De Boekenwereld. Jaargang 10
(1993-1994)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 2]De lotgevallen van dr. N.G. van Huffels Grafische Studieverzameling
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dr. N.G. van Huffel, natuurkundigeNicolaas Gerhardus van Huffel werd op 16 augustus 1869 geboren als derde zoon van Antonius Johannes Van Huffel en Judora Schellink. Zijn vader was, na in Kampen in het boekenvak werkzaam te zijn geweest, in 1849 in Utrecht een winkel begonnen waar hij handelde in oude en later ook nieuwe boeken: A.J. van Huffel's Antiquariaat. Van de beide oudere zoons trad Hendrik Gerhard (1857-1932) in 1879 tot de firma toe en organiseerde vanaf 1883 zelfstandig boekveilingen. De tweede broer, Antonius Johannes jr. (1865-1947) werd opgeleid tot apotheker maar ontwikkelde zich daarnaast tot een bekend bibliograaf, onder andere op het gebied van de negentiendeeeuwse Nederlandse letterkunde.Ga naar eind2.
Dr. N.G. van Huffel omstreeks 1930, geschilderd door J.C.U. Legner. Universiteitsmuseum te Utrecht (foto: Rijksdienst Beeldende Kunst, Den Haag).
De belangstellingssfeer van Nicolaas Gerhardus leek aanvankelijk een andere te zijn dan die van zijn beide broers. In 1888 ging hij wis- en natuurkunde te Utrecht studeren en promoveerde vervolgens in 1898 op een proefschrift getiteld Over het verloop van den magnetischen toestand met den tijd in een ijzeren staaf. Deze dissertatie is een duidelijke aanwijzing dat zijn interesse lag bij het toen sterk in de belangstelling staande verschijnsel van de elektrische stroom. In 1900 richtte hij te Utrecht de N.V. Nederlandsche Instrumentenfabriek op, waarvan hij directeur werd. De onderneming vervaardigde vooral elektrische meetinstrumenten (toen als enige in Nederland volt- en ampèremeters) en ontwikkelde daarnaast andere produkten, waarvan vooral het elektrische afmijntoestel en de kooibliksemafleider bekend werden.Ga naar eind3. Zijn deskundigheid op het gebied van de elektriciteit resulteerde in een uitnodiging van de Maatschappij tot bevordering van Fabrieks- en Handwerksnijverheid om een aantal lezingen over de grondbeginselen van de elektriciteitsleer te houden. Dit in verband met de mogelijke bouw in Utrecht van een elektrische centrale. In 3902 stelde hij een samenvatting van deze lezingen in een brochure op schrift.Ga naar eind4. Deze publikatie zou door vele worden gevolgd. Tot 1912 waren dit vooral artikelen in verband met pro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dukten van zijn fabriek en over natuurkundige verschijnselen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interesse voor beeldende kunstToch kroop ook bij Nicolaas Gerhardus het bloed waar het niet gaan kan. Hij raakte al tijdens zijn studie geïnteresseerd in de beeldende kunsten en ontwikkelde zich daarnaast tot verzamelaar op velerlei gebied: onder andere van uurwerken, natuurkundige instrumentenGa naar eind5. en prenten. Met het verzamelen van ‘master prints’ begon hij al voor de eeuwwisseling. In het tijdschrift Oude Kunst beschreef hij hoe hij als beginnend verzamelaar aan J.Ph. van der Kellen, van 1876 tot 1903 directeur van het Rijksprentenkabinet in Amsterdam, advies vroeg over een late druk van een gravure van Lucas van Leyden.Ga naar eind6. Verder verzamelde hij zeker vanaf 1884 portretten van Nederlanders.Ga naar eind7. In 1908 liet hij een gedeelte van zijn verzameling (vooral zeventiendeeeuwse Nederlandse landschapsetsen en portretten en achttiende-eeuwse mezzotinten) veilen. Dit hing waarschijnlijk samen met een toenemende belangstelling bij Van Huffel voor kleurendrukken en prenttekeningen (facsimilés van tekeningen in prenttechniek) van Cornelis Ploos van Amstel (1726-1798) en zijn navolgers. Pas omstreeks 1910 werd in bredere kring bekend, na een tentoonstelling in Utrecht, welke inhoud zijn collectie had. De ter gelegenheid hiervan opgestelde toelichting is de eerste mij bekende publikatie van Van Huffel op grafisch gebied. De aandacht van hem voor het onderwerp van de tentoonstelling, de prenttekening, staat in een lange traditie. Bekend is bijvoorbeeld dat de verzamelaar H.Ph. Gerritsen (1850-1917) een fraaie collectie prenttekeningen bezat, die Van Huffel heeft bestudeerd.Ga naar eind8. Aangenomen mag worden dat voor Van Huffel bij het verzamelen van prenten aanvankelijk de artistieke waarde centraal stond. Als hoogste ideaal zag hij hierbij het bezit van verschillende staten van een prent van een groot kunstenaar, waardoor het scheppingsproces kon worden gevolgd.Ga naar eind9. Bij grafiek werd deze artistieke waarde volgens hem aangetast door het slijten van de drukplaat.Ga naar eind10. Vandaar zijn pleidooi om uitsluitend mooie drukken te verzamelen, waarvoor echter een goede kennis van de grafische technieken noodzakelijk was.Ga naar eind11. Dit bracht hem er uiteindelijk toe om een procédé-collectie op te zetten, waardoor het mogelijk werd om verschillende technieken, staten en drukken met elkaar te vergelijken.Ga naar eind12. Hierbij speelde zijn natuurwetenschappelijke achtergrond mede een rol. Hij beperkte zich namelijk niet tot het analyseren van oude grafische procédés, maar trachtte ze ook daadwerkelijk te reconstrueren.Ga naar eind13. Met deze reconstructies was hij zijn tijd ver vooruit: in 1912 deed hij een toenmaals baanbrekende publikatie het licht zien (zelf spreekt hij over experimenteel kunsthistorisch onderzoek) over de door Cornelis Ploos van Amstel in zijn prentwerk gebruikte techniek.Ga naar eind14. Hierin beschreef hij de gebruikte procédés en deed hij verslag van een, naar huidige maatstaven echter maar ten dele, geslaagde reconstructie van een doordrukmethode. Naar aanleiding van dit onderzoek trachtte hij de 46 prenttekeningen, die de hoofdprenten worden genoemd, precies toe te schrijven aan Ploos van Amstel of aan een van diens medewerkers.Ga naar eind15.
Titelpagina van de toelichting bij de in 1911 gehouden tentoonstelling (foto Gemeentelijke Archiefdienst, Utrecht).
Het jaar 1912 kan als een keerpunt in het leven van Van Huffel worden beschouwd, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezien zijn naar de beeldende kunsten en grafische technieken verschuivende belangstelling. De kroon op het werk werd in dat jaar gezet met zijn eervolle benoeming tot secretaris van het aloude Utrechtse ‘Schilder- en Teekenkundig Genootschap Kunstliefde’, wat hij nog jaren zou blijven.
