De Boekenwereld. Jaargang 9
(1992-1993)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||
Meer dan halve bottels: de vergadering van Nederlandse boekverkopers in 1801
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||
onderwerpen en besloot met de opmerking dat er van de uitvoering van de besluiten helaas niets bekend was. Daarmee was de ‘Comparitie’ in Rotterdam afgedaan, latere geschiedschrijvers zagen hierin voornamelijk stof voor een anekdotische opening.Ga naar eind4. Een van de voorstellen, namelijk, betrof de instelling van een jaarlijkse vergadering van Nederlandse boekverkopers. Dit voorstel was waarschijnlijk afkomstig van de Rotterdamse boekverkoper Nicolaas Cornel, een van de initiatiefnemers voor het bijeenroepen van de vergadering.Ga naar eind5. Cornel liet zijn voorstel vergezeld gaan van de geruststellende medededeling dat de kosten voor deze jaarlijkse vergadering niet meer dan drie gulden (niet acht gulden, zoals Petit vermeldt) per persoon zouden bedragen. Daarvoor zouden de deelnemers dan kunnen beschikken over ‘eene geschikte plaats, lange pijpen, tabak en een Behoorlijk Burger Middag maal benevens elk een ½ bottel goeden wijn en bediening’.
H.P. Schouten, Tekening van Vijgendam gezien naar de Warmoestraat aan het einde van de achttiende eeuw. In het huis links met de trapgevel is de globen-, kaart- en konstwinkel van Petrus Schenk gevestigd. Gemeentearchief Amsterdam (foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
Voor deze auteurs was de ‘Comparitie’ in Rotterdam een mislukte poging om te komen tot vernieuwing in de boekhandel. Men kan de ‘Comparitie’ echter ook vanuit een andere invalshoek bekijken: als het resultaat van ontwikkelingen uit de voorgaande periode. In de laatste decennia van de achttiende eeuw traden er ingrijpende veranderingen op in het boekenbedrijf van de Republiek. In die jaren raakten de Nederlandse boekverkopers, wier vooraanstaande positie in de internationale boekhandel al sedert het tweede kwart van de achttiende eeuw aan verval onderhevig was, definitief hun overwicht kwijt. Omstreeks 1800 produceerden zij nog uitsluitend voor de binnenlandse markt. Het ligt daarmee voor de hand om voor het ontstaan van de moderne Nederlandse boekhandel de blik te richten op de late 18de eeuw en de vergadering van 1801 biedt een unieke mogelijkheid om zicht te krijgen op het laat achttiende-eeuwse boekenbedrijf in ons land. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||
De nadrukEén onderwerp werd tot Petits verbazing niet aan de orde gesteld: ‘Van nadruk, de wezenlijke aanleiding van de stichting der Vereeniging, is hier geen melding gemaakt, wellicht dat die tak van bestaan toen nog niet uitgevonden was, of althans meer in het geheim gedreven werd’.Ga naar eind6. Dat die tak van bestaan toen wel degelijk uitgevonden was, bewijst het bekende request van de Leidse boekverkoper David du Mortier van 1 april 1800, gericht aan het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks. Du Mortier verzocht hierin ‘in substantie’, dat ‘er eene, voor de geheele Republiek alge meen en gelyk werkende Wet, mogt worden vastgesteld, tegen het nadrukken, invoeren en verkopen van nadrukken van Boeken en Geschriften, welke het eigendom van een ander zyn [...]’.Ga naar eind7. Dit request leidde in 1803 tot de wet waarin het recht van kopij en de bescherming tegen nadruk werd geregeld.Ga naar eind8. In 1801 wisten
Het gedrukte convocaat van de ‘Comparitie’ van Nederlandse boekverkopers op 1 september 1801 in Rotterdam (foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
de boekverkopers dus dat er aan het probleem van de nadruk werd gewerkt, en dit verklaart wellicht waarom de nadruk niet prominent op de agenda van die bijeenkomst figureerde. | |||||||||||||||||||||||||||
