De Boekenwereld. Jaargang 9
(1992-1993)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 105]
| |
BerichtenBibliografie van & over Karel van de WoestijneDe Vlaamse schrijver/dichter Karel van de Woestijne (1878-1929) zag zijn boeken graag verzorgd uitgegeven. Met C.A.J. van Dishoeck en A.A.M. Stols als zijn belangrijkste uitgevers had hij het dus goed getroffen. Ook postume uitgaven van zijn werk werden (en worden) vaak vervaardigd voor liefhebbers van bibliofiele boeken, soms voorzien van houtsneden, prenten of tekeningen en in beperkte oplagen. Geheel in stijl met deze bibliofiele Van de Woestijne-traditie is een Selectieve bibliografie van Se over Karel van de Woestijne verschenen, samengesteld door Richard Baeyens, die op het terrein van de Vlaamse bibliografie al zeer veel werk verzet heeft. Het boek is royaal van formaat, telt 160 Pagina's en is gedrukt op getint gevergeerd 135-grams papier; de stemmig-rode linnen band met goudstempel wordt beschermd door een waardig stofomslag. De verantwoordelijke boekverzorger is Louis van den Eede die een klassiek evenwicht tussen functionaliteit en esthetisch genoegen heeft bereikt. Na een kort inleidend woord door A.M. Musschoot en een summiere verantwoording volgen vijf afdelingen: I, Werk in boekvorm eerste uitgave; II, Verzameld werk; III, Bibliofiele en geïllustreerde uitgave; IV, Bibliografie over Karel van de Woestijne; V, Addendum. Binnen de afdelingen wordt de chronologische volgorde van verschijnen aangehouden. Voor elke opgenomen uitgave in de afdelingen I en III, tezamen de primaire bibliografie van afzonderlijk verschenen werken, zijn twee tegenover elkaar liggende pagina's beschikbaar, voor een aantal verluchte uitgaven zelfs meer. Na de titelbeschrijving en nadere gegevens over de uitgave, waaronder tevens de tekst van een eventueel colofon, wordt een fotografische afdruk van de titelpagina geboden, soms nog vergezeld van een afbeelding van een pagina uit het betreffende werk. Op deze wijze komen typografen en illustratoren tot hun recht. De tweede en vierde afdeling beperken zich tot een zakelijke beschrijving, evenals de vijfde die een aantal ‘boeken en artikels in verband met de illustrators en boekverzorgers’ biedt. Het ‘selectieve’ waar in de titel op gewezen wordt, is ondanks het exclusieve uiterlijk in eerste instantie niet bedoeld om aan te geven dat deze handgenummerde uitgave voor slechts 750 kopers verkrijgbaar is. Een volledige bibliografie is kennelijk niet het oogmerk
De omslagtekening voor deze uitgave werd gemaakt door Gustave van de Woestijne, broer van de dichter.
