De Boekenwereld. Jaargang 8
(1991-1992)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 202]
| |
‘Belachelijcke dingen, ende nochtans niet sonder wijsheyt’
| |
Diepere betekenissenMet deze vroeg negentiende-eeuwse reactie op het geïllustreerde werk van Cats als opmaat, wil ik in deze bijdrage | |
[pagina 203]
| |
ingaan op de ontwerpen en de aard van de embleemprenten in het debuut van Jacob Cats (1577-1660), getiteld Silenus Alcibiadis, sive Proteus (Middelburg 1618), beter bekend onder de latere Nederlandse titel Sinne- en minnebeelden. Elk van de 51 prenten (die drie maal werden afgedrukt) voorzag Cats drie keer van een specifieke betekenis door middel van motto's, gedichten en citaten. Eerst gaf hij een amoureuze duiding, vervolgens een maatschappelijke en ten slotte een godsdienstige. In de uitgave is bovendien een uitklapprent opgenomen met daarop een aantal kinderspelen die alle een zinnebeeldig commentaar krijgen. Nog in hetzelfde jaar breidde Cats de emblemen uit met uitvoerige prozacommentaren in een tweede editie waarin hij de prenten nog maar één keer liet afdrukken. Aan elke afdeling gaat een afzonderlijke titelprent vooraf. Op die bij het eerste deel, gegraveerd door Francois Schillemans (circa 1575 - actief te Middelburg tussen 1616 en 1620) is te zien hoe enkele rijk geklede paren, ambachtslieden, vissers, soldaten en - rechts van de sokkel - een boerenpaar zich rondom Cupido hebben geschaard. Bijna vertrapt tussen de benen zit een bedelaar op een houten plankje (afb. 1). Cupido draagt de wereldbol, als teken dat niemand zich aan de macht van de liefde kan onttrekken, een verbeelding van Vergilius’ dictum ‘Amor vincit omnia’. In het voorwoord licht Cats de beide inzetten in de benedenhoeken toe. Bij de linker, een apothekerspot, staat ‘Meliora, latent’ (Er zijn betere dingen, ze zijn verborgen); de voorstelling van een stamper in een vijzel rechtsonder heeft als onderschrift ‘Tundatur, olebit’ (Laat het gestampt worden, dan zal de geur er uit te voorschijn komen). In de uitleg zegt de schrijver dat de apothekerspot aan de buitenkant weliswaar mooi versierd is, maar dat de nuttige, geneeskrachtige kruiden zich in de pot bevinden; pas bij het fijnstampen van de peperkorrels komt de aangename en prikkelende reuk vrij. De betekenis van deze vergelijkingen is dat de emblemen op het oog enkel uiterlijke vermakelijkheden bevatten, maar dat onder het oppervlak wel degelijk een rijke inhoud te vinden is. Het zijn ‘belachelijcke dingen, ende nochtans niet sonder wijsheyt’. Tegen deze achtergrond moet ook de Latijnse titel met zijn toespelingen op het werk van Plato en Erasmus begrepen worden.Ga naar eind1.
1. Eerste titelprent in Jacob Cats, Silenus Alcibiadis, Middelburg 1618. Universiteitsbibliotheek Leiden, sign. 1018 C1.
In embleembundels gaan afbeeldingen vergezeld van opschriften en gedichten, al dan niet uitgebreid met citaten of commentaren in proza. Kenmerkend is dat woord en beeld elkaar aanvullen en verduidelijken. Bij het bekijken van de afbeelding wordt de lezer aangespoord de bedoeling ervan te doorgronden waarbij het motto en de bijschriften hem in staat stellen achter de diepere betekenis, de ‘zin’ van het voorgestelde te komen. Vandaar de benaming ‘sinnebeelden’ of ‘sinnepoppen’.Ga naar eind2. Cats' embleemillustraties hebben altijd veel belangstelling gehad.Ga naar eind3. Al in de zeventiende eeuw zijn er in de literatuur, de beeldende én toegepaste kunst navol- | |
[pagina 204]
| |
gers van aan te wijzen. Edmund Malone tekent in zijn biografie van Sir Josuah Reynolds (1723-1792) aan dat de schilder als jongetje de prenten natekende uit een uitgave van Cats die de overgrootmoeder van zijn vader had meegebracht
2. Adriaen van de Venne, Voortekening van embleemprent XX, ‘Cupido en een matroos in een sloep’. Universiteitsbibliotheek Leiden, sign. Museum Catsianum, map 8 A, 20-I.