Door dr. N.G. van Huffel vervaardigde proeven in de doordrukmethode van Cornelis Ploos van Amstel; imitaties van respectievelijk potlood en zwart krijt. Deze proeven bevinden zich bij de Rijksdienst Beeldende Kunst, Den Haag (foto Universiteitsbibliotheek, Utrecht).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Publicist en prentenhandelaarIn 1913 werd Van Huffels onderneming omgezet in de N.V. Nederlandse Instrumenten- en Electrische Apparatenfabriek. Hierover voerde hij niet meer de directie. In deze jaren begon hij via het Amsterdamse antiquariaat en veilinghuis R.W.P. de Vries te handelen in prenten en tekeningen. Aan- en verkopen werden aanvankelijk gedaan op veilingen. Zijn activiteiten op dit gebied namen echter zo'n omvang aan, dat hij al snel een verkoopcatalogus liet verschijnen, waarin prenttekeningen werden aangeboden.
Jean-Guillaume Blanchon, Portret van Edmond Halley. Volgens Van Huffel een incunabel van de stippelgravure. Ets en stippelgravure, 195 × 130 mm. Rijksprentenkabinet, Amsterdam.
Verder schreef hij steeds meer artikelen over prentkunst, vooral in Elsevier's geïllustreerd maandschrift. In 1915 volgde zijn aanstelling tot redacteur van het nieuwe tijdschrift Oude Kunst, geïllustreerd maandschrift voor verzamelaars en kunstzinnigen. Hierin vond hij een uitlaatklep voor zijn publiceerdrift. Vooral de eerste jaren waren de nummers waarin hij niet aan het woord kwam zeldzaam. In dit blad continueerde hij de artikelenserie die hij in Elsevier's geïllustreerd maandschrift was begonnen. Ook werd hij enige jaren later hoofdredacteur van de Veilingskroniek, weekblad gewijd aan de belangen van kunsthandel, kunstmarkt en tentoonstellingen, dat echter maar één jaar (1917-1918) heeft bestaan. In 1916 verscheen van Van Huffel een grotere publikatie op het gebied van de grafische | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
technieken: Coloritto. Bijdrage tot de geschiedenis van de kunst om in drie kleuren te drukken. Het boek handelde over Jacob Christoph le Blon die omstreeks 1715 als eerste er in slaagde om met rode, gele en blauwe inkt een goede reproduktie naar een schilderij te vervaardigen. Vijf jaar later volgde zijn tweede belangrijke publikatie over de techniek van de prenttekening Cornelis Ploos van Amstel Jacob Corneliszoon en zijne medewerkers en tijdgenoten, dat een neerslag was van eerdere artikelen. Beide werken geven goed aan naar welke onderwerpen op het gebied van de grafische technieken Van Huffels belangstelling speciaal uitging: de kleurendruk en de prenttekening. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Grafische StudieverzamelingUit de vele publikaties van Van Huffel blijkt dat zijn verzameling omstreeks 1920 een forse omvang had gekregen. Deze bestond in ieder geval uit ‘master prints’, een procédé-collectie, portretten, met prenten geïllustreerde boeken en documentatie bestaande uit vakliteratuur en drukkersmaterialen. De verzameling prenten had zeker de volgende onderdelen: hoogdruk (houtgravures/houtsneden, clair-obscurprenten en Japanse prenten), diepdruk (17de-eeuwse etsen en portretgravures, 17de- en 18de-eeuwse mezzotinten, prenttekeningen, Engelse stippelgravures en kleurendrukken) en vlakdruk (19de-eeuwse litho's, zowel gekleurd als ongekleurd, portretten). Zijn favoriete onderwerpen, de prenttekening en de kleurendruk waren goed vertegenwoordigd. Uit de samenstelling van deze prentencollectie valt te concluderen dat Van Huffel qua smaak toch duidelijk een kind van zijn tijd was. Vooral voor kleurendrukken, mezzotinten en Engelse stippelgravures was vanaf 1900 internationaal onder verzamelaars zeer veel belangstelling. In Nederland zelf bestond toen voor 17de-eeuwse portretgravures een grote interesse. Uitzonderlijker is zijn belangstelling voor 19de-eeuwse houtgravures en voor clair-obscurprenten. Wat betreft de houtgravures heeft dat te maken met het feit dat hij omstreeks 1920 bij het verzamelen meer de nadruk op de boekillustratie ging leggen.Ga naar eind16.
Omslag van een verkoopcatalogus uit 1915. Handexemplaar van dr. N.G. van Huffel. Archief van de Werkgroep dr. N.G. van Huffel, Oudewater. Het overgrote deel van de niet verkochte prenten kwam uiteindelijk in de studieverzameling terecht (foto Universiteitsbibliotheek, Utrecht).
Een groot gedeelte van deze collectie bood Van Huffel in 1922 te koop aan, mogelijk gedwongen door geldgebrek doordat het tijdschrift Oude Kunst, waarvan hij nog steeds redacteur was, ophield te verschijnen. Hij bracht zijn collectie ook onder de aandacht van A.W. Barten, directeur van de School voor de Grafische Vakken te Utrecht. Daarbij verklaarde hij zich tevens bereid de leerlingen een cursus te geven in de oude grafische technieken, waarbij de verzameling een ‘onontbeerlijk leermiddel’ zou zijn.Ga naar eind17. De School voor de Grafische Vakken was in 1907 als Vakschool voor de Typografie opgericht en had vervolgens een snelle ontwikkeling doorgemaakt. Al omstreeks 1920 bestonden er bij de School vage plannen om tot oprichting van een grafisch museum over te gaan. In 1922 werd hiervoor symbolisch de eerste steen gelegd.Ga naar eind18. De verzameling van Van Huffel zou dan ook naast de al aanwezige collecties een welkome aanwinst vormen.Ga naar eind19. De transactie ging inderdaad door. Men nam van Van Huffel over: prenten in diverse grafische technieken tot circa 1900; geïllustreerde boeken tot circa 1900; prenten bedoeld als wandversiering en vakliteratuur op grafisch gebied.Ga naar eind20. Merkwaardigerwijs werd er bij deze transactie geen inventarislijst op- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gesteld.Ga naar eind21. Overgenomen werden in ieder geval enige duizenden prenten, circa 100 geïllustreerde boeken, voorbeelden van boekbanden en titelpagina's en circa 100 boeken op het gebied van de beeldende kunsten en de grafische technieken. Beide partijen kwamen overeen dat Van Huffel tot zijn vijfenzestigste jaar het vrij riante salaris zou ontvangen van f 5000, - per jaar (f 1200, - voor het geven van een cursus, f 1800, - als conservator van de verzameling en f 2000, - als rente voor het kapitaal dat de verzameling vertegenwoordigde en waarvan de verzekerde waarde f 35.000, - bedroeg), f 3500, - na zijn pensionering en f 3800, - ineens als vergoeding voor het op orde brengen van de verzameling. De bovenverdieping van het woonhuis van Van Huffel aan de Prinsenstraat 23 te Utrecht diende te worden ingericht voor berging en expositie van de verzameling en voor het lesgeven aan leerlingen van de School. De verzameling werd eigendom van de School en kreeg de naam van Grafische Studieverzameling.Ga naar eind22. De collectie werd zodanig ontsloten dat men zich snel via zogenaamde klappers over een bepaald procédé kon oriënteren. In de klapper vond men zowel een algemene inleiding van technische aard over een procédé, als de ontwikkelingsgeschiedenis van de desbetreffende techniek. Met behulp hiervan konden dan de daarin beschreven boeken en prenten worden uitgezocht.Ga naar eind23. Op 27 juni 1923 werd de studieverzameling feestelijk geopend. Tevens werd er bij Van Huffel thuis een tentoonstelling georganiseerd, waar men voorbeelden van vijftien procédés uit de verzameling kon bestuderen. Ter gelegenheid hiervan werd een catalogus vervaardigd.Ga naar eind24. Uit de verslagen van de Vereeniging School voor de Grafische Vakken blijkt dat er tussen 1924 en 1931 circa f 500, - per jaar beschikbaar was voor aankopen (in 1929 en 1931 het dubbele). Daaruit en uit een lijst die zich thans bij de Rijksdienst Beeldende Kunst bevindt, is ook gedeeltelijk bekend wat er in die jaren werd aangekocht. Het betrof vooral prenten in verschillende staten, prentseries, met prenten geïllustreerde boeken, oude vakliteratuur en drukkersmaterialen.Ga naar eind25. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Succes en tegenslagen op maatschappelijk gebiedIn oktober 1923 begon Van Huffel zijn cursus over houtsnede, ets en gravure. Dit onderwerp sloot echter weinig aan bij de dagelijkse gang van zaken in het drukkersvak. Daarom werd de inhoud van de cursus al na een jaar beperkt tot de toonprocédés (aquatint, stippelgravure, litho, etc.) die meer overeenkwamen met moderne technieken zoals autotypie, lichtdruk en koperdiepdruk. Tegelijk werd er meer nadruk gelegd op natuur- en scheikunde om bij de leerlingen inzicht in de grafische procédés te kweken. Van Huffel vond als natuurkundige hun vooropleiding namelijk onvoldoende. In dezelfde tijd kon hij zijn vleugels op onderwijsgebied verder uitslaan, doordat hij aan de Universiteit van Utrecht werd toegelaten als privaatdocent in ‘de geschiedenis der grafische werkwijzen en de beoefenaren daarvan (prentkunst)’. Hij begon ook vrij veel te publiceren, waaronder grotere werken zoals het Encyclopedisch handboek der grafische werkwijzenGa naar eind26., een geordende samenvatting van eerder verschenen artikelen, en, aan de hand van een manuscript, Nieuwe etstechnieken, bedacht en beschreven door wijlen Marius Holleman (1927). Het vierde lustrum van de School werd in 1927 op grootse wijze gevierd. Onderdeel hiervan was een fraaie door Van Huffel opgezette tentoonstelling over de ‘grafische kunst van alle tijden en de werkwijzen daarbij gevolgd’ in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Utrecht. Vergeleken met de tentoonstelling uit 1923 werd meer aandacht besteed aan 19de-eeuwse illustratietechnieken en fotomechanische procédés. In deze jaren stond Van Huffel maatschappelijk op zijn hoogtepunt. Daaraan kwam echter een abrupt einde toen het bestuur van het Genootschap Kunstliefde, waarvan hij inmiddels zowel de functie van secretaris als die van penningmeester uitoefende, in de pers van wanbeleid werd beschuldigd. Dit gaf aanleiding tot felle discussies: ‘negen jaar lang volkomen onverantwoord eigenmachtig handelen van het bestuur met negatie van alle bestaande statuten en reglementen’. Ook werd het bestuur aangewreven dat Kunstliefde door gebrek aan bestuurlijke kwaliteiten feitelijk had opgehouden te functioneren.Ga naar eind27. Later werd de kritiek op het financiële beleid van Van Huffel als volgt samengevat: ‘de finantieele aangelegenheden werden zoo goed als alleen door den secretaris op een hoogst onzakelijke wijze naar willekeur afgedaan’.Ga naar eind28. Al deze kritiek leidde uiteindelijk tot de vervanging van het gehele bestuur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boekband van Van Huffels Encyclopedisch handboek der grafische werkwijzen (foto Universiteitsbibliotheek, Utrecht).
Door de slechte economische omstandigheden stond Van Huffel nog een ander onheil te wachten. Nadat er in 1932 al geen gelden meer voor uitbreiding van de studieverzameling beschikbaar waren gesteld, werd een jaar later namens de minister van Onderwijs zijn gecombineerde functie van leraar en conservator ter discussie gesteld, omdat ‘de kennis en de arbeid van dr Van Huffel slechts voor een gering deel ten goede kwam aan de leerlingen der School.’Ga naar eind29. Een en ander resulteerde tenslotte in een vervroegd ontslag, enkele maanden voor zijn pensionering in 1934. De studieverzameling werd uit de woning aan de Prinsenstraat weggehaald en naar de School overgebracht. Of dit de gehele verzameling betrof, is echter onduidelijk.Ga naar eind30. Op 16 januari 1936 overleed Van Huffel. Het huis in de Prinsenstraat en de inboedel, waaronder enkele honderden boeken en enkele duizenden prenten, werden kort daarop geveild. Door de economische situatie was de opbrengst laag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Grafisch MuseumTer gelegenheid van het lustrum van de School voor de Grafische Vakken in 1927 werd, tegelijk met die van de studieverzameling, een tentoonstelling op het gebied van de boekdrukkunst georganiseerd. Gezien het succes hiervan werd door enkele leraren van de School het plan opgevat om deze zogenaamde Museum-tentoonstelling te continueren. Dit gebeurde op de zolder van de School.Ga naar eind31. Om tot een openbaar museum uit te groeien werd vervolgens nog in hetzelfde jaar de Vereeniging Museum voor de Grafische Vakken opgericht. Van Huffel was hierbij niet betrokken. Deze vereniging boekte in 1934 een groot succes: het Grafisch Museum werd uiteindelijk in een schoolgebouw aan de Nicolaasdwarsstraat te Utrecht geopend. Daar waren zowel collecties van de School voor de Grafische Vakken als Van Huffels studieverzameling ondergebracht als bruiklenen aan het museum. Het museum ontwikkelde zich goed. Hoewel geplaagd door geldgebrek, werden er steeds meer ruimten van het schoolgebouw in gebruik genomen. Daarnaast werden er diverse bruiklenen en schenkingen ontvangen, zoals veel materiaal van een grafische tentoonstelling in de Jaarbeurs te Utrecht. Aan het einde van de jaren dertig beschikte het museum over een representatief overzicht van de ontwikkeling van de prentkunst, de typografie en de reproduktietechnieken. Het was daarmee één van de belangrijkste grafische musea in Europa geworden en kon zich zelfs op bepaalde gebieden meten met het grote voorbeeld, het South Kensington Museum in Londen. Doordat bij het museum de nadruk vooral lag op de typografie en de fotomechanische reproduktietechnieken werd er echter aan de studieverzameling weinig aandacht besteed. Het leek er zelfs op dat deze eerder als een last dan als een zegen werd gezien.Ga naar eind32. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het museum door het bestuur gesloten als protest tegen een toegangsverbod voor joden. Vervolgens hield het museum vrijwel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op te functioneren doordat het gebouw grotendeels door de Duitsers werd gevorderd.Ga naar eind33. Bij de bevrijding werden kazernegebouwen van de Duitsers in Utrecht geplunderd. Het pand waarin het Grafisch Museum was gevestigd trof hetzelfde lot. Er werd geroofd en gesloopt.Ga naar eind34. Vervolgens werd door een misverstand de hele inventaris van het gebouw, dus ook die van het museum, door de Canadese instanties als oorlogsbuit geconfisqueerd en op transport gesteld.Ga naar eind35. Daarbij ging het bepaald niet zachtzinnig toe. Het meubilair werd met houwelen in stukken geslagen en samen met boeken en prenten uit de ramen geworpen. Aan voorbijgangers werden boeken en prenten uitgedeeld.Ga naar eind36. Later werden oude drukken en prenten versnipperd tot confetti op straat teruggevonden. Na terugvordering bleek een deel van het materiaal onherstelbaar beschadigd te zijn. Verder waren er kostbare boeken verkocht en was er gestolen.Ga naar eind37.
