliteratuur werd in Nederland sinds de negentiende eeuw incidenteel gepubliceerd, meestal in vertaling, met als belangrijkste auteurs Jules Verne en H.G. Wells. Tussen de wereldoorlogen kwam dit type literatuur als specifiek genre tot bloei, vooral in de Verenigde Staten, via pulptijdschriften als Amazing Stories en Astounding, en werd vanaf deze tijd aangeduid met de term science fictionGa naar eind3., tegenwoordig ook vaak afgekort als SF. In de verhalen worden over het algemeen natuurwetenschappelijke en technologische ontwikkelingen als uitgangspunt genomen voor speculatieve fantasie. In de verdere ontwikkeling van het genre is deze definitie steeds moeilijker te handhaven. Wel blijft science fiction zich kenmerken door een vaste kring van auteurs en lezers die zich organiseren, conventies houden, eigen literaire onderscheidingen verlenen en zogenaamde fantijdschriften uitgeven. Vanaf de jaren vijftig werd science fiction meer en meer in boekvorm uitgegeven, verhalen werden gebundeld, en er begonnen nu ook romans te verschijnen.Ga naar eind4. In deze periode waren er ook al enkele uitgaven in het Nederlands, bloemlezingen van verhalen, samengesteld door Sybren PoletGa naar eind5. en A. de Bruyn en A. van den Hoek.Ga naar eind6. Een eerste echte SF-roman werd in Nederland uitgegeven in 1951, een vertaling van John Wyndham's The Day of the Triffids (1951) onder de titel De Triffids komen. In 1952 en 1953 verschenen romans van Isaac Asimov, Nelson Bond en Robert HeinleinGa naar eind7. bij de Haagse uitgeverij Servire in de Zilvermeeuw-serie en een vertaling van de klassieke roman van Arthur C. Clarke, The sands of Mars (1951) bij uitgeverij Pax, onder de titel In het zand van Mars.Ga naar eind8. In de loop van de jaren zestig begon in Nederland een aantal uitgevers dit soort literatuur te publiceren in aparte reeksen, die science fiction als aanduiding kregen. Deze reeksen omvatten niet alles wat onder de noemer science fiction in de Nederlandse taal in de afgelopen decennia is gepubliceerd, maar wel het overgrote deel, naar schatting 90%. In de periode 1960 tot 1992 publiceerden dertien uitgevers science fiction in reeksen:Ga naar eind9. [zie tabel]
Omslagillustratie door Eppo Doeve voor Isaac Asimov, Verhalen uit de toekomst, 1960. De eerste SF-verhalenbundel in de Prisma-reeks.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verloop van de reeksenDe grote uitgevers, Het Spectrum, Bruna en Meulenhoff, waren de eerste die met science fiction in reeksvorm begonnen en zij nemen ook 60% van de totale produktie voor hun rekening. Bij Het Spectrum verschenen sedert het begin van de jaren zestig science fiction-uitgaven in de Prisma-boeken. Deze waren aanvankelijk niet als zodanig gekenmerkt, hoewel ze voor geïnteresseerden herkenbaar waren door de omslagen, de titels of flapteksten waarin de term science fiction voorkwam. Als deze
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgaven worden meegerekend is de Prisma SF-reeks de oudste. Als de eerste science fiction-uitgaveGa naar eind11. in deze reeks moet de roman De getekenden van John Wyndham worden beschouwd.Ga naar eind12. Een jaar later verscheen een verhalenbundel van Isaac Asimov.Ga naar eind13. Pas in 1970 stond bovenaan de omslag naast Prisma de aanduiding science fiction vermeld. Tot 1985 verschenen regelmatig Prisma science fiction-pockets met een gemiddelde van zes per jaar en er was een voortdurend aanbod van herdrukken. In 1984 werd een aantal klassieke titels uit de reeks herdrukt in een toepasselijke vormgeving, onder de reeksnaam Prisma Science Fiction Classics. Na 1985 werd geen nieuwe science fiction meer opgenomen. Sedertdien geeft Het Spectrum nog incidenteel SF-romans uit. Het Spectrum publiceerde in de reeks Paperbacks een vertaling van een geschiedenis van het genre.Ga naar eind14. Bij Bruna verschenen in de Zwarte Beertjes sinds 1964 incidenteel science fictionuitgaven en vanaf 1968 met een zekere regelmaat. In 1971 werd begonnen met een aparte Bruna SF-reeks die liep tot 1979. De twee volgende jaren gaven een onrustig beeld te zien: de SF-reeks werd gestaakt en er verscheen weer science fiction in de Zwarte Beertjes. Tegelijk werd een serie Futuristische romans gestart die al na acht uitgaven een zachte dood stierf. Na 1985 publiceerde Bruna vrijwel geen SF meer. In de periode 1976-1987 leverde Bruna een bijdrage aan de promotie van oorspronkelijk Nederlandstalige SF door jaarlijks de bloemlezing Ganymedes uit te geven.