naar Engeland.Ga naar eind4. En op een esdoornhouten kan uit 1662, die zich thans in het Kopenhagens Nationalmuseet bevindt, zijn reliëfs aangebracht die direct teruggaan op de gravures. In onze tijd hebben met name kunsthistorici bij de bestudering van bepaalde motieven of thema's de prenten meer dan eens ter sprake gebracht en ze gebruikt bij de interpretatie van verwante voorstellingen.Ga naar eind5. Men gaat er van uit dat Cats, na de teksten te hebben geschreven, aan de tekenaar-schilder Adriaen van de Venne (1589-1662), met wie hij in Middelburg in contact was gekomen, opdracht heeft gegeven de bijbehorende illustraties te maken. De relatie tussen de afbeelding en de teksten is te nauw om te veronderstellen dat de twee onafhankelijk van elkaar hebben gewerkt; zeer wel denkbaar is een samenwerking tussen de auteur en de illustrator waarbij Cats met voorstellen is gekomen. Ik kom verderop op deze kwestie terug. In de Universiteitsbibliotheek van Leiden worden nog drie originele voortekeningen voor de bundel bewaard en ook de voortekening van de eerste titelprent is overgeleverd.Ga naar eind6. Deze tekening is 1616 gedateerd, twee jaar voor de publikatie van het werk. Van de Venne is dan 27, Cats 39 jaar oud. Een van de voortekeningen geeft een verschil te zien met de gravure. Op de tekening is Cupido in een bootje prominent aanwezig (afb. 2). Hij assisteert de man die vruchteloos probeert een rots vooruit te trekken. Kennelijk is er na dit eerste ontwerp nog eens overleg
3. Embleemprent XX, ‘Cupido en een matroos in een sloep’. Jacob Cats, Proreus 1627. Koninklijke Bibliotheek Den Haag, sign. 758 B16.
over gevoerd want het ventje zou uiteindelijk van de prent verdwijnen (afb. 3). Nu is de rol van Cupido op zichzelf al interessant. Cats merkt in zijn ‘Aenspraecke tot den leser’ op dat hij de jongelui die zo weg zijn van amoureuze boeken heeft willen misleiden door de liefdesgod niet alleen op de titelprent, maar ook aan het begin van de bundel enkele keren te laten figureren ‘om alsoo den inganck ende stant deses boecx so voor te stellen, als of achter den selven niet anders als een prieel der minnen en ware schuylende.’ Inderdaad zijn er in het begin vier Cupido-emblemen opgenomen waardoor de bundel ogenschijnlijk aansloot bij de op dat moment zo populaire liefdesemblematiek. Met zijn uitgave schaarde Cats zich in de lijn van emblematische voorgangers als Danie Heinsius, Otto Vaenius, Roemer Visscher en P.C. Hooft, en zijn eerste luxe uitgave zal zijn bedoeld als een poging tot emulatie waarin hij blijk gaf van een uitgebreide belezenheid in de klassieke en moderne Europese literatuur.Ga naar eind7. Hoewel inmiddels vast is komen te staan dat hij voor zijn verwijzingen veelvuldig gebruik maakte van de omvangrijke cita-tenbloemlezing Polyanthea nova van de Elzasser Josephus Langius, werd Cats met name geprezen om zijn geleerdheid. | |
[pagina 205]
| |
De aard van de emblemenHet boek werd goed ontvangen en vooral de driedeling werd gezien als een vondst: de drempeldichters zijn juist hierover vol lof. Daarom eerst een voorbeeld om aan te geven hoe Cats in zijn toepassingen te
4. Embleemprent XIII, ‘Cupido verkoopt rookwaar’. Jacob Cats, Proteus 1627. Koninklijke Bibliotheek Den Haag, sign. 758 B 16.