geweest. Dit heeft geleid tot het ontbreken van enkele titels die men toch node mist. Afdeling I geeft welbewust geen herdrukken tijdens het leven van de dichter, maar met slechts een handvol toevoegingen (bijvoorbeeld van de tweede druk van Verzen (1914) en van Janus met het dubbele voorhoofd (1917)) had men de beschikking gehad over een compleet overzicht van de werken aan de totstandkoming waarvan Van de Woestijne zelf heeft bijgedragen. Dat de tweede druk van de Laethemsche brieven over de lente uit 1921 wel is opgenomen, is te danken aan het bibliofiele karakter van dit Palladium-deel, waardoor het in de derde afdeling een plaats kreeg. Met betrekking tot afdeling II, Verzameld werk, merkt de auteur in de verantwoording op: ‘Wij beschouwen verzameld werk als de voltooiing van het oeuvre van een auteur, daarom hebben wij [...] dit afzonderlijk opgenomen.’ Het betreft hier het in de jaren 1947-1950 verschenen Verzameld werk (acht delen). Daargelaten of de geciteerde opvatting van door derden verzamelde maar niet volledige werken hier verdedigbaar is, is het jammer dat de twee delen lyriek die Van de Woestijne zelf in 1928 als eerste van zijn verzamelde Werken bij Van Dishoeck liet verschijnen niet in de bibliografie voorkomen. Die delen vormden immers, althans wat dat gedeelte van zijn lyri- | |
[pagina 106]
| |
sche poëzie betreft, Van de Woestijne's definitieve ‘zelfpresentatie’. Een uitbreiding van de Werken na Van de Woestijne's dood besloeg drie delen, waarvan er twee wel en éen niet in de bibliografie werden opgenomen. Het was binnen de opzet van dit boek onvermijdelijk dat de secundaire bibliografie erg summier uitviel; de in 1979 door M. Somers samengestelde tentoonstellingscatalogus Karel van de Woestijne 1878-1929 blijft om zijn rijkdom aan bibliografische en andere gegevens naast de Selectieve bibliografie dan ook onmisbaar. Een handicap bij de gekozen werkwijze is het ontbreken van een register van opgenomen werken. Wel worden achterin drie andere registers gevonden: van personen, van auteurs en van illustrators/boekverzorgers. Wie de Van de Woestijne-literatuur reeds kende, vindt na enig zoeken wat hij wenst, mits het gezochte is opgenomen. Niet ingevoerde gebruikers echter moeten de tijd nemen om overzicht te krijgen. Het toont te meer dat deze Selectieve bibliografie van & over Karel van de Woestijne geen aanspraak maakt op wetenschappelijkheid en niet zozeer een gebruiksboek alswel een kijkboek is. Als zodanig is het zeer geslaagd. Het is bedoeld voor liefhebbers van Van de Woestijne en van fraaie boeken. In haar voorwoord zegt A.M. Musschoot: ‘Een uitgebreide bibliografische beschrijving van
Pagina's uit La Roseraie du Savoirmet aantekeningen door J.H. Leopold.
het werk van Karel van de Woestijne was tot dusver nog niet voorhanden in een afzonderlijke publikatie. Dit mag op zijn minst bevreemdend heten.’ Bedoelde uitgebreide beschrijving is er nu, maar degenen die veelvuldig een beroep moeten doen op bibliografische informatie betreffende Van de Woestijne, zullen bezocht blijven worden door die oude, tartende droom: een volledige bibliografie. Mocht het slijk der aarde ooit in voldoende mate ter beschikking komen, dan zou de vervulling van die droom mogen worden toevertrouwd aan bibliograaf Baeyens en typograaf Van den Eede. R. Baeyens, Selectieve bibliografie van & over Karel van de Woestijne werd uitgegeven door Marnixring Drijpikkel en is verkrijgbaar door storting van BF 950, voor Nederland f 60,- (inclusief verzendkosten) op rekening 436-6255599-31 van het Karel van de Woestijne-fonds, Merchtem (België). Adres van de uitgever: Marnixring Drijpikkel, Koningslosesteenweg 23, 1853 Strombeek-Bever (België), tel. 02-267.20.53 Leo Jansen | |
Bron voor Leopolds poëzie naar Amsterdamse UBNaar aanleiding van het elfde lustrum van de Vereniging van Vrienden van de Universiteits- | |