Jurriaan Cootwijk naar B.N. Le Sueur, Landschap met Hagar en Ismaël. Vijf staten gedrukt in verschillende tinten bruin en grijs met kleine wijzigingen in de voorstelling. Ets en aquatint, 136 × 178 mm. Rijksprentenkabinet, Amsterdam.
Deze rampen is het museum niet meer te boven gekomen. Het bestuur leek verlamd. Enkele jaren na de bevrijding was, ondanks een overheidskrediet, de studieverzameling nog altijd niet op orde gebracht. Door het ministerie van O.K. & W. werd daarom aan het bestuur van de School voor de Grafische Vakken als eigenaar van de studieverzameling gevraagd plannen te ontwikkelen om deze naar de School over te brengen en weer een didactische functie te geven. Tot uitvoering hiervan kwam het echter niet, omdat A.W. Barten, nu bestuurslid van het museum, geen afstand van dit bruikleen wilde doen.Ga naar eind38. In het begin van de jaren vijftig moest het gebouw, waarin het museum was gevestigd, worden verlaten. Omdat het bestuur van het museum er niet in slaagde om een ander gebouw te vinden, werden de verzamelingen opgeslagen op een zolder van het Utrechtse stadhuis. Daar werd door het bestuur van de School ‘een onbeschrijfelijke chaos aangetroffen en daartussen een grote stapel boeken en portefeuilles die [...] de studieverzameling’ zou zijn.Ga naar eind39. Wegens het ontbreken van een inventarislijst weigerde het bestuur van de School aanvankelijk om de studieverzameling terug te nemen. Dit gebeurde uiteindelijk toch. In | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1956 werd besloten om de collectie aan het Rijk te schenken. Dit vond pas in 1959 plaats. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
EpiloogWat er restte van Van Huffels Grafische Studieverzameling werd door de Dienst voor 's Rijks Verspreide Kunstvoorwerpen in een ambtelijk stuk uit 1958 als volgt omschreven: ‘Deze collectie bestaat uit twee delen, n.l. boekwerken [...] en prenten. Deze laatste worden thans in portefeuilles bewaard, die op stapels zijn gelegd. Wij hebben sterk de indruk, dat alle prenten zonder systeem in de portefeuilles zijn opgeborgen, daar het onmogelijk is iets te vinden.’ In feite kwam het er dus op neer dat de Dienst een geheel ongeordende collectie ontving waarvan bekend was dat er veel zaken aan ontbraken (prenten, boeken, alle drukkersmaterialen). Verder was deze in het recente verleden onvoldoende beheerd en was er sprake geweest van gebrekkig toezicht en dito inventarisatie met lijsten die pas achteraf waren opgesteld. Vandaar dat iedere stimulans ontbrak om de verzameling nog als een geheel te beschouwen. Toch werd er bij de Dienst nog een tour de force verricht met de produktie van uitgebreide inventarislijsten van zowel boeken als prenten. Ook onderging het bestand nog een uitbreiding, toen in 1960 bij het Amsterdamse veilinghuis Bom circa 200 prenten aangeboden werden die duidelijk tot de studieverzameling behoorden. Daaronder bevonden zich enkele karakteristieke voorbeelden. De herkomst van deze prenten was onduidelijk. Ze werden vóór de veiling door het Rijk en bloc gekocht en bij de verzameling gevoegd.Ga naar eind40. Deze aanwinst bracht in het lot van de studieverzameling geen verandering: de in kunsthistorisch opzicht belangrijkste prenten en enkele honderden boeken werden in 1961 uit de verzameling gelicht en aan enkele prentenkabinetten en bibliotheken overgedragen.Ga naar eind41. Ook aan de in het begin van dit artikel genoemde afspraak over een reizende tentoonstelling op het gebied van de grafische technieken werd, wel met een flinke vertraging, vastgehouden: in 1969 ging deze met de catalogus Prent praat van start. De op deze tentoonstelling getoonde prenten waren gedeeltelijk uit de studieverzameling afkomstig. De restanten van deze verzameling bevinden zich thans nog bij de Rijksdienst Beeldende Kunst in Den Haag. ■ De schrijver bedankt de leden van de Werkgroep dr. N.G. van Huffel Ad Stijnman, Johan de Zoete en vooral Marion Bouwens voor hun commentaar bij een eerdere versie van dit artikel, en R.J. te Rijdt en redacteur J.F. Heijbroek voor hun vakkundige ondersteuning. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Appendix I
|
- | met goud gehoogd missaalblad met getekende initialen op perkament, ca. 1450; | ||||
- | een miniatuurblad met getekende initialen op perkament, ca. 1480; | ||||
- | drie miniatuurbladen met getekende initialen op papier, ca. 1510; | ||||
- | houtsnede voorstellende een gezicht op Lyon, uit de Weltchronik van Hartmann Schedel, Nümberg 1493; | ||||
- | twaalf kleine Franse metaalsneden voorstellende heiligen, ca. 1500; | ||||
- | Ugo da Carpi (ca. 1479-1532), Jason in triomf terugkerend met het gulden vlies, clair-obscur; | ||||
- | Alessandro Gandini (werkzaam tweede helft van de 16de eeuw), Maria met kind en heiligen, clairobscur in twee staten:
|
Vak B: Titelpagina's en boekillustraties uit de 15de, 16de en 17de eeuw:
- | een deel van de bijbel van Nicolaus de Lyra, 1493, met getekende initialen; |
- | titelpagina voor Firmianus Opera, Venetië 1509; |
- | titelpagina uit de 16de eeuw; |