werk ging. Op een van de bedoelde prenten zit een man aan tafel pijp te roken. Cupido draagt een rolletje tabak aan en drie Nederlandse kleipijpen, ook wel gouwenaars genoemd (afb. 4). De spullen die op tafel staan zoals het bord, het kerfmes en de tabaksdoos zijn in deze combinatie vaak te zien op zeventiendeeeuwse voorstellingen waarop gerookt wordt. Onder het motto ‘Het is slechts rook wat Cupido verkoopt’ wordt de minnegod als handelaar in rookwaren voorgesteld. Het roken lijkt aangenaam maar wie goed kijkt ziet dat rokers dikwijls zitten te huilen vanwege de prikkelende rook. Zo is het volgens de amoureuze uitleg ook met de liefde: zij oogt zo aardig maar het kan zijn dat je uiteindelijk niets bestendigs overhoudt. De tweede interpretatie verplaatst de aandacht naar het hofleven. Hier zijn de gunsten die men krijgt ook even vluchtig als rook, reden waarom je het hof maar beter kunt mijden. De moraal die aan de roker wordt gekoppeld is dat schijn bedriegt. Bij de derde, religieuze uitleg ligt de nadruk op de matigheid. De mens moet geen stoffelijke zaken najagen en tevreden zijn met weinig, zoals de roker tevreden is met zijn pijp. Hier krijgt de pijproker dus een positieve betekenis, omdat hij functioneert als beeld voor de mens die leeft met wat God hem aanreikt. Bijbelverwijzingen ondersteunen deze boodschap.Ga naar eind8. Aan een afbeelding uit een beduidend goedkopere, latere uitgave is te zien wat voor soort veranderingen de oorspronkelijke ronde prenten hebben ondergaan. In deze editie, zonder jaartal of plaats van uitgave, is er compositorisch een en ander veranderd en zijn zowel de figuren als de ruimte veel grover weergegeven (afb. 5). Van dergelijke, kleiner uitgevoerde edities kwamen er in de loop van de zeventiende eeuw verschillende op de markt waardoor een groter publiek bereikt kon worden. Een bewerking van Cats' embleem is onder het gelijkluidende motto ‘Fumos vendit Amor’ terug te vinden in de bundel Amoris divini et humani antipathia, gedrukt te Antwerpen in 1629 (afb. 6).Ga naar eind9. In dit werk komen vele ontleningen aan Cats voor. Nu is het Cupido zelf die, met zijn liefdestoorts in de hand, rookt, terwijl hij gekluisterd op de wereldbol zit; hij dient meteen als beeld voor de dwaze minnaar die zich voedt met rook en zich verbindt aan aardse, ijdele goederen. Een andere figuur heeft intussen de rol van handelaar op zich genomen. Hoewel altijd wordt gezegd dat op Cats’ embleemprenten zo vaak de nadruk ligt op mensen en alledaagse handelingen, staat op de afbeeldingen in de Sinne- en minnebeelden voor het merendeel de aard of het gedrag van een dier
5. Embleemprent XIII, Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden, s.1. s.a. Universiteitsbibliotheek Leiden, sign. 1018 G5.
| |
[pagina 206]
| |
6. ‘Fumos vendit Amor’, Amoris divini et humani antipathia... Antwerpen 1629,20, nr. X. Stirling Maxwell Collection, University library Glasgow, sign. 128; SM Add 286.
centraal. Dit gedrag dient dan wel telkens om er menselijke deugden en ondeugden mee uit te beelden en er vervolgens aanbevelenswaardig of verwerpelijk handelen aan te verbinden. Sommige voorvallen spelen zich binnenshuis af, verreweg de meeste zijn voorgesteld in de open lucht. Regelmatig is een onbekende omgeving uitgebeeld: massieve rotspartijen, een krokodil aan de Nijl, een leeuw met op de achtergrond een palmboom, een obelisk, de riviergod Alpheus en de mythologische bosgod Pan, doen bepaald onnederlands aan. De in het emblematische genre zo geliefde wolkenhand (vgl. afb. 13) die een handeling uitvoert of mogelijk maakt, komt in totaal acht keer voor: hij pakt een brandend stuk hout, strooit noten voor dansende apen, houdt een masker vast en schrijft in een lindeboom een klassieke dichtregel over de liefde. Deze wat wonderlijke hand kan de algemeenheid van de handeling en daarmee de universele strekking van de betekenis beklemtonen, en biedt bovendien de mogelijkheid extra nadruk op het afgebeelde object of voorgestelde moment te leggen.Ga naar eind10. | |