[pagina 107]
| |
bibliotheek van Amsterdam en ter gelegenheid van het eigen veertigjarig bestaan bood Antiquariaat Schuhmacher onlangs de UB tegen een ‘vriendenprijs’ een boek aan dat tot de Sternstücke van de Nederlandse literatuurgeschiedenis mag worden gerekend. Het betreft een exemplaar van La Roseraie du Savoir, choix de quatrains mystiques tirés des meilleurs auteurs persans. Traduit pour la première fois enfranqais avec une introduction et des notes critiques, littéraires et philosophiques par Hocéyne-Âzad. Deze uitgave verscheen in 1906 te Leiden bij Brill in samenwerking met Guilmoto in Parijs. De Roseraie is in de Nederlandse literatuurgeschiedenis vooral bekend geworden, omdat zij als bron heeft gediend voor de afdeling Soeflsch, 32 kwatrijnen in de bundel Oostersch. Verzen naar Perzische en Arabische dichters van J.H. Leopold, uitgegeven door J.F. van Royen, gedrukt als eerste publikatie van zijn Kunera Pers, Den Haag 1922 [= 1924]. Dit boek geldt op zijn beurt weer als een van de sterstukken van de Nederlandse boekgeschiedenis. Het aan de UB aangeboden exemplaar van de Roseraie is in het bezit geweest van J.H. Leopold zelf en rijkelijk voorzien van aantekeningen in zijn hand: zowel notities als concepten en klad-versies van vertalingen. Bij autopsie bleek dat zestig van de 345 Pagina's voorzien zijn van aantekeninggen, dikwijls verspreid over de hele pagina. Het wetenschappelijk belang van dit exemplaar van de Roseraie is in het verleden reeds aangetoond, toen het bij de totstandkoming van de historisch-kritische editie van de gedichten van Leopold in de reeks Monumenta Litteraria Neerlandica van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen werd gebruikt. Leopold-onderzoekers onderstrepen dit belang en zijn van mening dat er ook in de toekomst niet aan de bestudering van het werk van Leopold en de ontstaansgeschiedenis ervan gedacht kan worden, zonder dat dit exemplaar van de Roseraie daarbij wordt geraadpleegd. | |
Johannes du Vivié, Leids boekverkoper en veilinghouderVorig jaar studeerde Inge de Vries af op de Leidse boekverkoper Johannes du Vivié. Deze middelgrote boekverkoper was werkzaam van 1681 tot 1728 en daarmee dus, gedeeltelijk, een tijdgenoot van de grotere Leidse boelcverkopers Luchtmans en Van der Aa. Voor zover bekend heeft Du Vivié onderveer honderdtwintig titels uitgegeven. In het begin van zijn carrière was zijn aandacht vooral gericht op de meer algemene genres theologie en de klassieken, maar in de loop van de tijd verlegde zijn aandacht zich naar de exacte vakgebieden. Hierbij zijn de werken over botanie in de meerderheid. In het laatste decennium van zijn uitgeversloopbaan valt de hoeveelheid spotschriften op, die zich richten tegen de rooms-katholieken in het algemeen en de jezuïeten in het bijzonder. Interessant is de compagnie met zijn stiefzoon Isaak Severinus en de familieachtergrond daarvan. Op het gebied van de marketing van Du Vivié was materiaal voorhanden in de vorm van kranteberichten, aankondigingen en fondscatalogi. Ook hieraan heeft De Vries aandacht geschonken. Du Vivié was behalve boekhandelaar ook een belangrijk veilinghouder; hij heeft meer veilingen gehouden dan boeken uitgegeven. Daaronder waren zeer toonaangevende: de veiling van de bibliotheek van Nicolaas Heinsius (1683) behoort ongetwijfeld tot de belangrijkste van de zeventiende eeuw. Over deze veilingen is veel archiefmateriaal voorhanden in de vorm van met name notariële aktes en veilingcatalogi, hoewel er van die laatste niet veel bewaard zijn gebleven. Vooral de notariële aktes geven veel gedetailleerde - en soms pikante - informatie over het verloop van de veilingen, en vooral ook wat daarbij mis kon gaan. De scriptie biedt de benodigde achtergrond over de boekhandel in de zeventiende eeuw, waarbij speciale aandacht wordt geschonken aan de Leidse boekhandel. Achterin het boekje zijn een fondslijst en een lijst van veilingcatalogi opgenomen, alsmede een overdruk van een fondscatalogus uit 1701. De scriptie, die nu in boekvorm is uitgegeven, werd geschreven onder begeleiding van dr. P.G. Hoftijzer, telt 96 Pagina's en kost f 17,00 (incl. verzendkosten). Te bestellen door overmaking van dit bedrag op gironummer 4888376 t.n.v. J.I.J. de Vries, Leiden, o.v.v. Du Vivié. | |