- | 34 houtsneden uit de 15de, 16de en 17de eeuw, boekillustraties waaronder enige van Christoffel van Sichem (senior of junior). |
Vak C: Gravure:
- | Johannes Arnoldus Boland (1838-1922), vijf kopieën in droge naald naar de Meester van het Amsterdamse kabinet; |
- | Johannes Arnoldus Boland (1838-1922), St. Bernardus, kopie in droge naald naar de Meester van Zwolle; |
- | N.N., half voltooide portretgravure; |
- | Jonas Suyderhoef (ca. 1613-1686) naar Adriaan van Ostade, boerenbal; |
- | Jan Punt (1711-1779) ets en Pieter Tanjé (1706-1761) gravure naar Cornelis Troost, het huwelijksvoorstel van Reinier Adriaansz, 1754; |
- | Jan van der Heyden (1637-1712), het afgebrande huis op de Singel te Amsterdam, ets; |
- | Louis Cossin (1627- na 1668), portret van Jean-Dominique Cassini, astronoom; |
- | Laurent Cars (1699-1771) naar Antoine Watteau, de waarzegster, reproduktie. |
Boven de vakken A, B en C:
- | Natale Bonifazio (1550-ca. 1590), het opstellen van de obelisk te Rome, de prent bestaat uit drie delen; |
- | Thomas de Leu (werkzaam tussen 1560 en 1620) naar Jacques Perret, fantastisch huis, 1594, illustratie uit Jacques Perret et Thomas de Leu, Des fortifications et artifices, architecture et perspective de Jacques Perret gentilhomme Savoysien; |
- | Charles Edward Wagstaff (1808-ca. 1850), de kroning van koningin Victoria, staalgravure; |
- | John Baptist Jackson (1701-ca. 1780) naar Veronese, Maria met kind en heiligen, clair-obscur. |
Vak D: Vroege à la poupée kleurendrukken:
- | Johannes Teyler (1648- na 1697), kleurendrukken waaronder de gans, mogelijk de vroegste in kleuren gedrukte mezzotint; |
- | Petrus Schenk (1660-1718/1719), kleurendrukken. |
Vak E: Ets:
- | Lodewijk de Vadder (1605-1655), landschap met regen, door Lucas Vorsterman met de burijn bijgewerkt; |
- | Adriaen van Ostade (1610-1685), de schuur, in een goede druk en een afdruk van de versleten plaat; |
- | Adriaen van Ostade (1610-1685), de vrijpostige boer, in een redelijke druk en een fraaie afdruk van de opgewerkte plaat; |
- | Adriaen van Ostade (1610-1685), het atelier; |
- | Adriaen van Ostade (1610-1685), de betalende boer; |
- | Adriaen van Ostade (1610-1685), het gebed; |
- | Karel du Jardin (ca. 1622-1678), de muilezel; |
- | Karel du Jardin (ca. 1622-1678), de ezels. |
Boven de vakken D en E:
- | Russische gravure, legerrevue, 1830, opgewerkt met dekverf; |
- | Herman Saftleven (ca. 1609-1685), Wittevrouwenpoort te Utrecht, ets. |
Vak F: Japanse houtsnede:
- | Isoda Koryusai (werkzaam 1760-1783), vrouw bij een tent, pillarprint; |
- | Katsukawa Shunsho (1726-1792), twee toneelspe- |
lers met een stenen paal, diptiek; | |
- | Kitagawa Utamaro (1753-1806), vrouwen bekijken de cocons van de zijderups; |
- | Manier van Toshusai Sharaku (werkzaam 1794/1795), toneelspeler met masker, met blinddruk; |
- | Utagawa Toyokuni I (1768-1825), twee zwaardvechters aan het strand, diptiek; |
- | Utagawa Hiroshige (?) (1797-1858), avondfeest met vuurwerk bij een rivier; |
- | N.N., voorbeeld van een houtsnede gedrukt met anilinekleurstoffen. |
Vak G: Kleurendrukken:
- | Cornelis Ploos van Amstel (1726-1798) naar Adriaen van Ostade, lezende boer, prenttekening, volgens Van Huffel een kleurendruk, in werkelijk heid met de hand ingekleurd; |
- | N.N. naar Adriaen van Ostade, lezende boer, tekening volgens Van Huffel vermoedelijk gebruikt bij de vervaardiging van de hierboven genoemde prent; |
- | François Janinet (1752-1813) naar Adriaen van Ostade, lezende boer (le nouvéliste), aquatint gedrukt van vier (?) platen; |
- | Cornelis Ploos van Amstel (1726-1798) naar Adriaen van Ostade, zittend boertje met kruik en glas, prenttekening gedrukt van vier platen, en afdrukken van de afzonderlijke platen; |
- | Bernard Schreuder (?-1780) naar Adriaen van Ostade, de charlatan, prenttekening; |
- | Bernard Schreuder (?-1780) naar Adriaen van Ostade, de herberg, prenttekening; |
- | Johannes Körnlein (ca. 1720-1772), mogelijk: naar Gerard Dou, de klavierspeelster, doordrukmethode gedrukt van twee platen; |
- | Gilles-Antoine Demarteau (1750-1802) naar Antoine Watteau, P.P. Rubens à l' Age de XXX ans, crayonmethode gedrukt van meerdere platen; |
- | Charles Melchior Descourtis (1753-1826) of François Janinet (1752-1813) naar C. Wolff, Vue de Thun du Côté du Midi, gedrukt van meerdere platen. |
Vak H: Stippelgravure, crayonmethode:
- | Johannes Lutma (1624-1689), zelfportret, stippelgravure; |
- | Francesco Bartolozzi (1727-1815) naar Thomas Lawrence, portret van miss Farren ten voeten uit, stippelgravure, lievelingsprent van Van Huffel; |
- | Jean Charles François (1717-1769), portret van Louis XV, crayonmethode; |
- | Cornelis Ploos van Amstel (1726-1798) en Bernhard Schreuder (?-1780) naar Gabriël Metsu, zittende jongen, doordrukmethode; |
- | Cornelis Ploos van Amstel (1726-1798), meisje (?); |
- | Nicolaas Gerhardus van Huffel (1869-1936) naar Govert Flinck, portret van een man met baret, doordrukmethode, twee staten: met en zonder zwart linker oog; |
- | John Harris (ca. 1791-1873) naar Robert Pollard, scene on the road to Epsom and back, aquatint met de hand ingekleurd. |
Vakken I en J: Mezzotint, physionotrace.