Omslag van Dick Bruna voor Isaac Asimov, De komst van de robots, 1969.
De robotverhalen van Asimov zijn klassiek. Verschillende romans en bundels verschenen rond dit thema in het Nederlands. Het Spectrum en Bruna publiceerden de korte verhalen, bij Meulenhoff verschenen enkele romans. De eerste echte Nederlandse SF-reeks werd gestart door Meulenhoff in 1967, en deze reeks is bovendien de enige die op dit moment nog bestaat. In juli 1993 telde de reeks 313 nummers en er is niets dat er op wijst dat het eind in zicht is. Zowel in 1991 als 1992 verschenen meer dan tien uitgaven.Ga naar eind15. In de jaren 1980-1981 werden acht, inmiddels klassiek geachte uitgaven uit de reeks opnieuw uitgegeven in een luxe, gebonden editie onder de reekstitel Meesters der SF. In 1983 verschenen vier deeltjes in een sub-reeks SF-kwadraten. Dit waren deels nog niet eerder verschenen titels in boekjes van beperkte omvang, tegen een lage prijs. Ook publiceerde Meulenhoff enkele titels in een reeks Oneindig moment, paperbacks met bijboekjes, die tevens inleidingen of essays over science fiction bevatten. Later werden deze apart verkocht.Ga naar eind16. Meulenhoff gaf nog meer secundaire literatuur uit, zoals een Nederlandse science fiction-bibliografieGa naar eind17., een vertaling van een klassieke studie van Lundwall over het genreGa naar eind18., en een beknopte inleiding op de science fiction voor de Nederlandse lezerGa naar eind19.. Het is duidelijk dat bij Meulenhoff SF serieus genomen werd.
Omslagillustratie van Karel Thole voor J.G. Ballard, Torenflat, 1975. Bruna publiceerde twee titels van deze auteur. De meeste boeken van Ballard werden door Meulenhoff uitgegeven, waaronder zijn apokalyptische romans als The drowned world, 1963.
Luitingh begon kort na Meulenhoff ook met een science fiction-reeks. In 1967 ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schenen bij deze uitgever in de serie Tijgerpockets twee romans van de Nederlandse auteur Carl Lans, met als aanduiding science fiction op de omslag. Deze markeren het begin van de SF-reeks die tot 1976 liep. Verder kwam een twaalfdelige serie Luitingh SF-verhalen uit. Uitgeverij Born in Assen startte in 1968 met een echte science fiction-reeks, waarin aanvankelijk rond de tien uitgaven per jaar verschenen. Deze uitgever publiceerde ook detectives en damesromans, en had al wat ervaring met science fiction als uitgever van de Perry Rhodan-schriftromans. Born had een eigen distributie-organisatie die zich vooral richtte op de inloopwinkels. In 1977 werd nog de Nova-reeks geïntroduceerd, met veel oudere space-opera die als Jeugd-SF moet worden beschouwd. Beide reeksen werden gestaakt in 1978. Born werd overgenomen door Kluwer, maar Elsevier, toen nog actief in deze branche, had de rechten verworven van de science fiction- en detective-pockets. Nog op stapel staande uitgaven werden overgenomen. Elsevier was al in 1974 begonnen met science fiction-uitgaven die gaandeweg de kenmerken van een aparte reeks gingen vertonen. Tevens gaf Elsevier van 1976 tot 1979 een achtdelige serie bloemlezingen van korte SF-verhalen uit onder de titel Galerij der giganten. De van Born overgenomen titels werden geïncorporeerd in een nieuwe reeks die in 1979 van start ging. Hierin verschenen gedurende twee jaar 15 titels. In 1981 werd nog slechts één boek gepubliceerd. De ontspanningsliteratuur, waaronder thrillers en science fiction, is inmiddels overgegaan naar De Boekerij. In het begin van de jaren zeventig was de groeiende markt voor science fiction in Nederland aanleiding voor andere uitgevers om zich met het genre te gaan bezighouden. Een aantal reeksen van uiteenlopend gehalte en verschillende levensduur voegde zich bij de reeds bestaande. Uitgeverij De Fontein startte in 1971 met de publikatie van een achtdelige science fiction-serie van de Nederlandse schrijver Felix Thijssen. In 1974, toen de laatste twee delen hiervan verschenen, kwamen ook SF-titels van andere auteurs op de markt en tot 1980 publiceerde De Fontein met enige regelmaat nieuwe uitgaven. In 1972 begon uitgeverij Kerco, later Ridderhof te Ridderkerk/Rotterdam, van Jan Kerkmans en Henk Cornelissen met de publikatie van science fiction-pockets. Kerco was gespecialiseerd in realistische damesromannetjes en pulpreeksen zoals de detective-serie van Edward Multon.