Bibliografisch Repertorium Louis CouperusBinnenkort verschijnt het Repertorium Louis Couperus als tweede uitgave van uitgeverij LM te Amsterdam. Deze uitgeverij is ontstaan uit de behoefte literaire teksten en teksten met betrekking tot de literatuur die noch door reguliere uitgevers noch door private presses | |
[pagina 108]
| |
worden uitgegeven, met aandacht voor inhoud en uiterlijk in boekvorm te laten verschijnen. Nederlandse en vertaalde poëzie, Nederlandse en vertaalde novellen, naslagwerken, brievenuitgaven, dagboeken, kortom alles wat te omvangrijk is voor het lood van de private press en niet dan zwaar gesubsidieerd bij de tegenwoordige vorm van uitgeven kan verschijnen (waarbij verramsching al is ingecalculeerd), staat op het repertoire. Door combinatie van tekstverzorging, boekverzorging en desktop publishing wordt getracht uitgaven te maken die boven het niveau van de stencil- en readercultuur uitstijgen. De teksten worden met een WP-programma klaargemaakt voor uitgave en op schijf bewaard. De uitgaven worden in een beperkt aantal exemplaren geprint op een Canon LBP-4 uit de Baskerville van Fontware. Afhankelijk van de vraag worden meer exemplaren geprint, dan wel gefotokopieerd en met de hand genummerd. Permanente beschikbaarheid van de uitgaven is daarmee gegarandeerd, terwijl, indien noodzakelijk, de teksten kunnen worden ge-updated en ‘zet'fouten hersteld. LM Amsterdam is niet commercieel, bepaalt zelf haar fonds en biedt de uitgaven aan tegen kostprijs. Het Repertorium Louis Couperus is een resultaat van het project Bibliografisch Repertorium Louis Couperus dat onder redactie staat van Gerrit Borgers (†), Ernst Braches en Karel Reijnders. Uitvoerder van het project en auteur van de uitgave is Marijke Stapert-Eggen. Het onderzoek voor de eerste fase van het project, waarvan deze uitgave het resultaat is, werd afgesloten in 1980. Het Repertorium Louis Couperus is, conform de bedoeling, de basis geweest voor de uitgave van de Volledige Werken Louis Couperus, die volgens de editieprincipes van de redactie Volledige Werken Louis Couperus onder auspiciën van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen vanaf 1987 verschijnen bij uitgeverij Veen. Het Repertorium Louis Couperus bestaat uit de delen A: Overzicht en B: Bronnen en een Handleiding. A: Overzicht geeft in alfabetische volgorde een overzicht van alle titels van publikaties van Louis Couperus uit de periode 1885-1980, en, per titel, de geschiedenis ervan, te beginnen bij het handschrift van die titel. B: Bronnen geeft in alfabetische volgorde een overzicht van alle uitgaven in boekvorm van het werk van Louis Couperus in dezelfde periode. De Handleiding geeft onder andere de geschiedenis en het doel van het project en een gebruiksaanwijzing voor de twee delen Repertorium. Het Repertorium Louis Couperus kost f 250,- en is te bestellen bij Uitgeverij LM Amsterdam, Van Eeghenstraat 103”, 1071 EZ Amsterdam, tel. (020) 6643474. | |