De ComparitieIn het gedrukte convocaat van 4 juni 1801 (zie afbeelding op deze pagina) werd de aanleiding voor het bijeenroepen van boekverkopers uit het hele land uiteengezet. De oproep was ondertekend door de Amsterdamse boekverkoper Willem Holtrop en zijn Rotterdamse collega Nicolaas Cornel.Ga naar eind9. Cornel kondigde tevens aan dat op de beide volgende dagen een ongebonden verkoping zou worden gehouden. In het vervolg zal duidelijk worden dat deze mededeling van Cornel in dit verband niet zonder betekenis is. Blijkens de notulen gaven 32 boekverkopers aan de oproep gevolg.Ga naar eind10. De meesten van hen kwamen uit de belangrijke boekhandelssteden in Holland, maar ook Utrecht, Friesland, Overijssel, Gelderland en Brabant waren vertegenwoordigd. Tot voorzitter werd Willem Holtrop benoemd en tot secretaris Jacobus van Baalen, een neef van Cornel en bij deze in dienst. Het belangrijkste besluit was de instelling van een commissie ‘tot het onderzoeken en in werking brengen der middelen welke door de vergadering zullen worden goedgekeurd tot Herstel der boekhandel in dit Gemeenebest’. De commissie bestond uit Willem Holtrop (Amsterdam), Isaac van Cleef (Den Haag), David du Mortier (Leiden), Pieter Blussé (Dordrecht) en Honkoop (vermeld zonder voorletters, een van de firmanten van A. en J. Honkoop in Leiden). Van enige activiteit van deze commissie is tot nu toe jammer genoeg niets gebleken. De notulen zijn beknopt: meestal niet veel meer dan een vermelding van de punten die aan de orde zijn geweest. Maar gelukkig heeft Holtrop zijn stukken van deze vergadering bewaard en daaronder bevindt zich ook een interessante brief van de Amsterdamse boekverkoper Stephanus Jacobus Baalde (geb. 1739; werkzaam van 1758 tot 1805).Ga naar eind11. Hij berichtte hierin dat hij verhinderd was de vergadering bij te wonen. Maar de zaak | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||
Portret van Willem Holtrop in: De nagedachtenis van wylen Willem Holtrop, Reg. Mr. van de A. Loge La Chartié, gevestigd in het O. van Amsterdam. Plegtig gevierd den 10 D. der 7 M. 1835-Te Amsterdam, by C.M. Ferrari, (1835]. De dichtregels zijn van J. Kinker (foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
moet hem zeer ter harte zijn gegaan, want in zijn brief geeft hij een uitgebreide opsomming van de oorzaken van het verval in de Nederlandse boekhandel om vervolgens te komen met een aantal uitgewerkte voorstellen ter oplossing van de problemen. Het schrijven van Baalde werd in de vergadering besproken en zijn brief werd aan de commissie ter hand gesteld ‘om daarvan het nodig gebruik te maken’. Een paar thema's uit deze brief lenen zich in het bijzonder om te illustreren wat er anders was in de boekhandel aan het eind van de achttiende eeuw, maar ook om te laten zien dat er toen reeds een aantal moderne trekken in ontwikkeling waren. Essentieel is te bedenken dat de boekverkopers, die de ‘Comparitie’ bijwoonden, in de eerste plaats uitgevers waren: het zijn hun belangen die het beeld van deze vergadering bepalen. | |||||||||||||||||||||||||||
De instelling van een jaarlijkse vergaderingBaalde signaleerde als eerste en belangrijkste oorzaak van de slechte situatie in de Nederlandse boekhandel de moeizame afrekeningen, waarbij sommige confraters hun rekeningen jarenlang lieten openstaan. Het was in de toenmalige boekhandel gebruikelijk eenmaal in het jaar af te rekenen. Deze problemen met de afrekening waren volgens Baalde op te lossen door, in navolging van de Frankfurter en Leipziger missen, een algemene, jaarlijkse vergadering in te stellen, verplicht voor alle boekverkopers, waar zij onderling hun openstaande rekeningen zouden kunnen vereffenen. Zo iets werkt natuurlijk alleen als er sancties op nalatigheid staan. Daarom stelde hij voor een lijst te maken met de namen van diegenen die hun betalingsverplichtingen niet waren nagekomen, en deze lijst dan in de volgende vergadering voor te lezen. Wie dan nog niet betaalde, zou het verschuldige bedrag met 8 procent verhoogd zien. Bleef iemand nalatig dan zou aan de wanbetaler niets meer geleverd worden. De verdere geschiedenis leert dat een betere regeling van de afrekening onder de Nederlandse boekverkopers nog lang een vrome wens zou blijven. Driekwart eeuw later verzuchtte Petit dat een dergelijk systeem ‘nog steeds, helaas een steen der wijzen’ was.Ga naar eind12. | |||||||||||||||||||||||||||
Vaste afname tegen contante betalingHet was zeker niet de bedoeling om jaarlijks bijeen te komen alleen om af te rekenen: het moest een echte boekenmis worden, waar uitgevers hun nieuwe boeken konden presenteren en verkopen. Om de handel op de jaarlijkse vergadering aantrekkelijk te maken deed Baalde een aantal voorstellen, waarvan de tekst hier in het geheel volgt, omdat hierin de wensen van de uitgevers ten aanzien van het beleid in zake prijzen en kortingen in de boekhandel glashelder onder woorden werden gebracht. Tegelijkertijd wilde hij nog een ander euvel van de boekhandel aanpakken namelijk het ‘teveel drukken van Nieuwe bijzonder klijne werken’.