Omslagillustratie van Karel Thole voor Felix Thijssen, De Mistral, 1975.
Een andere onderneming van Kerkmans, uitgeverij Scala (Rotterdam), was in de jaren 1975-1977 op de markt met een indrukwekkende produktie van 45 titels, hetgeen in niet geringe mate ten koste ging van de kwaliteit van druk, papier, vormgeving en vertaling. Ridderhof en Scala stopten vrij abrupt toen Kerkmans en Cornelissen hun samenwerking beëindigden.Ga naar eind20. Laatstgenoemde was inmiddels in 1977 begonnen met uitgeverij Gradivus (Den Haag/Ridderkerk) die een science fiction-reeks publiceerde. Tot 1981 verschenen regelmatig nieuwe titels, waarna een lawine van uiteenlopend materiaal, in sommige gevallen slechts als uitgeversrestant in de handel gebracht, aangaf dat er bij Gradivus grote opruiming werd gehouden. In 1982 verscheen nog een bundel verhalen van vrouwelijke auteurs onder de titel Amazone. Zowel Ridderhof, Scala als Gradivus waren hele kleine uitgevers, de laatste was in feite een eenmansonderneming. De vooral in strips, schriftromans en kinderboeken gespecialiseerde uitgeverij Centripress in Hilversum publiceerde in 1976 vier boeken met ouder werk van de klassieke Engelse science fiction-schrijver John Wyndham. In 1977 werden deze boeken op nogal slordige wijze fotomechanisch herdrukt in twee omnibussen. Daar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
na verschenen bij Centripress met enige regelmaat science fiction-titels in reeksvorm. In 1983 stopte de uitgever met SF. Nog in voorbereiding zijnde en reeds aangekondigde titels zijn niet, of bij andere uitgevers verschenen. De SF-reeks van de Rijswijkse uitgeverij Elmar kende ook een korte looptijd. Na een veelbelovende start met vier tot zes titels per jaar, liep de produktie in 1983 terug en de reeks werd gestaakt bij nummer 27. De reeks liep niet echt, omdat hij te laat op de markt kwam om nog van de hausse in het genre te profiteren. Tot voor kort waren de meeste uitgaven nog als uitgeversrestant tegen gereduceerde prijs op de markt. De nogal pretentieuze Sfem-reeks van De Arbeiderspers is enigszins een apart geval. Toen zij gestart werd, liep de belangstelling voor SF al sterk terug. De doelgroep van de reeks, die zich richtte op de promotie van science fiction van vrouwelijke auteurs, was vanwege de deels ideële grondslag ook een wat afwijkende. Het project was slechts een kort bestaan gegund, wat niet in de laatste plaats zal zijn veroorzaakt door de kostbare vormgeving en de daarmee samenhangende prijs van de boeken. De meeste titels waren jarenlang verkrijgbaar als uitgeversrestant tegen een steeds lagere prijs.
Een nachtmerrie voor bibliografen: de omslag en de titelpagina van Meulenhoff-SF nr. 114
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Karakteristieken van de reeksenDe Nederlandse SF-reeksen zijn zeer uiteenlopend van aard. Dit kwam niet zozeer tot uiting in de keuze van het materiaal, hoewel er accentverschillen zijn, maar meer in de wijze waarop men met het materiaal omging. Ten eerste de mate van evenwichtigheid van de reeks als geheel, daarnaast - wat de afzonderlijke deeltjes betreft - het niveau van de vertalingen of bewerkingen, de bibliografische verantwoording, de kwaliteit van papier, druk en vormgeving. De verschillen werden vooral bepaald door de traditie en de doelgroep van de uitgever: het zal geen verbazing wekken dat de uitgaven van gerenommeerde uitgevers als Meulenhoff, Bruna en Het Spectrum beter verzorgd waren dan die van Born, Centripress, Gradivus, Ridderhof en Scala, uitgeverijen die meer uit de hoek van de schriftromans, strips, en softporno-pockets kwamen. Verder speelden uiteraard de kennis van zaken, voorkeur van de redacteuren, relaties met auteurs en agenten en budgettaire aspecten een rol.
Omslagillustratie van Poen de Wijs voor de bundel Vrouwen in Wonderland, 1980, uitgegeven in de Sfemreeks.