Oude stadsplattegronden van LeidenMenigeen heeft wel eens een plattegrond van Leiden geraadpleegd om een bepaalde straat te zoeken. Wie ook afbeeldingen van oude stadsplattegronden van deze stad kent, zal het zijn opgevallen dat Leiden er daarop anders uitziet. Sinds de zestiende eeuw zijn er plattegronden in druk verschenen. Dat men hieraan veel meer kan aflezen dan een willekeurige straatnaam, bewijst de recente publikatie van een kalender voor het jaar 1993, getiteld Oude stadsplattegronden van Leiden. Vanaf Leidens ontzet in 1574 tot in deze eeuw gemaakte plattegronden zijn hierin in full-colour afgedrukt. Deze plattegronden zijn afkomstig uit de rijke collectie Bodel Nijenhuis die zich in de Universiteitsbibliotheek van Leiden bevindt. Er is een selectie gemaakt van kaarten die door een specifieke kleuring telkens een ander thema benadrukken. Aan bod komen achtereenvolgens de militaire toestand in de regio Leiden rond het beleg in 1574, de groei van de stad sinds de dertiende eeuw en een indeling in wijken zoals die door de Waalse gemeente in de zeventiende eeuw werd gehanteerd. Totaal verschillend is de daaropvolgende plattegrond uit de achttiende eeuw die de plaatsing van de vaandels van de Leidse nachtwacht toont. De indeling van de stad in 130 gebuurten in de negentiende eeuw verschilt op zijn beurt wezenlijk van de vroeg twintigste-eeuwse kaart van Leiden die alle straten en belangrijke bezienswaardigheden laat zien. Alle plattegronden zijn voorzien van een uitgebreide beschrijving. Oude stadsplattegronden van Leiden is uitgegeven door Paludanus, en verkrijgbaar bij de Leidse boekhandel en het veilinghuis Burgersdijk & Niermans, Nieuwsteeg i, 2311 RW Leiden. De prijs bedraagt f 27,50 (excl. verzendkosten). | |
Schandelijke boekenHet onderwerp van de ECI-prijs 1993 luidt Schandelijke boeken, zo heeft de jury van deze | |
[pagina 109]
| |
prijs vastgesteld. Literaire en wetenschappelijke auteurs worden uitgenodigd uiterlijk 15 januari over dit onderwerp een essay of wetenschappelijke verhandeling in te zenden. De prijsuitreiking vindt in het najaar van 1993 plaats. De eerste prijs bedraagt f 45.000,-, de tweede f 30.000,- en de derde prijs f 20.000,-. Bovendien kunnen voor de meest originele aanpak en het meest originele taalgebruik prijzen van f 5000,- worden toegekend. De prijswinnende essays worden gebundeld gepubliceerd. De jury bestaat dit jaar uit Monika van Paemel, Hans Gruijters (voorzitter), prof. dr. G.A. Kohnstamm, dr. Jaap van Heerden en prof. dr. Paul de Wispelaere. De inzendingen dienen onder motto of pseudoniem te worden ingezonden. Alleen de enveloppen behorend bij de winnende essays worden door de notaris geopend, de overige inzendingen worden naderhand vernietigd. Op deze wijze worden alleen de namen van de prijswinnaars bekend. | |
Episcopius, Jan de Bisschop (1628-1671), advocaat en tekenaarGa naar eind1.Bij het grote publiek zijn de tekeningen van de getalenteerde zeventiende-eeuwse advocaat Jan de Bisschop niet of nauwelijks bekend. De tentoonstelling ‘Episcopius’ in Museum Het Rembrandthuis te Amsterdam geeft een representatief overzicht van leven en werk van De Bisschop. Het doel is een breed publiek kennis te laten maken met zijn eigenzinnig getekende landschappen, kundige natekeningen en ‘voorbeeldige’ etsen. In dit bericht wordt stilgestaan bij een opmerkelijk blad uit het oeuvre van deze tekenaar-advocaat. Jan de Bisschop werd in 1628 in Amsterdam geboren als zoon van de koopman Harmen de Bisschop en Aeltgen Adriaensdr. van Noort. Het gezin woonde op de Keizersgracht en behoorde tot de vooraanstaande remonstrantse kringen; de invloedrijke burgemeester Johan Huydecoper was een oom van Jan de Bisschop. Aan de rector van de Latijnse school, Hadrianus Junius, dankte hij een grondige kennis van het Latijn. De Bisschop gebruikte graag de Latijnse vertaling van zijn naam: Johannes Episcopius. Bij een goede opvoeding hoorde in de zeventiende eeuw ook het leren tekenen; de kunstschilder Bartholomeus Breenbergh is waarschijnlijk zijn leermeester geweest. Ondanks het professionele niveau van zijn teken- en etskunst was De Bisschop
J. de Bisschop, Ontwerptekening voor de titelprent van het Corpus Juris Civilis, Fondation Custodia (Collectie F. Lugt) Parijs.