‘Om het te veel drukken van Werken (zo veel mogelijk) voor te komen, behoorde op de jaarlijksche vergadering, geen klijne Schriften, maar werken van belang en geene onder de 12 stuivers (of 10 als men dat goed vind) - ten waare Courant schoolgoed &c. - gepresenteert te worden. Den uitgever van deze of grooter werken, biedt zijn gedrukt werk aan de Confraters op de vergadering aan, met bepaaling van de Particulier prijs, en Rabat van 25 perC te betaalen Contant, | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het titelblad van de tweede druk van een catalogus voor een geruchtmakende ongebonden veiling van S.J. Baalde uit 1767. Baalde had in strijd met de regels in zijn eerste catalogus voor deze verkoping ook kopijen van Abraham Ferwerda en Gerrit Tresling in Leeuwarden en van N. Goetzee in Gouda aangeboden. Het Amsterdamse gilde floot hem terug en hij liet een gewijzigde catalogus drukken. Drie dagen vóór de verkoping verscheen een Notitie van eenige ongebonden Boeken. Welke verkogtzullen worden als de catalogus van S.J. Baalde afgelopen is met de gewraakte kopijen en daarmee lapte hij het verbod van het Amsterdamse gilde openlijk aan zijn laars (foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
met korting van 2, 3, 4 perC zoals men goedvind, of op den tijd van 6 meerder maanden, of ook zo lang men goedvind, en passeeren daarvan een acceptatie. De Confraters die niet verkiezen op de vergadering te verschijnen, of iemand in hun plaats te stellen, ontvangen geen Exempl. dan met 20 perC rabat, teneinde gelegenheid te geven, dat die Confraters die de Werken met 25 perC Rabat ontvangen, die Exempl. aan hun Confraters ter hunnen steden met 5 perC winst te konnen debiteeren en verder alles op zodanige Conditiën, als ten voordeelen en bevordering aan debiet, en tot instandhouding van de handel strekken kan...’