Waar het gaat om een echt professionele benadering van het genre springt Meulenhoff er wel een beetje uit: dit is niet in de laatste plaats de reden dat de reeks nog steeds bestaat. De Meulenhoff SF-reeks werd opgezet door Ruurd Groot en Eduard Visser, met de serieuze bedoeling kwaliteits-SF voor het Nederlandse lezerspubliek toegankelijk te maken. Men zag wel een markt voor dit nieuwe genre, maar wist er eigenlijk erg weinig van af. In de eerste jaren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is echt pionierswerk verricht. Eduard Visser verliet echter al in 1968 de redactie om zich geheel aan het schrijven te wijden. In 1969 moest Ruurd Groot zijn werkzaamheden staken wegens ziekte. Daarna trad Marc Carpentier Alting aan als redacteur, die het gezicht van de reeks zou bepalen tot 1988, toen hij werd opgevolgd door Jacques Post.
Zoeken naar de doelgroep: de roman van Philip K. Dick, Do androids dream of electric sheep?, 1968, verscheen eerst in 1969 in de Born SF-reeks in een verkorte vertaling, in 1979 integraal voor de echte liefhebbers bij Meulenhoff onder een andere titel en met een overigens volstrekt irrelevante omslagillustratie. Deze versie verscheen in 1981 nog eens bij Bruna, bestemd voor een breed lezerspubliek naar aanleiding van de verfilming van het boek, met weer een andere titel en een thriller-achtige foto uit de film als cover.
Het aanbod is altijd zeer breed en gevarieerd geweest en van een kwalitatief hoog niveau. Toen science fiction tegen het einde van de jaren zestig werd ontdekt door de Nederlandse uitgevers, begon er een soort inhaalrace waarbij geput werd uit de Engelstalige produktie van de voorafgaande twintig jaar. Meulenhoff heeft daarnaast ook in de beginjaren de actuele ontwikkelingen in het genre gevolgd met o.a. romans van J.G. Ballard, Larry Niven, Ursula Leguin en R.A. Lafferty. Die pioniersgeest is altijd gebleven: met haar recente uitgaven geeft Meulenhoff-SF weer een heel aardig beeld van de huidige tendensen binnen SF die enerzijds sterk naar de fantastiekGa naar eind21. is gaan overhellen en anderzijds naar het cynische futurisme van de Cyberpunk. Anders dan Meulenhoff heeft Prisma Science Fiction zich niet teveel aan avonturen gewaagd en zich vooral beperkt tot de gevestigde auteurs, zoals Isaac Asimov, John Wyndham, Ray Bradbury, Arthur C. Clarke, Frederick Pohl en Poul Anderson. Dit heeft zeker te maken met het feit dat de Prisma-reeks geen exclusieve SF-reeks was. Door deze keuze van dit soort gerenommeerde auteurs heeft Het Spectrum ook een aantal echte science fiction-klassiekers in het fonds, zoals De Triffids komen (Day of the Triffids, 1951) van Wyndham, Bradbury's Fahrenheit 451 (Fahrenheit 451, 1953), ook bekend door de film die François Truffaut er in 1966 van maakte, en Ik, robot (I, Robot, 1950) van Asimov. De science fiction-pockets zijn, evenals alle Prisma's, meestal netjes verzorgd en men hanteerde een redelijke kwaliteitsstandaard met betrekking tot de vertalingen. De Zwarte Beertjes van Bruna bevatten opvallend veel bundels korte verhalen en bloemlezingen, vaak geselecteerd uit de Amerikaanse science fiction-tijdschriften van de jaren vijftig, met auteurs als Fredric Brown, Robert Sheckley en Philip K. Dick. Deze trend werd tegen het einde van de jaren zestig gezet door redacteur Erik Lankester en samensteller Aart Prins en door de latere redacteur van de SF-reeks, Vincent van der Linden in zekere mate voortgezet. Dit type korte verhalen vertoonde vaak raakvlakken met andere fantastische genres; in 1972 startte Bruna daarom ook een aparte Fantasy & horror-reeks. Carl Lans was in de eerste jaren verantwoordelijk voor de Luitingh SF-reeks; in 1973 nam Jan Koesen het roer over. Na een aanvankelijk redelijk gedifferentieerd aanbod, met boeken van bekende science fiction-schrijvers als Brian Aldiss, Murray Leinster en Robert Silverberg, was er rond 1976 sprake van enige verschraling. Tot 1980 verschenen er op de twintig uitgaven drie titels van Curt SiodmakGa naar eind22. en acht van de Poolse auteur Stanislav Lem. Het is wel de verdienste van Luitingh dat de boeken van deze belangrijke, maar tot dan toe in het Nederlandse taalgebied betrekkelijk onbe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kende SF-schrijver meer verspreiding hebben gevonden.Ga naar eind23. Luitingh gaf ook nog twee bloemlezingen met science fiction-verhalen van Oosteuropese auteurs uit.Ga naar eind24.