De bedenker van de voorstellingDe kwestie wie verantwoordelijk is geweest voor het definitieve uiterlijk van de prent kwam al even ter sprake, maar een nauwkeurig antwoord valt moeilijk te geven. Toch is het waarschijnlijk dat Cats hierin een groot aandeel heeft gehad. Enkele overwegingen brengen mij op deze gedachte. Allereerst het ‘startpunt’ van het embleem. Meer dan eens vormen passages uit de literatuur het uitgangspunt van het embleem en dus ook van de embleemprent, zoals beschrijvingen van wonderlijke verschijnselen in de natuur (waarvoor Plinius’ Naturalis historici de voornaamste bron van kennis vormde) of sententies in tractaten over ethische onderwerpen. Met name Seneca, Plutarchus en enkele kerkvaders - zo blijkt uit Cats’ aanhalingen - hadden in dit opzicht veel zinvols en daarmee in-vloedrijks te melden. Wanneer de illustratie een bijna letterlijke weergave vormt van een literaire bron, zal de schrijver een bepaalde uitbeelding ervan zeker voor ogen hebben gestaan. Verder is in Spiegel vanden ouden ende nieuwen tijdt uit 1632 te lezen dat Cats zelf soms een omschrijving gaf van hoe een afbeelding er uit zou kunnen zien, misschien de mogelijkheid open latend om er later alsnog een prent voor in de plaats te stellen. Onder het motto ‘Wacht voor den gijb’ schreef hij bijvoorbeeld: ‘De Leser gelieve sich, in plaetse van een plate, die hier nae-gelaten is, by inbeeldinge voor te stellen een schipper die voor de wint zeylende, door de gijb sijn schuyt om-werpt’. Het meest overtuigende argument voor het idee dat Cats van tevoren wist wat hij afgebeeld wilde hebben, is verrassend genoeg te vinden in de woorden van de illustrator Van de Venne zelf. Zij staan afgedrukt in het voorwoord van Cats' Houwelyck (Middelburg 1625). Erboven staat: ‘Adriaen vande Venne, schilder en teyckenaer aenden Kunstlievenden Leser’ en de inzet luidt als volgt: ‘Nadien ick, gunstige Leser, den Titel hier voren gestelt [bedoeld is de eraan voorafgaande titelprent], mitsgaders oock de andere Printen door het werck verdeelt, uyt den mont des Auteurs, selfs hebbe geteyckent, ende mitsdien ten vollen ben onderrecht wat hy daer mede voor heeft, Soo verhope ick [...].’Ga naar eind11. Deze unieke passage, dunkt me, pleit | |
[pagina 207]
| |
ervoor Cats ook als belangrijke medeverantwoordelijke te beschouwen voor de embleemprenten die in publikaties werden opgenomen, vooräfgaand aan het Houwelyck. Desondanks heeft Van de Venne met zijn tekentalent beslist een eigen stempel gedrukt op de uitvoering, wat blijkt uit zijn aandeel in de gedetailleerdheid van met name de kleding, de typische houdingen van de figuren, de aandacht voor de vegetatie en de omgeving met de zeer realistische silhouettes van dorpen en stadjes op de achtergrond.Ga naar eind12. | |
Emblematische ontleningenNaast prenten met originele motieven zijn er andere waarvoor zich directe emblematische voorgangers aandienen. Als er sprake is van ontlening aan andere embleemliteratuur ligt het voor de hand dat Cats, die rond 1616-1617 de meest belezene van de twee moet zijn geweest, zelf deze voorbeelden zal hebben aangedragen. Zo lijkt de voorstelling van Pan die, alleen in de natuur, een vuur omvat, terug te gaan op een embleem in Sébastian de Covarrubias Orozco, Emblemas morales. Madrid 1610. De houding van Pan, in de Spaanse bundel van voren gezien, vertoont overeenkomst met die bij Cats (afb. 7 en afb. 8). Wat echter tegen deze veronderstelling pleit, is dat De Covarrubias Orozco in het vuur een salamander
7. Sébastian de Covarrubias Orozco, Emblemas morales..., Madrid 1610, I, nr. 63. Stirling Maxwell Collection, University library Glasgow, sign. 460; SM 609.