Het hier voorgestelde rabat van 25 procent werd berekend uitgaande van de door de boekverkoper vastgestelde verkoopprijs en is hoger dan toen, en ook in de negentiende eeuw, gebruikelijk was; meestal bedroeg de korting 16 à 20 procent.Ga naar eind13. Bovendien zou men volgens dit voorstel nog eens een nader overeen te komen, extra korting van enkele procenten bij contante betaling krijgen. Baalde hield echter de mogelijkheid open om afspraken te maken over een regeling van de betaling op langere termijn. Ook in dit geval stond Baalde het voorbeeld van Leipzig voor ogen. In Duitsland immers was een aantal grote Leipziger uitgevers er al in de zestiger jaren van de achttiende eeuw in geslaagd de nettohandel - vaste afname tegen contante betaling - in te voeren. Afrekening één maal per jaar was in de toenmalige boekhandel gebruikelijk, zoals we boven zagen. Deze regeling voldeed uitstekend zolang het systeem van de ruilhandel overheersend was, waarbij men elkaar in boeken betaalde. In hun wederzijdse rekeningen konden de boekverkopers de bedragen voor geleverde en ontvangen boeken ongeveer in evenwicht houden en behoefde aan het eind van het jaar alleen het - meestal dus vrij kleine - verschil in geld afgerekend te worden. Dat veranderde met de opkomst van de commissiehandel. In de Republiek was sinds het tweede kwart van de 18de eeuw in de binnenlandse boekhandel de commissiehandel (met recht van teruggave) in betekenis toegenomen, met de voor de boekverkopers daaraan verbonden voor- en nadelen.Ga naar eind14. De voordelen zijn duidelijk: zij konden op deze wijze een groot aantal verkooppunten bevoorraden met hun titels en konden met name vele kleinere boekverkopers (debitanten) die geen of weinig interessante produkten voor de ruilhandel uitbrachten, in hun distributiesysteem be- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||
trekken. Voor de debitanten was dit systeem natuurlijk zeer attractief, omdat zij zonder investeringen een aantrekkelijke winkelvoorraad konden aanleggen. De nadelen zijn echter even evident: de afrekening kwam pas aan het einde van het jaar, àls de debitant het boek tenminste verkocht had. Want in de commissiehandel gold het recht van teruggave en dus liep de boekverkoper de kans dat hij aan het eind van het jaar, in plaats van geld, grote aantallen van zijn onverkocht gebleven uitgaven terugontving. Om van de staat waarin hij zijn boeken terugkreeg, maar niet te spreken. Vaak wist een boekverkoper dus pas na verloop van jaren het debiet. De voorstellen van Baalde waren erop gericht om, door het geven van gunstige rabatten, het systeem van de commissiehandel te vervangen door dat van de vaste afname. Interessanter nog is zijn voorstel om het voor boekverkopers die ter vergadering kochten, aantrekkelijk te maken op te treden als ‘groothandelaar’ in de stad van herkomst. De ‘groothandelaar’ zou in dat geval genoegen moeten nemen met een winst van 5%, een percentage dat ook nu gebruikelijk is. De vraag is of Baalde hiermee aansloot bij een reeds bestaande praktijk? Over het functioneren van de traditionele assortimentshandel als groothandel is nog weinig bekend. Hun voorraden waren beperkt, omdat deze voornamelijk door ruil tot stand kwamen. Het is daarom heel goed denkbaar dat zich daarnaast andere vormen van tussenhandel begonnen te ontwikkelen. Voor het aanbod in de boekwinkels is dit aspect van de boekhandel van wezenlijk belang. Onder het systeem van de commissiehandel konden de boekverkopers zonder risico een groot aantal titels in voorraad nemen: niet of slecht lopende titels werden aan het einde van het jaar teruggestuurd naar de uitgever. Maar een boekverkoper die optreedt als tussenhandelaar en een groot aantal exemplaren van een titel afnam tegen contante betaling, zal ook van zijn klanten prompte betaling verlangen. Daarmee kwam het risico bij de wederverkoper te liggen en deze verliest daarmee de vrijblijvendheid van het commissiesysteem en zal zijn aanbod veel zorvuldiger op de vraag afstemmen. Een voor de hand lig gend gevolg is dat een boekverkoper zich zal beperken tot veelgevraagde titels. Bovendien sneed het mes aan twee kanten, want op deze manier zouden de uitgevers een deel van de arbeidsintensieve organisatie van de distributie op deze tusssenhandelaars kunnen afwentelen. Uitgevers waren toen nog gewoon hun boeken rechtstreeks aan de boekverkopers te leveren, ook aan de allerkleinsten. Dat de distributie moeizaam verliep en de boekverkopers veel zorgen baarden, blijkt duidelijk uit Baalde's omschrijving van een van de andere oorzaken voor het verval van de boekhandel: ‘[...] de volkomen ongelegenheid, om wanneer Confraters werken gedrukt hebben, de Exemplaren daar van op een maal voor het grootste gedeelte, aan alle de Confraters te debiteeren, maar gehouden zijn die bij kleine getallen, in commissie te moeten verzenden; eenige langen tijd daarna terug te ontvangen, en niet dan na verloop van veel tijd, het debiet te weeten, en de Penningen te ontvangen.’ Voor dit euvel zouden deze vergaderingen een uitkomst kunnen betekenen omdat men:‘[...] door de algemeene vergadering bij te woonen, eenig werk dat men gedrukt had, en voor de bepaalde prijs met Rabat van 25 perC aan te bieden, in weinig dagen de geheelen druk [zou] konnen debiteeren, daar men anders Jaaren lang Werk en veel om Slag er aan heeft.’ | |||||||||||||||||||||||||||
Een jaarlijkse ‘formidabele’ ongebonden veilingDaarnaast kon de jaarvergadering gelegenheid bieden voor de afzet van oudere fonds- en assortimentsartikelen door deze te combineren met een ongebonden veiling. Dat was niet een veiling waar het wild toeging, al werd er na afloop vaak een stevige borrel gedronken. ‘Ongebonden’ slaat op de toestand waarin de boeken verkeren. Al vanaf het begin van de zeventiende eeuw speelden de veilingen van fonds- en assortimentsvoorraden een belangrijke rol in het boekhandelsverkeer. Op zo'n veiling kwamen fondsartikelen al dan niet met recht van kopij onder de hamer. Het recht van kopij berustte toen niet bij de auteur maar bij de uitgever. Onder fondsartikelen vielen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||
daarom niet alleen de eigen uitgaven van een boekverkoper, maar ook boeken die door anderen waren uitgegeven en die hij met het recht van kopij had verworven. Bij assortimentsartikelen ging het om (grote aantallen) exemplaren van titels die een boekverkoper door ruil of koop had verkregen en die nog ‘nieuw’, dat wil zeggen in ongebonden staat, waren. Een boek was ‘nieuw’, zolang het ongebonden was, ook al was het, wat toen regelmatig voorkwam, tien of meer jaar oud. Het was in de toenmalige boekhandel gebruikelijk de boeken in ongebonden staat te verhandelen. Pas bij de aflevering aan een particuliere koper werd het boek ingenaaid of gebonden. Op de aucties van fonds- en assortimentsartikelen mochten uitsluitend ongebonden boeken worden verkocht en zij waren alleen toegankelijk voor boekverkopers.Ga naar eind15. De ongebonden veilingen waren in de 18de eeuw in de meeste steden streng gereguleerd. Officieel mochten ze slechts gehouden worden bij faillissement, sluiting van het bedrijf of overlijden. Geleidelijk wisten de boekverkopers een versoepeling van de regels te bewerkstelligen en kregen zij in sommige steden de gelegenheid om eenmaal per jaar hun ongebonden boeken te veilen. Wel werd meestal uitdrukkelijk bepaald dat boekverkopers alleen hun eigen boeken of die van hun stadgenoten mochten veilen en dat er geen eigendommen van boekverkopers uit andere steden mochten worden verkocht.Ga naar eind16. Er zijn aanwijzingen dat deze wijze van afzetten in de tweede helft van de achttiende eeuw voor de Nederlandse boekhandel steeds belangrijker werd. In verschillende steden werd min of meer oogluikend toegelaten dat ook boeken van ‘buiten boekverkopers’ werden geveild. Het was echter veiliger om dergelijke veilingen te organiseren in plaatsen buiten de grote boekhandelscentra waar de restricties van de gilden en de stedelijke overheden niet golden.Ga naar eind17. Hier konden de fonds- en assortimentsartikelen van boekverkopers uit het hele land tegelijkertijd in één veiling worden ingebracht en dat was voor de handel natuurlijk zeer aantrekkelijk. Baaides voorstel was erop gericht om door een grote ongebonden veiling jaarlijks de mogelijkheid te scheppen voor boekverkopers uit het hele land hun ongebonden goed af te zetten en nieuwe fondsartikelen e.d. te verwerven. Ter illustratie van het belang dat in de boekenbranche in de tweede helft van de 18de eeuw aan dit soort veilingen werd gehecht, kunnen de moeilijkheden hierover in de jaren 1767-1768 in Amsterdam dienen.Ga naar eind18. Onder leiding van Baalde had toen een aantal boekverkopers zich ingezet om de strenge regels, die de ongebonden veilingen beperkten, af te schaffen. Zij wilden bewerkstelligen dat niet alleen iedere boekverkoper