De verschijningsvormen van She. Scala-SF publiceerde de eerste twee delen van een trilogie van H. Rider Haggard (She, 1887, Ayesha, 1905 en Wisdom's Daughter, 1923) in een sterk verkorte en vereenvoudigde vertaling met toepasselijk omslag. De hele serie werd in deze jaren ook door Meulenhoff gepubliceerd, niet in de SF-reeks, maar als literaire roman in de Meulenhoff-Editie. Daarnaast kwam in 1981 nog een andere, geïllustreerde versie van het eerste deel uit bij Peter van der Velden in Amsterdam.
De SF-reeksen van de andere uitgevers hadden alle een min of meer rommelig karakter. Sommige waren maar kort op de markt, of gingen telkens over op een andere opzet of vormgeving; de reeksen waren onevenwichtig, het aanbod eenzijdig. Het niveau van de vertalingen schommelde sterk, oorspronkelijke uitgaven werden bewerkt of ingekort zonder dat dit werd verantwoord, de verzorging van de boeken was bij enkele reeksen minimaal. Deze uitgevers wilden zoveel mogelijk profiteren van de snel groeiende markt voor SF in het begin van de jaren zeventig, en waren alleen geïnteresseerd in een hoge produktie en snelle afzet. De Born SF-reeks stond gedurende de langste tijd van zijn bestaan onder redactie van Ron van der Lugt en de laatste jaren van Jacques Post. De pockets mochten aanvankelijk een standaardomvang van ca. 150 pagina's niet overschrijden. Daartoe schroomde men niet de oorspronkelijke uitgaven flink in te korten. Enkele van deze verkorte uitgaven werden later door Meulenhoff en Elsevier in integrale vorm onder andere titels gepubliceerd. Het titelaanbod bij Born was wel redelijk gevarieerd, met relatief veel romans van auteurs als Brian Aldiss, Poul Anderson en Philip K. Dick. De Fontein putte uit een zeer beperkte groep auteurs: aanvankelijk verschenen alleen drie romans van de klassieke SF-schrijver Arthur C. Clarke. Vervolgens kwamen een kleine twintig titels uit van verschillende schrijvers, waaronder Nederlanders als Hans Kemming, Jaap Verduyn en vooral Felix Thijssen. Verder werden nog drie genummerde bloemlezingen uitgegeven van korte verhalen onder de reekstitel De Fontein SF verhalen. In 1980 kwam alleen nog de SF-parodie Het Transgalactisch liftershandboek van Douglas Adams uit. Vervolgen hierop verschenen nog in 1981 en 1983. In 1988 publiceerde De Fontein nog een andere roman van Adams.Ga naar eind25. Bij Elsevier was de eerste jaren sprake van een gering aantal uitgaven met werk van enkele auteurs, Philip J. Farmer, L. Sprague DeCamp en Larry Niven. Daarnaast verschenen twee bloemlezingen van korte verhalen. Het leek of men de kat nog een beetje uit de boom wilde kijken. Toen er in 1979 met een volwaardige reeks werd begonnen onder redactie van de van Born overgekomen Jacques Post en later van Pon Ruiter bestond deze maar twee jaar. Daarnaast redigeerde Rudolf Veen Galerij der Giganten (1976-1979). Zonder meer rommelig was het bij Ridderhof, Scala en Gradivus. De boekverzorging was minimaal en de vertalingen waren van een sterk uiteenlopend niveau; werk van goede vertalers als Ruud Bal en Pon Ruiter werd afgewisseld met inferieur materiaal. De keuze van titels geschiedde op een lukrake en ondeskundige wijze. Ridderhof begon met series boeken van Edgar Rice Burroughs en Lin Carter, die als fantastiek of avonturenverhalen beschouwd moeten worden. In feite publiceerde Rid- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derhof alleen in 1976 een dozijn echte SF-titels. Scala-SF bevatte aanvankelijk veel vertalingen van romans van de klassieke science fiction-schrijver A.E. van Vogt. In 1976 verschenen vijf boeken van de in Nederland zeer populaire SF-schrijver Jack Vance die later in de Meulenhoff SF-reeks opnieuw en beter werden uitgegeven.
Uitwisselbaarheid van covers in de jaren tachtig: omslagillustraties door Bruce Pennington vervaardigd voor de tweedelige Engelse uitgave bij Panther Books van Lost worlds van de fantasyschrijver Clark Ashton Smith (1972) werden bij Meulenhoff gebruikt voor heel verschillende titels die in 1975 als opeenvolgende nummers in de reeks verschenen (85 en 86).