C. van Dalen, Titelprent bij S. van Leeuwen, Corpus Juris Civilis, 1663, Gemeentearchief, Leiden.
een dilettant-kunstenaar en tekende hij uitsluitend uit liefhebberij. Omstreeks zijn twintigste maakte hij zijn vroegst gedateerde (1648) en JE gemonogrammeerde landschapstekeningen. Op 12 maart 1649 schreef hij zich | |
[pagina 110]
| |
in als student aan de universiteit van Leiden. Hij voltooide zijn rechtenstudie onder Ber nardus Schotanus op 25 april 1652 en vestigde zich vervolgens in Den Haag. Hier was hij tot zijn overlijden in 1671 als advocaat verbonden aan het Hof van Holland. Een grote rol in de artistieke ontwikkeling van De Bisschop speelde de vriendschap met de
Het in het Latijn gestelde opschrift op de achterzijde van de ontwerptekening door J. de Bisschop.
invloedrijke familie Huygens. De Bisschop trouwde in 1653 met de dertien jaar oudere Anna van Baerle, de dochter van de beroemde theoloog en letterkundige Caspar Barleaus. Constantijn Huygens sr., de secretaris, raad en rekenmeester van de stadhouder, was door zijn huwelijk met Suzanne van Baerle een verre verwant van Barlaeus. Wellicht heeft Barlaeus zelf, voor zijn overlijden in 1648, De Bisschop bij Huygens sr. geïntroduceerd. Deze propageerde het classicisme en heeft ongetwijfeld de artistieke ontwikkeling van De Bisschop beïnvloed. Ook met Huygens’ zonen was hij bevriend: vooral met de even oude Constantijn jr. had De Bisschop veel gemeen. In de jaren zestig was Episcopius uiterst actief op artistiek gebied. Niet alleen schetste hij nog steeds landschappen en stadsgezichten, hij tekende ook naar schilderijen van andere meesters en naar antieke beelden. Bovendien richtte hij met een vijftal anderen een privétekenacademie op en werkte aan het eind van het decennium aan twee reeksen etsen naar ‘voorbeeldige’ kunstwerken: de Icones naar klassieke sculpturen en de Paradigmata naar tekeningen. Het laatste werk bleef onvoltooid. Op 6 november 1671 overleed Jan de Bisschop, slechts 43 jaar oud, aan tuberculose. De enige tekening van De Bisschop die direct in verband staat met zijn loopbaan als advocaat, bevindt zich in Parijs.Ga naar eind2. Dit uitzonderlijke blad zal als een van de topstukken op de tentoonstelling in Museum Het Rembrandthuis te zien zijn. Deze gewassen pentekening in bruine inkt over zwart krijt is het ontwerp voor de titelpagina van het Corpus Juris Civilis van Simon van Leeuwen (1626-1682), dat in 1663 in folioformaat te Amsterdam en Leiden door Blaeu, Elsevier en Hackaert werd uitgegeven.Ga naar eind3. Het is geen toeval dat Van Leeuwen de titelpagina door De Bisschop liet ontwerpen; ze kenden elkaar waarschijnlijk al geruime tijd. De twee jaar oudere Van Leeuwen moet een goed student zijn geweest aangezien hij op 23 september 1649 publiek promoveerde tot doctor in de rechten.Ga naar eind4. De daaropvolgende maand legde hij de eed af als advocaat bij het Hof van Holland te Den Haag. De Bisschop en Van Leeuwen hadden niet alleen hun studie en professie gemeen, maar ook een interesse in oudheden. Zo beschreef Van Leeuwen bijvoorbeeld de geschiedenis van zijn geboortestad Leiden in de Korte Beschrijving van het Lugdunum