salamander aan de voorstelling heeft toegevoegd. En verder gewaagt noch het motto noch het onderschrift van Pan. In zowel woord als beeld komt het embleem ‘sur le Satyre’ in Pierre Coustau's Pegma uit 1555 dichter in de buurt van de uitwerking die Cats van het motief
8. Embleemprent V, ‘Pan omarmt een vuur’. Jacob Cats, Proteus 1627. Koninklijke Bibliotheek Den Haag. sign. 758 B 16.
heeft gegeven (afb. 9). De algemene strekking luidt bij beiden dat je je niet moet inlaten met zaken waar je gees verstand van hebt. Aangezien ook de prent en het onderschrift van embleem XLIV in. de Sinne- en minnebeelden direct teruggaan op Coustau - thema en uitwerking van de embleemprent over de wonderbaarlijke Beek Dodona vertonen duide-
9. Pierre Coustau, Pegma, Lyon 1555, 140. Universiteitsbibliotheek Utrecht, sign. LB LMY Cousteau 2.
| |
[pagina 208]
| |
lijke overeenkomsten (afb. 10 en afb. 11) -beschouw ik in het geval van Pan de Franse bundel eveneens als de meest aannemelijke bron. Dit zou in de praktijk kunnen betekenen dat Cats, die er in zijn voorrede op zinspeelt vertrouwd te zijn met de embleemliteratuur, aan Van de Venne de prenten uit Coustau heeft voorgelegd en hem om een aanpassing heeft verzocht.
10. Embleemprent XLIV, ‘Vrouw dooft én ontsteekt fakkel in een fontein’. Jacob Cats, Proteus 1627. Koninklijke Bibliotheek Den Haag, sign. 758 B 16.
| |
Een herziene uitgaveDe bundel die in 1627 bij Pieter van Waesberge in Rotterdam uitkomt onder de titel Proteus ofte minne-beelden verandert in sinne-beelden, is een nieuwe versie van hetzelfde boek, voorzien van één titelprent waarop de getroonde Cupido de centrale plaats inneemt (afb. 12). In de wolkenlucht ondersteunen de Rechtvaardigheid en de Godsdienst het cartouche met de titel. Alle volkeren en alle dieren brengen, gepaard, eer aan de zoon van Venus. Cats heeft naar eigen zeggen door het ineenschuiven van de afzonderlijke delen de structuur inzichtelijker willen maken en willen voorkomen dat de jongeren alleen maar het amoureuze deel zouden lezen en de rest voor gezien zouden houden; hij schrijft exemplaren onder ogen te hebben gehad waarvan alleen het eerste deel beduimeld was.Ga naar eind13. Van de prenten, die alle nieuw zijn en spiegelbeeldig ten opzichte van de editio princeps, zijn er vier zonder kunstenaars-naam, zes voluit gesigneerd (de tweede draagt bovendien de datering 1626) en hebben 42 het monogram JS van de graveur
11. Pierre Coustau, Pegma. Lyon 1555, 75. Universiteitsbibliotheek Utrecht, sign. LB LMY Cousteau 2.
Jan Gerritsz. Swelinck (ca. 1601 - getrouwd 1645). Het emblematische genre was Swelinck toevertrouwd want kort daarvoor, in 1625, had hij de titelprent voor Zacharias Heyns’ Emblemata gestoken en ook in Johan de Brune's Emblemata uit 1624 vinden we een door hem gesigneerde prent; korte tijd later duikt zijn monogram weer op in Spiegel vanden ouden ende nieuwen tijdt. Cats voegde aan de bundel tevens een nieuw (openings)embleem toe en liet de tweede prent ingrijpend veranderen. De twee eerste zijn een stuk groter dan de andere die nagenoeg dezelfde doorsnede hebben als de prenten van de 1618-uitgave, zo tussen en 12 en 12,5 cm. De verandering van de tweede prent met de hoekmedaillons heeft de voorstelling onmiskenbaar verlevendigd en de aanwe-zigheid van het mooi geklede paar zal de aantrekkelijkheid voor de lezer zeker hebben versterkt (afb. 13 en afb. 14). Adriaen van de Venne zou zelf medeverantwoordelijk zijn voor een nieuwe fase in de drukgeschiedenis. Twee jaar later namelijk, bieden hij en de drukkerboekverkoper Joost Ockersz in Den Haag weer een andere uitgave aan. Nieuwe af-beeldingen en een ander formaat geven de bundel een geheel ander uiterlijk: de prenten zijn rechthoekig en eenvoudiger van stijl. Wat deze uitgave verder interessant maakt, is dat de prozateksten (alléén de Nederlandse) een eigen Franse | |
[pagina 209]
| |