Ruud Bal, die ook als vertaler bij Ridderhof en Scala had gewerkt, en Coen van der Linden waren als redacteuren verantwoordelijk voor de Gradivus-reeks. Deze onderscheidde zich door een wat meer evenwichtige keuze van het materiaal dat over het algemeen heel behoorlijk was, met modernere kwaliteits-SF van auteurs als Ro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bert Silverberg, Keith Laumer en Bob Shaw. Gradivus was ook de eerste die SF-romans van de schrijfster Tanith Lee in Nederland publiceerde. Een deel daarvan is inmiddels door Meulenhoff opnieuw uitgegeven. De boekverzorging bij Gradivus was nogal knullig. Bij Centripress verscheen een aantal redelijk verzorgde titels van auteurs als Frank Herbert, Michael Moorcock, Christopher Priest en Robert Silverberg. Een keuze die het stempel droeg van de redacteur Jo Thomas. De Elmar SF-reeks stond onder redactie van Simon Joukes. Zij bevatte over het algemeen actuele SF van opkomende schrijvers als Joe Haldeman en Orson Scott Card. Oudere schrijvers als E.C. Tubb en Marion Zimmer Bradley werden door Elmar voor het eerst in Nederland uitgegeven. De Sfem-reeks van de Arbeiderspers werd geredigeerd door Claire Rappange (bibliothecaris van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging) en Ton Koster. Schrijfsters als Kate Wilhelm, Octavia Butler en Rachel Pollack waren weliswaar nog niet eerder in Nederland uitgegeven, maar het is de vraag of de reeks haar doelstelling daarmee verwezenlijkte: werk van andere vrouwelijke auteurs als Joanna Russ, Catherine L. Moore, Ursula Leguin, James Tiptree Jr. (Alice Sheldon), Tanith Lee, Doris Pischeria, Sheila McLeod, Leigh Brackett, Vonda McIntyre en Marion Zimmer Bradley was op dat moment al in de gewone SF-reeksen van andere uitgevers verschenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VormgevingOver de vormgeving van science fiction-boeken leefden bij de uitgevers uiteraard heel verschillende ideeën die samenhingen met de eigen traditie en doelgroep. De oudere reeksen, zoals de Zwarte Beertjes, Prisma, Meulenhoff, Luitingh, Born, Scala en Ridderhof, hadden een pocketformaat. In het midden van de jaren zeventig gingen de meeste uitgevers op paperback over. De reeksen die in die periode werden opgezet door onder meer Gradivus, Centripress en Elmar, hadden ook een dergelijke uitvoering. De Fontein had al vanaf het begin in 1971 een paperbackformaat. Alleen bij Elsevier ging het andersom. Zeker in de beginjaren waren de reeksen uiterlijk duidelijk te onderscheiden. Later gingen veel uitgevers over op de inmiddels tot bloei gekomen science fiction-kunst van illustratoren als Chris Foss, Peter Jones en Bruce Pennington, die in de angelsaksische landen voor de omslagen werd gebruikt. Deze werd in Nederland nogal willekeurig toegepast. Het kwam vaak voor dat er geen enkel verband bestond tussen de omslagillustratie en de inhoud van het boek. De Fontein, Bruna en Het Spectrum zijn in deze trend nooit meegegaan. Voor de omslagen werden vrijwel altijd originele ontwerpen gebruikt, vervaardigd door Nederlandse kunstenaars, fotografen en ontwerpers.
Omslag van Dick Bruna voor A.E. van Vogt, Rebellie in de ruimte, 1968. Vrijwel het gehele oeuvre over de periode 1946 tot 1985 van deze produktieve auteur is in Nederland uitgegeven. Bijna alle reeksen bevatten titels van hem. Het gehalte van de vertalingen loopt sterk uiteen. Zijn belangrijkste boeken, Slan, 1946, en The World of Null-A, 1956, verschenen bij Meulenhoff.
De stijl van de omslagen van de Prisma-pockets bleef in zekere zin consistent. De covers uit het midden van de jaren tachtig herinneren nog sterk aan die van de eerste deeltjes. In de ontwikkeling van de omslagen bij Prisma science fiction worden wel vier fasen onderscheiden: de oudere deeltjes met illustraties van o.a. Eppo Doeve, vanaf het einde van de jaren zestig een brede witte band en een logo. In het midden van de jaren zeventig vervolgens fotografische omslagen en tenslotte vanaf het begin van de jaren tachtig weer getekende omslagen van o.a. Peter Coene.Ga naar eind26. De sterk gestileerde omslagillustraties van Dick Bruna waren jarenlang het handelsmerk van de Zwarte Beertjes. In de SF-reeks werden deze vervangen door de wat meer figuratieve covers van o.a. Bob van Blommenstein en Rinke Doornekamp. Vanaf 1976 bepaalde de illustrator Karel Thole | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het uiterlijk van de boeken, bij De Fontein deed hij dat vanaf het begin.
Omslagontwerpen voor de witte deeltjes van Meulenhoff door Frank Stoovelaar en Ruurd Groot: nrs. 2 (1967), 7 (1967) en 18 (1968).