zijn ongebonden goed zou kunnen veilen wanneer hij maar wilde, maar ook dat voortaan in Amsterdam ongebonden boeken van buiten ‘boekverkopers’ geveild zouden mogen worden. Nu moesten zij uitwijken naar buitenplaatsen, zoals Oudekerk of Alphen aan de Rijn, of zij zagen deze lucratieve handel naar andere boekhandelssteden verdwijnen, waar de overheden minder streng toekeken. De Amsterdamse boekverkopers beweerden, dat zij in feite niets meer wilden dan legalisering van wat in de praktijk reeds gebeurde. Zij droegen voorbeelden aan van Amsterdamse boekverkopers die in ongebonden veilingen ook artikelen van niet-Amsterdammers hadden geveild.Ga naar eind19. Baalde en zijn medestanders zagen hun streven in 1769 met gedeeltelijk succes bekroond.Ga naar eind20. Alle Amsterdamse boekverkopers konden van nu af hun eigen ongebonden boeken veilen maar zij mochten slechts éénmaal per jaar van dit recht gebruik maken. Het veilen van ongebonden goed van boekverkopers van buiten Amsterdam bleef verboden. Dat deze regeling in een grote behoefte voorzag, is af te lezen uit het gebruik dat daarvan werd gemaakt. Blijkens de archiefstukken van het gilde vinden er vanaf 1769 in Amsterdam jaarlijks tien of meer ongebonden veilingen plaats.Ga naar eind21. Aan zo'n veiling konden meerdere boekverkopers deelnemen. Een topjaar was bijvoorbeeld 1776 met zeventien veilingen die totaal 41 dagen in beslag namen en waarbij 26 boekverkopers inbrachten. Als we bedenken dat dergelijke veilingen ook in andere steden plaatsvonden en dat er daarnaast ongebonden veilingen in zogenaamde ‘buitenplaatsen’ werden | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||
georganiseerd, moeten we wel concluderen dat dit soort veilingen, waar fondsrestanten, kopijen en assortimenten onder de hamer kwamen, in de achttiendeeeuwse boekhandel een belangrijke rol hebben gespeeld. | |||||||||||||||||||||||||||
‘Ramsjen’Op een ongebonden veiling zal de koper in de regel minder hebben betaald dan hij in het normale handelsverkeer tussen boekverkopers zou hebben moeten betalen, Zijn voordelige inkoop stelde hem in staat de overgenomen exemplaren voor een lagere prijs van de hand te doen dan de vorige eigenaar. Tegen deze achtergrond moet de volgende door Baalde gesignaleerde misstand in de Nederlandse boekhandel worden gezien: het aanbieden van boeken tegen ‘verminderde prijzen’. Over dat ‘onder de prijs’ verkopen horen we vooral in de tweede helft van de achttiende eeuw steeds meer klachten. Natuurlijk kon een boekverkoper zijn eigen uitgaven, al is het maar tijdelijk, tegen verlaagde prijzen aanbieden. Of uitgevers dat graag deden? Het zal bij de klanten die al een exemplaar hadden gekocht vóór de prijsverlaging, ongetwijfeld niet populair geweest zijn. Illustratief is de prospectus uit 1779 van ‘De Compagnie’, bestaande uit SJ. Baalde, M. de Bruyn en W. Holtrop, boekverkopers
Eerste en laatste pagina van een prospectus van S.J. Baalde en W. Holtrop, Amsterdam met een aanbieding tegen verminderde prijs' van het tijdschrift De Denker, dat van 1763 tot en met 1774 in twaalf delen [=jaargangen] (626 afleveringen) was verschenen bij K. van Tongerlo en F. Houttuyn in Amsterdam (foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
te Amsterdam, die de Reize naar Oost-Indië en Persië van Edward Ives hebben gedrukt en dit werk tot eind mei 1779 aanbieden voor de zeer matige prijs van zes gulden en twaalf stuivers.Ga naar eind22. Na die tijd zal het twaalf gulden en 12 stui’ vers gaan kosten. De uitgevers doen dit alleen ‘om den Liefhebbers in de hand te werken’, maa r ‘tevens en daar door, voortekomen, dat dit Werk in 't vervolg niet voor verminderden, maar wel voor verhoogden prys te bekomen zy’. Hier hebben de uitgevers de zaak dus omgedraaid in een poging het kwaad met het kwaad te bestrijden! Het is zeker dat het bij de aanbiedingen van boeken tegen verminderde prijzen vaak uitgaven betrof, die een boekverkoper zich goedkoop had verschaft: ondershands of op een ongebonden veiling. In het tijdschrift De Koopman, verschenen van 1770-1776, deel 5, protesteerde een vakgenoot, die tekende met ‘Een Amsterdammer’, tegen de misbrui- | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||
Eerste en laatste pagina van de prospectus van ‘de Compagnie’, bestaande uit S.J. Baalde, M. de Bruyn en W. Holtrop, voor Edward Ives Reize naar Oost-Indië en Persië in groot kwarto, 1779. (foto Universiteitsbibliotheek Amsterdam).