- | Prins Ruprecht van de Palts (1619-1682) naar Jusepe de Ribera, het hoofd van de beul; |
- | Wallerant Vaillant (1623-1677) naar Cornelis Bega, vrijend paar; |
- | Abraham Blooteling (1640-1690), portret van Christiaan Huygens sr, volgens Van Huffel een van de eerste mezzotinten die met het wiegijzer is vervaardigd; |
- | John Faber (ca. 1650-1721) naar Thomas Hudson, portret van Jacobus Bradley, astronoom; |
- | Jan Brouwer (ca. 1626-na 1688) naar Thomas van der Wilt, Vertumnus en Pomona, 1688, twee staten: een goede druk en een druk van de versleten plaat met afgesneden onderschrift; |
- | Robert Laurie (ca. 1755-1836) naar Francis Wheatly, the full of the honeymoon; |
- | Robert Laurie (ca. 1755-1836) naar Francis Wheatly, the wane of the honeymoon; |
- | Edme Quénedey (1756-1830), portret van B.E. Abbema, physionotrace; |
- | Edme Quénedey (1756-1830), portret van mevrouw Van der Hoog née Ballé (?), physionotrace. |
Vak K: Vroege driekleurendruk:
- | Jan l'Admiral sr (1699-1773), schedel van een kind, tekening, afdrukken van de drie mezzotintplaten (geel, blauw en rood) en proefdrukken, totaal negen? stuks; |
- | Jacques Fabien Gautier d'Agoty (1717?-1785), twee illustraties op het gebied van de natuurlijke historie, gedrukt van vier mezzotintplaten (geel, blauw, rood en zwart); |
- | Edouard Gautier d'Agoty (?-1784) naar Raphael, Madonna della sedia, gedrukt van vier mezzotintplaten (zie hier boven). |
Vak L: Litho:
- | Alois Senefelder (1771-1834)?, landschap met figuren, incunabel van de lithografie; |
- | Johann Nepomuk Strixner (1782-1855) naar Jan von Melem, St. Agnes; |
- | Achille Devéria (1800-1857), de verleider; |
- | Henri Monnier (1805-1877), twee geaquarelleerde litho's; |
- | James William Giles (werkzaam ca. 1830-ca. 1860) naar John Frederick Herring, vossenjacht, geaquarelleerde litho. |
Vak M: Houtsnede 19de eeuw:
- | toonhoutsnede naar Fritz Overbeck uit de serie Meisterwerke der Holzschneidekunst, Die Worpsweder; |
- | George Baxter (1804-1867), koningin Victoria ten voeten uit, gedrukt van een aquatintplaat en vele houtblokjes voor de kleuren; |
- | George Baxter (1804-1867), prince-consort Albert ten voeten uit (zie hier boven); |
- | Le Blond-Baxter, ‘Remember the Grotto’, Baxter procédé (zie hier boven); |
- | Edmund Evans (1826-1906), kleurendruk van een galvano naar een houtblok. |
Vak N: Chromolithografie:
- | drukkerij Versluys en Scherjon, veldmuis, gedrukt van tien stenen, negentien proeven; |
- | Arundel Society naar Lorenzo di Viterbo, ‘The betrothal of Maria’, gedrukt van meer dan 30 stenen door Wilhelm Greve in Berlijn, 1889. |
Vak O: Driekleurenrasterdruk, autotypie in kleur, etc.:
- | driekleurenrasterdruk: meisjeskopje naar Greuze; |
- | autotypie in kleur; |
- | chromolitho van Van Leer naar Cornelis Kuijpers, landschap met vee aan een sloot, vierkleurendruk, twee proeven; |
- | chromolitho van Van Leer, mogelijk naar een kleurendruk van C.M. Descourtis, Frederica Sop- |
hia Wilhelmina, met kleurenstaal. |
Vak P: Rotogravure:
- | drukkerij van de Rotogravure Mij. naar Johannes Henricus Jurres, uitval uit Carthago, vierkleurendruk in opbouw, zeven stuks. |
Boven de vakken N, O en P:
- | chromolitho uit 1878, Derby rennen; |
- | chromolitho uit 1878, Derby rennen; |
- | Charles Gillot (1853-1903), de Hallen, volgens Van Huffel een chromoxilografie, waarschijnlijker echter een zinkhoogdruk. |
N.B.: Bij het tentoongestelde bevonden zich ook bruiklenen.
Appendix II
Enige belangrijke aanwinsten van de Grafische Studieverzameling tussen 1924 en 1931 verkregen door koop of ruiling
1924:
- | Diederik Jan Singendonck (1784-1833), het ets- en aquatintwerk in vele staten, tezamen met een aantal etsen van Karel du Jardin (ca. 1622-1678), in 17de en 18de eeuwse drukken, totaal ongeveer 100 stuks, voor f 65,-. |
- | Jan Punt (1711-1779), ets en Pieter Tanjé (1706-1761), gravure in een staat voor de letter, naar Cornelis Troost, ‘De Wiskonstenaars, of het Gevlugte Juffertje’, tesamen voor f 50,-. |
- | Hendrik Voogd (1768-1839), een serie van twaalf litho's uit 1818 voorstellende Italiaanse landschappen, voor f 40,-. |
1925:
- | Pierre Louis Dubourg (1815-1873), twaalf koperen staalplaten, alle met proefdrukken in vele staten, voor f 150,- |
- | Johann Wilhelm Kaiser (1813-1900) naar Rembrandt, ‘De Nachtwacht’, negen staten van een staalgravure, voor f 30,-. |
1926:
- | J. Chabert (et W.H. Franquinet), Galerie des peintres ou collection de portrets des peintres les plus célèbres de toutes les écoles, Paris 1822-34, met circa 260 litho's in verschillende technieken geïllustreerd, voor f 50,-. |
- | kunsttijdschriften, etc. (Art Journal, Sporting and Dramatic News, Punch en Moderne Kunst in Meister Holzschnitte) tesamen 102 delen, aangeschaft ter bestudering van 19de-eeuwse grafische procédés, voor f 205,-. |
1927:
- | J.M.W. Turner, Liber Studiorum, London 1807-19, bevat, indien compleet, 71 prenten waarvan 50 geheel in mezzotinttechniek, aanschafbedrag onbekend. |
- | Marcus de Bye (ca. 1639-na 1688) naar Paulus Potter, circa 80 etsen voorstellende dieren, aanschafbedrag onbekend. |
- | enige incunabelen van de stippelgravure, lichtdruk en autotypie (procédé Eckstein), aanschafbedrag onbekend. |
1928:
- | Marie-Louise Legrand (werkzaam ca. 1775) naar François Boucher, vrouwenhoofd naar links, crayonmanier gedrukt in wit en zwart op blauw papier, voor f 75,-. |
- | Thomas Bewick (1753-1828), ‘The Chillingham Wild Bull’, houtgravure uit 1789, voor f 35,50. |
- | Abraham Bosse (1602-1676), ‘Gravure en taille |
douce au Burin et a Leaue forte’ ets en gravure uit 1643, voor f 25,-. | |
- | J. Stichaner, Sammlung Römischer Denkmäler in Baiern. München 1808, twee delen met o.a. twee incunabelen van de lithografie, voor f 30,-. |
- | verder werden door ruiling verkregen vijf proefdrukken voor prenttekeningen van Cornelis Ploos van Amstel, (1726-1798), L.N.P. 2, 12, 17, 41, 47 en een mezzotintincunabel door Ludwig von Siegen, (1609-na 1676), voorstellende St. Bruno. |
1929:
- | Thomas Bewick (1753-1828), circa 100 proefdrukken van houtgravures voorstellende vogels en circa 50 herdrukken van houtgravures voorstellende vignetten, aanschafbedrag onbekend. |
- | J. Laporte, Character of trees, London 1795-1800, vijf bundels met prenten in vernis-mou techniek, aanschafbedrag onbekend. |
- | John Baptist Jackson (1701-ca. 1780), vijf clair-obscurprenten, waaronder twee triptieken (Kainen 22 en 25), aanschafbedrag onbekend. |
1930:
- | zeven werken uit de 17de en 18de eeuw over schrijfkunst, waaronder het zeldzame Exemplaer-Boeck Duytscher ende Franscher Schole, eerste deel, Amsterdam 1614, door Jan van de Velde, voor f 225,-. |
- | J.B.M. Papillon, Traité historique et pratique de la gravure en bois, Paris 1766, twee delen plus een supplement, voor f 205,-. |
- | Gustave Doré (1832-1883), ruim 80 handdrukken van houtgravures voor de Fables van J. de Lafontaine, voor f 140, - W. Savage, Colour printing from Woodblocks, London 1820, volgens Van Huffel vrijwel uniek, voor f 125,-. |
- | Reinier Vinkeles (1741-1816), ‘Afbeelding der Teeken Academie, zoo als Dezelve tot den Jaare 1767 Gehouden werd boven het Corps de Garde van de Leydsche Poort te Amsterdam’, zeven proefdrukken van een ets en gravure, samen met enige documentatie over deze academie, voor f 20,-. |
1931:
- | Paul van Liender (1731-1797), acht koperplaten, etsen uit 1759 voorstellende gezichten in Amersfoort, samen met afdrukken uit de tijd en moderne afdrukken, voor f 320,-. |
- | J.I. Martens (werkzaam begin 19de eeuw), drie grote koperplaten voorstellende ‘Grosse Fontaine zu Wilhelmshöhe’, ‘Das Octagon zu Wilhelmshöhe’ en ‘Der Aquaduct zu Wilhelmshöhe’, aquatinten, voor f 210,-. |
- | Hippolyte Lecomte (1781-1857) naar Horace Vernet, ‘Blessés Francais attaqués par des Cosaques’, grote litho uit 1817 met de hand ingekleurd, voor f 60,-. |
Appendix III
Collectiemerken op prenten uit de Grafische Studieverzameling
1. | Dr. Nicolaas Gerhardus van Huffel (1869-1936). Inscripties verso op portretten. Deze aantekeningen die in omvang zeer kunnen verschillen, komen voor in potlood en bruin/zwarte inkt. De oudste mij bekende datum die wordt vermeld is 1884, de jongste 1919. |
2. | School voor de Grafische Vakken te Utrecht, 1907-heden.