Bij Meulenhoff zijn de zogenaamde witte deeltjesGa naar eind27. interessant. De omslagen kenmerken zich door een sobere, gestileerde vormgeving en belettering met originele illustraties in de vorm van fotomontages, collages en surrealistische taferelen. De eerste deeltjes werden ontworpen door Ruurd Groot en Frank Stoovelaar. Daarna volgde een periode waarin de boeken werden vormgegeven door een vrij los collectief van ontwerpers dat zich IWACC (Interdisciplinary Workshop for Art & Color Commissions) noemde. Hierbij werd gebruik gemaakt van oorspronkelijk werk van vooral Noordhollandse kunstenaars als Eric Zwierd, Reindert van Briemen, Jos van Amsterdam en Eloi Victor. In de loop der jaren werden de illustraties steeds barokker, de latere deeltjes werden ontworpen door Bouke IJlstra, met illustraties van o.a. Frans Erkelens en Rik Lina. In 1973 ging Meulenhoff als eerste over op covers in het Fossgenre. In 1986 publiceerde de uitgever nog fotomechanische herdrukken van enkele witte deeltjes in de oorspronkelijke vormgeving, toen deze steeds meer verzamelobject werden. De eerste 50 pockets van de Born-reeks waren eenvoudig uitgevoerd, met pulpachtige fotomontagecovers van Alex Jagtenberg, waarvan de stijl min of meer gelijk bleef. In de loop van 1973 maakte de fotomontagecover plaats voor een wat merkwaardig klassiek titelvignet dat voor vier deeltjes werd gebruikt. Tegelijkertijd werd overgegaan op paperbackformaat en in de volgende jaren veranderde de vormgeving nog enkele malen, eerst nog met eigen illustraties, later met covers in het Foss-genre, o.a. van de Nederlander Peter Coene. Bij Centripress werden ook wel originele covers gebruikt, bijvoorbeeld van de illustrator Tais Teng. De omslagillustraties van Scala, Ridderhof, Elmar en Gradivus kwamen overal vandaan. Er was geen duidelijke lijn in het beleid. Zeer fraai uitgevoerd waren de boeken in de Sfem-reeks, steeds in linnen gebonden met op de band gedrukte omslagillustraties. Voor de eerste vier delen werden die gemaakt door Poen de Wijs. Het feit dat daar veel vrouwelijk bloot in voorkwam leek wat in tegenspraak met de doelstelling van de reeks.Ga naar eind28. De latere delen waren uitgevoerd met foto-omslagen van Feddo van Gogh. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OntwikkelingenHet hoogtepunt van de SF-reeksen lag in 1976 en 1977. In beide jaren kwamen meer dan 90 nieuwe titels op de markt. De grote reeksen van Bruna en Meulenhoff scoorden hoog, die van Scala, die slechts vier jaar liep was in deze jaren met respectievelijk twintig en veertien titels vertegenwoordigd, terwijl nieuwe reeksen (Centripress, Elmar en Gradivus) juist van start gingen. De andere uitgevers leverden daarbij nog hun gebruikelijke aandeel. In 1977 waren er elf reeksen tegelijk op de markt, het grootste aantal ooit. Toen Scala en Born in 1978 stopten nam het aantal reeksen gestaag af. De bloeiperiode van de SF-reeksen ligt in de jaren 1970-1980. De totale jaarproduktie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan titels lag boven de 60 en het aantal reeksen liep op van vijf in 1974 tot de eerdergenoemde elf in 1977. In 1981 waren er nog negen uitgevers op dit terrein actief. Vanaf 1982 nam het aantal reeksen snel af: in 1986 bleef Meulenhoff als enige over. Duidelijk is dat de kleine uitgeverijen en de speciaal hiertoe opgerichte fondsen alleen in de topjaren konden renderen: de reeksen van De Arbeiderspers, Centripress, Elmar, De Fontein, Gradivus, Ridderhof en Scala ontstonden en eindigden alle in de periode 1972-1983.
Wat is science fiction? Het fantasy-epos Aardzee van Ursula Leguin verscheen eerst in drie gewone Prisma-pockets, zonder genre-aanduiding. Later werd deze uitgave herdrukt met de drie delen in een band, in een gebonden uitgave en als Prisma-pocket. In 1984 werd laatste versie uitgegeven als Prisma science fiction classic. In 1991 tenslotte werd de trilogie met een toegevoegd vierde deel nog eens door Het Spectrum gepubliceerd in de in dat jaar gestarte Fantasyreeks.