Batavorum, dat in 1672 werd gepubliceerd. Van Leeuwen is als rechtsgeleerde tot op heden bekend gebleven dankzij zijn Het Rooms-Hollands-regt, uit 1664, dat over het materieel en formeel privaatrecht handelt. De term Rooms-Hollands recht voor het Oudhollands recht is hier aan ontleend. Tot in de achttiende eeuw gold zijn uitgave uit 1663 als de beste bewerking van het Corpus Juris Civilis. Het werk is desondanks inmiddels vrijwel vergeten. De titelprent van het Corpus Juris Civilis werd gegraveerd door Cornelis van Dalen (1638-1664) en is het spiegelbeeld van de tekening. Hoewel De Bisschop op de gravure, zoals bij titelprenten gebruikelijk is, niet als inventor van de voorstelling wordt genoemd, lijdt het geen twijfel dat de ontwerptekening van zijn hand is. Er zijn van De Bisschop uit dezelfde periode daterende, vergelijkbare ontwerpen van titelprenten bekend.Ga naar eind5. Het is overigens wel denkbaar dat Van Leeuwen mede heeft bepaald hoe de voorstelling er uit moest zien. Op deze vaardig getekende compositie zijn drie allegorische figuren afgebeeld in een architecturaal kader. In het midden is ruimte vrij gelaten voor de titel. Wat het Parijse blad mede zo bijzonder maakt, is dat De Bisschop gedetailleerd, in het Latijn, de specifieke betekenis van de voorstelling heeft verklaard.Ga naar eind6. De boven alles uit tronende vrouw heeft de traditionele attribu- | |
[pagina 111]
| |
ten van Justitia of Gerechtigheid bij zich: een ontbloot zwaard en een weegschaal die duiden op haar macht en onpartijdigheid. Opvallend is dat ze geen blinddoek draagt, zoals vanaf de zestiende eeuw gangbaar was, maar wel een keizerlijke kroon en een opengeslagen wetboek op haar knie houdt. Volgens De Bisschop representeert zij het Burgerlijk recht of de Burgerlijke wet. Om haar heen zijn de wetten van de twaalf tafels opgehangen. Deze Twaalftafelenwet, de oudste optekening van het Romeins recht, kwam volgens de overlevering omstreeks 451-450 v. Chr. tot stand op aandringen van de plebejers. Aan de voeten van de Burgerlijke wet is door middel van een krans, een schild en een loftrompet de beloning aangeduid. Aan de andere zijde wordt de straf weergegeven door de roedebundel en de lictorenbijl, de symbolen van het gezag. Onder de tronende vrouw is een Byzantijnse munt weergegeven, die wordt gedragen door putti. Deze munt draagt de beeltenis van keizer Justinianus (527-565 n. Chr.), die verantwoordelijk was voor de optekening van het Romeinse recht in het Corpus Juris Civilis. De combinatie van Justitia en Justinianus komt veelvuldig voor op de titels van werken over het Romeinse recht.Ga naar eind7. De twee staande vrouwen volgen niet de gangbare juridische iconografie. In het algemeen zijn Justinianus en een rechtsgeleerde aan weerszijden van de titel- en uitgeversgegevens geplaatst. Hier zijn de rechtswetenschap en de rechtspraktijk voorgesteld. Theorie, in de gedaante van Kennis en Wetenschap, houdt een boek vast waarin ze schrijft; haar voet rust op een sfinx, het symbool van scherpzinnigheid. Volgens de uitleg in verso leert zij ons dat nauwkeurige studie en scherpzinnigheid nodig zijn om het Burgerlijk recht te