Het stempel komt voor in zwart en paars/blauw verso op prenten. Het werd in 1923 of later op sommige bladen uit de Grafische Studieverzameling aangebracht. Het stempel werd ook gebruikt om boeken te merken. |
3. | School voor de Grafische Vakken te Utrecht, 1907-heden.
Dit etiket werd in 1923 of later bevestigd op de opzetkartons van sommige prenten uit de Grafische Studieverzameling. Het etiket werd ook gebruikt om boeken en portefeuilles te merken. |
- eind1.
- Daarnaast ongeveer 30 handschriften, 150 landkaarten, 300 titelpagina's, 1000 stuks boekversiering/reproduktietechnieken, 500 drukkersmerken, 150 boekenleggers, 100 convocaties, 100 silhouetten, 2500 stuks reclamemateriaal en 300 artikelen en hoofdstukken van boeken over grafische kunst. De schenking bevatte geen drukkersmaterialen: Inventarislijst Prentencollectie School voor de Grafische Vakken (ca. 1959), berustend bij de Rijksdienst Beeldende Kunst, Den Haag, dossier Van Huffel.
- eind2.
- G.A. Evers en P.H. Ritter jr., A.J. van Huffel's Antiquariaat Utrecht 1849-1949, Utrecht 1949, p. 7-8.
- eind3.
- De onderneming had tot doelstelling: ‘Het vervaardigen en herstellen van physische, electrotechnische, medische en andere gelijksoortige instrumenten, alsmede de handel zowel voor eigen rekening als in agentuur van voorgenoemde artikelen’.
- eind4.
- N.G. van Huffel, Zal Utrecht spoedig eene electrische centrale hebben of niet?, Utrecht (ca. 1902).
- eind5.
- A. de Wildenrode [= dr. N.G. van Huffel], ‘Het oude mikroscoop, een oudejaarsvertelling’, De Tampon, orgaan voor leerlingen en oud-leerlingen der School voor de Grafische Vakken 10 (1929) 1-3, p. 56-60, met onder andere een afbeelding van een aantal antieke microscopen uit de verzameling van Van Huffel. Deze bevinden zich nu in het Universiteitsmuseum te Utrecht. Zie ook: [N.G. van Huffel], ‘Uit den handel’, Oude Kunst, geïllustreerd maandschrift voor verzamelaars en kunstzinnigen 2 (1917) 6, p. 194.
- eind6.
- N.G. van Huffel, ‘Verzamelen’, Oude Kunst 1 (1915) 2, p. 48.
- eind7.
- In mijn verzameling bevindt zich een portret van de historieschrijver Jan Wagenaar door Jacobus Houbraken (F.M. Portretten 5910) met op de achterzijde in het handschrift van Van Huffel o.a. ‘Geschenk van Mr. F.A.L. ridder van Rappard. 16 maart 1884’.
- eind8.
- Dr. N.G. van Huffel, ‘In memoriam H.Ph. Gerritsen’, Oude Kunst 2 (1917) 9, p. 266. Zie ook: Th. Laurentius, J.W. Niemeijer en jhr. G. Ploos van Amstel, Cornelis Ploos van Amstel, Assen 1980, p. 130.
- eind9.
- Op. cit. (noot 6), p. 47: ‘Voor mij is eene dergelijke serie [vijf staten van een ets van Rembrandt voorstellende Clement de Jonghe] het hoogste ideaal, dat de verzamelaar zich stellen kan, want wat kan voor den prentenliefhebber edeler genot zijn, dan den grootmeester als 't ware te bespieden in zijn atelier, en dat geven u de 5 staten van een dergelijke plaat toch maar, het zoeken en tasten, om door een lijntje erbij, en een ander met het polijststaal weggewerkt, tot de verlangde uitdrukking te geraken.’
- eind10.
- Op. cit. (noot 6), p. 53: ‘zwarte kunstbladen, waarin de slijting zeer spoedig tot verlies van den fluweelen toon leidt, zoodat een afdruk van de gesleten plaat, de Worn out plate, geheel zonder kunstwaarde is.’
- eind11.
- N.G. van Huffel, ‘Verzamelen’, Oude Kunst 1 (1916) 4, p. 117: ‘bij vele der verzamelingen is de Kunstwaarde niet altijd nummer één op het program. Maar de waarde van een verzameling wordt zeer verhoogd, door de keuze van uitsluitend gave exemplaren van mooie drukken, en daarvoor moet men de procédés, de ets, gravure, zwarte kunst, pointillé enz. kunnen beoordeelen.’
- eind12.
- Op. cit. (noot 6), p. 53: ‘De afbeeldingen van een 1en staat van een zwarte kunstprent en een afdruk van de totaal versleten kale plaat met afgesneden ondergedeelte, zijn leerzaam voor den liefhebber, want hij moet steeds er op uit zijn mooie afdrukken te verzamelen, al blijkt uit de hierbij gevoegde afbeeldingen [twee staten van een mezzotint van Jan Brouwer naar Thomas van der Wilt voorstellende Vertumnus en Pomona (H. 2 I en II)] wel, hoe nuttig het is, om ook de allerslechtste als studiemateriaal te bewaren en tot eene procedé collectie te vereenigen. Want alleen door tallooze vergelijkingen komt men tot resultaat in de beoefening der prentkunst, zooals in alle takken van onderzoek en studie.’
- eind13.
- Lex Barten, ‘In memoriam Dr. N.G. van Huffel’, De Tampon 16 (1936), p. 183: ‘Was het niet altijd zoozeer de voorstelling dezer prenten, die hem tot verzamelen lokte, de techniek en werkwijze van de makers dezer zaken na te speuren, was datgene wat zijn gedachten voortdurend gevangen hield. In het “heruitvinden” en reconstrueeren der technieken kreeg hij allengs een groote bedrevenheid, waarbij zijn kennis der natuur- en scheikunde hem niet te onderschatten diensten bewees.’