Na 1983 liep het aantal science fiction-uitgaven in Nederland dramatisch terug. De interesse in traditionele science fiction bij een breed lezerspubliek verminderde snel en dit was voor veel uitgevers reden om te stoppen met het uitgeven van science fiction in reeksen. De voordelen van het reeksmodel verdwijnen als de verschijningsfrequentie te laag wordt, en voor meer dan enkele uitgaven per jaar was geen markt meer. Daarnaast raakte de voorraad van ouder materiaal een beetje uitgeput. Toen de belangstelling voor science fiction vooral in het begin van de jaren zeventig in Nederland opkwam, bestond er een gigantisch aanbod van Engelstalige titels uit de voorafgaande decennia, waaruit de uitgevers konden putten. Op dit moment worden veelal recent verschenen boeken vertaald, waardoor de keuze beperkter is. Een factor die zeker een rol heeft gespeeld bij het verloop van de SF-reeksen in Nederland, is het verschijnsel dat de markt nooit echt een kans heeft gekregen zich te ontwikkelen. In de eerste belangstellingsgolf van de jaren zeventig is Nederland in korte tijd overvoerd met een enorm aanbod, waaronder veel ondeskundig geselecteerd, slordig vertaald en goedkoop geproduceerd materiaal, waardoor te snel een verzadigingspunt werd bereikt. Bij de meeste uitgevers ontbrak de kennis van het specifieke karakter van dit soort literatuur en de beoogde doelgroep. Voor beide geldt dat er sprake is van een grote differentiatie die door de uitgevers onvoldoende is onderkend. Wat het genre zelf betreft is er het probleem dat de term science fiction, anders dan bijvoorbeeld toekomstfantasie, strikt genomen geen genre-aanduiding is, maar eerder een kader of invalshoek. Jules Verne en H.G. Wells schreven in feite geen science fiction. Inhoudelijk is science fiction nauwelijks te definiëren; sommige SF-titels moeten worden beschouwd als thrillers, andere als psychologische romans, avonturenverhalen, etc. Het niveau kan uiteenlopen van verstrooiingslectuur tot literaire roman. De term science fiction kan wel op twee andere manieren worden afgebakend. Ten eerste als aanduiding voor een literatuur die voortkomt uit een heel specifieke en vrij gesloten kring van auteurs, rond een kerngroep die wortelt in de Amerikaanse pulpbladen. Daarbij doet zich bijvoorbeeld het verschijnsel voor dat sommige schrijvers, zoals Kurt Vonnegut en James G. Ballard, hun uiterste best doen om van het stempel SF-schrijver af te komen teneinde een breder, meestal literair geïnteresseerd publiek te bereiken. Andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijvers willen juist weer bij die groep horen. De tweede manier waarop science fiction kan worden afgebakend, is op grond van aanduidingen op de boeken zelf. Met andere woorden, de uitgever bepaalt in niet geringe mate wat science fiction is. Zo konden romans van H. Rider Haggard en Edgar Rice Burroughs in Nederland als science fiction op de markt worden gebracht. Veel boeken uit verwante genres met een overigens geheel andere traditie, zoals fantastiek en griezelliteratuur, werden als SF gepubliceerd. De Nederlandse SF-reeksen bevatten derhalve zeer ongelijksoortig materiaal dat in feite voor geheel verschillende doelgroepen bestemd was. De harde kern van SF-lezers was nooit groot in het Nederlands taalgebied. Zij las de boeken bovendien liever in de oorspronkelijke taal.Ga naar eind29. Een bredere groep voelde zich gedurende enkele jaren aangetrokken tot het genre, vooral omdat het een nieuwe, originele benaderingswijze bood. Wat dat betreft kan wel gesproken worden van een rage, waarvan de uitgevers zoveel mogelijk trachtten te profiteren. Deze groep vond in het grote aanbod van de reeksen echter steeds minder van haar gading. Zij werd snel kritischer en ging zich richten op bepaalde auteurs of thema's. Boeken uit de science fiction-traditie werden steeds meer gelezen om hun specifieke inhoud dan om het feit dat het om science fiction ging, of liever: omdat er ‘science fiction’ op stond. De meeste uitgevers hebben dit ingezien en ervoor gekozen het reeksmodel te verlaten, science fiction-romans weer in hun gewone fonds op te nemen en zelfs de term science fiction op de omslagen weg te laten. Een goed voorbeeld is de roman Het Sauriër Park (Jurassic Park, 1990) van Michael Crichton, verschenen bij Luitingh in 1991. De term science fiction is niet meer bruikbaar als een duidelijke en hanteerbare noemer waaronder een bepaald type literatuur kan worden gepubliceerd. De speculatieve toekomstfantasie als genre heeft weliswaar veel terrein verloren aan verwante populaire genres als fantastiek, griezelliteratuur, prehistorische avonturenverhalen en thrillers, maar zal zich op een wat meer bescheiden niveau zeker handhaven, zoals zij dat al meer dan 100 jaar doet. ■ |
|