ken in de boekhandel, waaronder het verminderen van de prijzen op de tweede plaats komt: ‘Komt eenige kopy in auctie, dan vermindert de kooper oogenblikkelijk de overige exemplaren in prijs, en zij die nog een vroeger duur gekochten voorraad hebben staan eeten er taart aan.’Ga naar eind23. Wie ooit kranten uit deze periode heeft doorgebladerd, zal getroffen zijn door het grote aantal advertenties met aanbiedingen van boeken tegen verlaagde prijzen. Vaak vermeldt de adverteerder inderdaad dat hij door koop eigenaar was geworden van de laatste exemplaren of van een bepaald aantal exemplaren van de aangeboden titel.Ga naar eind24. Het toenemende aantal advertenties met aanbiedingen tegen verlaagde prijzen in de tweede helft van de achttiende eeuw moet dus - in elk geval ten dele - in verband worden gebracht met de ongebondenveilingen. Er is nog geen systematisch onderzoek verricht naar de advertenties van boekverkopers in 18de-eeuwse kranten, maar nogmaals bladerend, dringt zich nog een ander gegeven op: onder de boekverkopers die adverteerden met boeken tegen verlaagde prijzen, duiken steeds weer dezelfde namen op. Dit wettigt de hypothese dat een aantal boekverkopers zich sterk toelegde op het kopen op dit soort veilingen en dat zich in dieperiode een ‘ramsjhandel’ ontwikkelde. Misschien ontpoppen bij nader onderzoek boekverkopers als Baalde, die zich in Amsterdam zo sterk heeft gemaakt voor de ongebonden veilingen, of de eveneens Amsterdamse boekverkoper Martinus de Bruyn, die jarenlang zeer frequent adverteerde met aanbiedingen tegen verminderde prijs, zich als de achttiendeeeuwse ‘De Slegtes’. Ook onder de verkopers op de ongebonden veilingen komen we vaak dezelfde namen tegen, soms jaren achter elkaar. In Amsterdam zijn dit bijvoorbeeld David Weege, Th. Craijenschot en opvolgers, de firma Harrevelt en Petrus Schouten, deze laatste notabene Baaides grote tegenstander in het conflict over het houden van ongebonden aucties.
Dit roept de vraag op of er toen - net als nu - misschien al uitgevers waren, die bij hun produktie rekening hielden met deze distributiemogelijkheden en meer produceerden dan zij verwachtten zelf af te zetten of misschien zelfs wel speciaal voor deze wijze van afzetten produceerden? In dezelfde zin waarin hij gewaagt van het euvel van het aanbieden van boeken tegen verlaagde prijzen, zegt Baalde dat dit in het bijzonder geldt voor ‘Werken, welke kort geleden gedrukt, of nog onderhanden zijn, [...].’ Deze omschrijving lijkt er op te wijzen, dat we | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||
inderdaad met deze mogelijkheid rekening moeten houden. Baalde wilde dat daar paal en perk aan werd gesteld door te bepalen dat prijsverlagingen niet geoorloofd zouden zijn binnen vier jaar na verschijnen van het boek en dat die zelfde termijn in acht moest worden genomen, indien een boek al eens tegen verlaagde prijs was aangeboden. Al sinds de veertiger jaren van de achttiende eeuw streefden boekverkopers/uitgevers naar handhaving van de door hen vastgestelde eindprijzen, maar het zou nog meer dan een eeuw duren voor er een officiële regeling voor de vaste verkoopprijs voor boeken tot stand kwam.Ga naar eind25. | |||||||||||||||||||||||||||