- eind14.
- N.G. van Huffel, ‘De techniek van Ploos van Amstel in zijn prentwerk bestaande uit 46 imitaties van teekeningen’, in: Jaarverslag Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te Amsterdam (1912), p. 29-45. Zie ook: R.M. Burch, Colour printing and colour printers, London 1910, herdruk Paul Harris Publishing, Edinburgh 1983, p. 101: ‘the mystery which seems to envelop Amstel's method even to this day.’
- eind15.
- Hierin slaagde hij niet geheel: wat hij op grond van vele bronnen en de gebruikte techniek in 1912 toeschreef aan de medewerkers kan de toets van de kritiek nu nog grotendeels doorstaan. Volgens de huidige inzichten schreef hij echter aan Ploos van Amstel zelf veel prenten toe die nu op naam van een medewerker gesteld kunnen worden. Ook meende Van Huffel dat bij veel prenten alle kleuren werden gedrukt. Th. Laurentius heeft echter aangetoond dat de meeste met waterverf zijn ingekleurd. Zie: Th. Laurentius e.a., op. cit. (noot 8), p. 197-276 en vooral p. 234-236.
- eind16.
- N.G. van Huffel, catalogus van de Tentoonstelling van Grafische Kunst van alle tijden en de werkwijzen daarbij gevolgd, Utrecht 1927, hoofdstuk ‘Overzicht van de boekverluchting van de vroegste tijden tot op heden’.
- eind17.
- Rapport van L.C.H. de Jong betreffende de grafische studieverzameling, januari 1956, p. 1, berustend bij de Rijksdienst Beeldende Kunst, Den Haag, dossier Van Huffel.
- eind18.
- ‘Het Vakschoollustrum; het museum’, in: Stadsnieuws, Utrechtsch Nieuwsblad 4 juli 1927.
- eind19.
- In de vakpers werd de mening gehoord dat de verzameling geen verband hield met het vakonderwijs in de grafische vakken en dus niet diende te worden aangekocht. Het bestuur van de school was echter de mening toegedaan ‘dat niet alleen het strikt noodige vakonderwijs, doch ook breedere studie door de school moest worden aangemoedigd en mogelijk gemaakt’. Nieuwsblad voor den Boekhandel 3 juli 1923, p. 654.
- eind20.
- Op. cit. (noot 17), p. 1.
- eind21.
- Op. cit. (noot 17), p. 3.
- eind22.
- Op. cit. (noot 17), p. 1-2.
- eind23.
- ‘Het nieuwe studiekabinet van de School voor de Grafische Vakken te Utrecht’ De Tampon 3 (1923) 5, p. 70.
- eind24.
- N.G. van Huffel, (Catalogus van de) Tentoonstelling gehouden bij gelegenheid van de opening der Grafische Studie-Verzameling afdeeling van de School voor de Grafische Vakken te Utrecht, Utrecht (1923). Aan de hand van onder andere deze catalogus en een helaas onvolledige inventarislijst (zie noot 25) is het mogelijk om zich een beeld te vormen van de inhoud van de studieverzameling in 1923: zie Appendix I.
- eind25.
- Inventaris van de Grafische Verzameling Dr. N.G. van Huffel, thans in de School voor de Grafische Vakken te Utrecht. Studie-kabinet, (opgesteld tussen ca. 1923 en 1932), berustend bij de Rijksdienst Beeldende Kunst, Den Haag, dossier Van Huffel. Voor enige belangrijke aankopen: zie Appendix II.
- eind26.
- Veel afgebeelde prenten in deze publikatie uit 1926 zijn uit de studieverzameling afkomstig. Sommige exemplaren van dit boekwerk gingen mogelijk vergezeld van een bijlage in folioformaat met 25 gekleurde en zwart-wit illustraties. Deze bijlage werd in 1936 nog vermeld, maar is nu onvindbaar. Zie: De Boekenwereld 9 (1992), p. 120, rubriek ‘Vraag en aanbod’.
- eind27.
- Ingezonden brieven over Kunstliefde in het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad, 15, 21 en 23 februari 1929, Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht, archief Genootschap Kunstliefde.
- eind28.
- J.W.C. van Campen, Het Genootschap Kunstliefde 1807-1947, Utrecht 1947, p. 34.
- eind31.
- ‘De opening van ons museum’, Het Grafisch Museum, 4 (1934) 5, p. I-II. Lex Barten, ‘Hoe ons museum werd ingericht’, Het Grafisch Museum 7 (1937) 3, p. 58-59. Zie ook: ‘De opening van het typografisch museum’, De Tampon 7 (1927) 8-9, p. 194-196.
- eind32.
- Lex Barten, ‘Hoe het museum werd ingericht’, Het Grafisch Museum 8 (1938) 1, p. 15: De uitbreiding ‘bleek achteraf zelfs zeer noodzakelijk, toen ons bestuur besloot mede onderdak te verleenen aan de Grafische Studieverzameling, eigendom van de School voor de Grafische Vakken. Wij verloren hierdoor twee lokalen en het oorspronkelijke plan van expositie der verzamelingen moest sterk gewijzigd worden.’
- eind33.
- Museum voor de grafische vakken te Utrecht: Verslag over de jaren 1940-1945, Utrecht 1946, p. 1.
- eind34.
- Herinneringen aan dr. N.G. van Huffel door Johannes H. Moesman, 2 pagina's, archief van Johan de Zoete, Utrecht.
- eind35.
- Catalogus van de tentoonstelling Het Nederlandsche boek door de eeuwen, Utrecht 1946, p. 3.
- eind36.
- Op. cit. (noot 33), p. 4.
- eind37.
- ‘Het Grafisch Museum werd oorlogsbuit’, Gemeenschappelijk Mededeelingenblad van de Bedrijfsgroep Grafische Industrie, 2 (1945) 10 augustus. De schrijver van dit artikel wijt alle vernielingen aan handelingen van de Canadese instanties.
- eind38.
- Op. cit. (noot 17), p. 5.
- eind39.
- Op. cit. (noot 17), p. 6-7.
- eind40.
- Inventarislijst Supplement Prentencollectie School Grafische Vakken Utrecht, (1960), berustend bij de Rijksdienst Beeldende Kunst, Den Haag, dossier Van Huffel.
- eind41.
- Afgegeven werden volgens de zich bij de Rijksdienst Beeldende Kunst bevindende verdeellijsten, ruw geschat, circa 200 boeken en ruim 2000 prenten. Ongeveer de helft van deze boeken en circa drie kwart van de prenten ging naar het Leidse prentenkabinet. De andere helft van de boeken werd verspreid over de bibliotheek van het Rijksmuseum Amsterdam, de Koninklijke Bibliotheek, het Rijksmuseum voor Volkenkunde en de Staatsdrukkerij. De m.i. fraaiste prenten, vooral kleurendrukken b.v. van Jan l'Admiral en in de manier van Johannes Teyler, gingen naar het Rijksprentenkabinet.