doorgronden. Praktijk, in de gedaante van Gehoorzaamheid, heeft een breidel in haar hand en een hond kijkt naar haar op. Dit dier, traditioneel het symbool van trouw, representeert hier waakzaamheid en discipline. Volgens De Bisschop is een hond geschikt voor tucht en luistert hij goed naar bevelen. De breidel, in het algemeen een attribuut van de Matigheid, duidt hier bijgevolg op de Gehoorzaamheid; een betekenis die wordt benadrukt door het juk dat zij naast zich heeft. Deze vrouwenfiguur leert ons, aldus De Bisschop, dat zowel de privé-persoon als de wetgever strikt dienen te gehoorzamen aan de Burgerlijke wet. Het is opmerkelijk dat De Bisschop klaarblijkelijk bij deze twee figuren geen rekening heeft gehouden met de uiteindelijke - spiegelbeeldige - prent. Niet zo logisch staat daarop dc rechtspraktijk links en de rechtstheorie rechts afgebeeld. Onderaan is in het midden de buste van Terminus, de grensgod, weergegeven. Links van hem worden hoop en vrede door het anker aangeduid en handel, wetenschap en kunsten door de vilten hoed en herautenstaf van Mercurius. De geldbuidel en de hoorn des overvloeds rechts representeren vanzelfsprekend rijkdom en overvloed. De figuren en attributen op deze titelpagina vertolken volgens De Bisschop een boodschap. De op de twaalf tafelen en Justinianus gebaseerde Burgerlijke wet deelt naar verdienste beloning en straf uit. Als de wet goed wordt begrepen en in acht wordt genomen geeft dit rust in de staat; deze situatie brengt eerst handel, wetenschap en kunst en uiteindelijk welvaart en geluk. Het ontwerp is ingebed in een traditie: inspiratie vond De Bisschop onder meer bij andere juridische titelprenten. De compositie, gevormd door een middenfiguur op een verhoging en twee lager staande pendantfiguren, was in het tweede en derde kwart van de zevervaardigd.
C. van den Queboren, Titelprent bij W. van Alphen, Nieuw verbeterde Papegay, ofte For mulier-Boeck, 's-Gravenhage (J. Verhoeve) 16492, (foto Koninklijke Biblio theek, Den Haag).
ventiende eeuw gebruikelijk.Ga naar eind8. Het idee voor twee staande vrouwenfiguren aan weerszijden van de titelgegevens ontleende hij aan de titelprent in het Papegay, ofte Formulier - Boeck van Willem van Alphen, waarop Voorzichtigheid en Justitia zijn weergegeven.Ga naar eind9. Dit ontwerp was van Adriaen Pietersz. van de Venne (1589-1662); de titelgravure werd door Crispiaen van den Queboren (ca. 1604-1652) | |
[pagina 112]
| |
D. Philippe, Titelprent bij W. van Alphen, Papegay ofte Formulier-Boeck, 's-Gravenhage (J. Steucker) 16684, (foto Koninklijke Bibliotheek, Den Haag).
Het motief van de door putti vastgehouden munt nam De Bisschop er tamelijk getrouw van over. De vierde druk van het Papegay-Boeck werd in 1668 van een nieuwe titelpagina voorzien die op haar beurt weer grotendeels was gebaseerd op het ontwerp van De Bisschop voor het Corpus Juris Civilis.Ga naar eind10. Voor de detaillering, zoals de verschillende attributen, maakte de laatste ongetwijfeld mede gebruik van het alfabetische naslagwerk Iconologia uit 1593 van Cesare Ripa, dat in 1644 in het Nederlands was vertaald en aangevuld.Ga naar eind11. Renske E. Jellema |
|