ConclusieIn vele opzichten functioneerde de boekhandel aan het eind van de achttiende eeuw anders dan nu, maar er zijn ook moderne trekken te onderkennen. Het meest opmerkelijke is misschien wel het streven naar handhaving van de door de uitgever vastgestelde eindprijs. Met name Van Selm heeft de opkomst en uitbreiding van de commissiehandel in de laatste 75 jaar van de achttiende eeuw in verband gebracht met het streven van uitgevers om door hen vastgestelde particuliere eindprijzen te laten gelden.Ga naar eind26. Dat dit streven toen nog niet het beoogde succes had, bleek hierboven. Integendeel, al in de achttiende eeuw bestond er een ‘ramsjhandel’ en er zijn zelfs aanwijzingen dat bepaalde boekverkopers zich daarin gespecialiseerd hadden. Over de omvang van die handel is niets bekend. Nader onderzoek moet de betekenis van die talrijke ongebonden veilingen voor de Nederlandse boekhandel in de tweede helft van de achttiende eeuw en hun rol in de distributie van boeken aantonen. Speelden die achttiende-eeuwse fondsveilingen dezelfde rol als die in de negentiende eeuw? De belangrijke fondsveilinghouder J.C. van Kesteren noemde in 1857, naar aanleiding van de veiling van het gehele fonds van de bekende Haarlemse uitgever A.C. Kruseman, de fondsveilingen als belangrijkste oorzaak van ‘die schandelijke prijsvermindering en den opkomenden tweede-hands-handel, dien kanker voor ons bedrijf.Ga naar eind27. Gezien het grote aantal fondsveilingen waren deze kennelijk nodig voor het functioneren van de boekhandel. De vraag die hierbij onmiddellijk rijst, is of de boekverkopers niet met (veel) te hoge oplagen werkten? In de vergadering van 1801 uitte Holtrop zich in deze zin en hij stelde voor om naar middelen te zoeken om dit tegen te gaan. Zeker even belangrijk als de vraag of iedereen overal dezelfde prijs voor een boek betaalde, is de vraag of iedereen overal elk gewenst boek kon kopen. Om inzicht te krijgen in het aanbod in de boekwinkels is onderzoek naar de organisatie van de distributie en de handelsvormen essentieel. Duidelijk is, dat er in 1801 over heel wat meer werd gesproken dan ½ bottels goede wijn: de kwesties die toen aan de orde kwamen, kunnen richting geven aan het onderzoek naar de achttiendeeeuwse Nederlandse boekhandel.
Brief van de Amsterdamse boekverkoper S.J. Baalde, gedateerd 31 augustus 1801, geadresseerd aan zijn collega Willem Holtrop. Op 1 september werd deze brief, blijkens een daarop aangebrachte notitie van de secretaris van de Comparitie, Jacob van Baalen, ter hand gesteld aan de Haagse boekverkopers I. van Cleef, B. Scheurleer en J.C. Leeuwenstijn om advies.
1 sept. [1801] Zij deze gestelt in handen van Van Cleeff, Scheurleer & Leeuwenstein om advies. J. van Baalen, secr.
Geëerde Confrater en Neef! Gisteren avond de Tijdwyzer inziende, ontdek ik, dat te Rotterdam juist kermis is, ten tijde van de Comparitie en verkooping en daar ik in veel jonger jaaren, ondervonden hebben, dat ten tijde der kermis veelal geen Logement of als dan zeer gebrekkig, te erlangen is, en het door de geheel stad zeer woelig is, durf ik het niet wagen, mijn verblijf opdien tijd aldaar te neemen, om de Comparitie bij te woonen, het welk ik wel gewenscht hadde te konnen doen, also ik de zaak tot mogelijk herstel van den Eiche Boekhandel, van groot belang beschouwen. Vergun mij echter, dat ik U mijnen gedagten diens wegens mededeelen, op hoop, dat dezelve van enig nut op de Comparitie, en tot herstel van den handel konnen zijn. Waarbij mij voorkomt dat deze twee Pointen vooral dienen in acht genomen:
1. De oorzaaken van verval des boekhandels komen mij voor ten deelen te bestaan:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||
2. Terwegneeming der gebreken in den handel, behoorden mijn dunkens een Plan geformeert, en aan de Confraters rond gezonden, per gedrukt Exemplaar, het welk hoofdzaaklijk moest beoogen, dat een Jaarlijkse vergadering werd vastgesteld, waarvoor ik het Dorp Alphen, als in 't middelpunt gelegen, zoude verkiezen.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||
|
|