titel hebben en worden gescheiden van de prenten en gedichten doordat ander literair werk van Cats ertussen is geplaatst. Het gevolg is dat de prenten met de gedichten nu beschouwd worden als een raadsel en de prozastukken die verderop staan afgedrukt, de funktie krijgen van verklaringen. Het laat zich aanzien dat veel van de latere, eenvoudig uitgegeven edities op deze 1629-uitgave teruggaan. In bibliografieën blijft in verband met de prenten de vermelding ‘naar Van de Venne’ gehandhaafd; daarbij moet men wel bedenken dat alle prenten, weliswaar gebaseerd op 1627, opnieuw ontworpen en gestoken zijn en vaak aanmerkelijke verschillen vertonen. | |
‘Elk blad is een boek op zich’Al is het weinig, we weten wel iets over de bemoeienis van Cats met de uitgave van zijn eerste embleembundel. Een belangrijke reactie van de auteur is te vinden in een Latijnse brief die hij vanuit Dordrecht schreef op 13 november 1623. Deze is gericht aan de op dat moment 27-jarige Constantijn Huygens, die Cats kort daarvoor om advies had gevraagd over een mogelijke drukker voor zijn eigen werk.Ga naar eind14. Zo komt uit deze boekhistorisch belangwekkende brief naar voren dat de produktie niet zonder problemen is verlopen. Wanneer Cats spreekt over zijn Emblemata dan heeft daartoe ongetwijfeld ook de uit 1618 daterende bundel Maechden-plicht behoord. Hij schrijft: ‘Het is mij bekend dat sommigen menen dat ik met de uitgave van mijn Emblemata geld verdiend heb, en misschien had dit werk niet zonder enige winst (zo het de goden behaagt) kunnen verschijnen, als niet enkele nietswaardige lieden dit verijdeld hadden. Ik zal de zaak uitleggen. Op eigen kosten en zelfstandig ondernam ik die uitgave (hoewel niet ter zake kundig). Ik liet zelf koperplaten en afdrukken maken. Hiertoe was er in die tijd in Zeeland geen pers beschikbaar, en er was niemand die het zou kunnen drukken; ik heb nieuwelingen hiervoor aangesteld, die behalve onervaren (waardoor alles mis ging) ook te kwader trouw waren. Zozeer, dat talloze vellen bedorven zijn (maar elk blad is een boek op zich), bijna ontelbare vellen door kwade trouw zijn zoekgeraakt [ontvreemd] of op de verkeerde posten zijn geboekt.’Ga naar eind15. De vraag is of Cats met dit laatste bedoelt dat ze onder valse namen zijn uitgegeven (het Latijn heeft hier het dubbelzinnige ‘in mala nomina redacta’); in dit geval zou het betekenen dat er in 1623 al roofdrukken waren verschenen.Ga naar eind16. Boek- en literatuurhistorici beweren dat Jan Pietersz van de Venne, de broer van Adriaen, in 1618 voor eigen rekening bij Hans van der Hellen de Sinne- en minnebeelden liet drukken, maar dit moet op een misverstand berusten.Ga naar eind17. Uit dit citaat blijkt namelijk dat de Middelburgse drukker Hans van der Hellen wel de bundels uitgaf, maar de vellen met prenten niet zelf kon drukken. Gezien het vervolg van de brief doelt Cats hier ook niet op de uitgaven die bij Willem Jansz Blaeu, een belangrijke uitgever van embleembundels, tussen 1619 en 1622 waren verschenen. Want Cats zegt vervolgens: ‘Dit was er de oorzaak van dat ik
12. Titelprent Jacob Cats, Proteus, Rotterdam 1627. Koninklijke Bibliotheek Den Haag, sign. 758 B 16.
| |
[pagina 210]
| |
alle exemplaren samen met de koperplaten aan Willem Janszoon [Blaeu] verkocht. Hij heeft mij, dat beken ik, naar behoren en in klinkende munt de beloofde som betaald. Maar ik geloof, dat als ik de rekening zou opmaken van alle onkosten en verliezen, ik weinig of geen winst zal overhouden, vooral als hierbij de tussentijdse rente geteld wordt. Ik had immers meer dan zeshonderd Vlaamse ponden uitgegeven, die ik noodzakelijkerwijs in gedeelten en na lange tijd terugkreeg. Op grond daarvan heb ik het mijne in handen gegeven van de gebroeders Van de Venne, die het fraai met prachtige exemplaren, boeken en andere smaakvolle zaken vergoeden, ofwel op een andere wijze, als zij dat juist achten; zij dragen alle kosten, zij voegen koper-platen [gravures] in, waar mij dat juist lijkt.’Ga naar eind18. Op twee zaken uit deze passage wil ik nog wijzen. Cats heeft destijds zelf de onkosten
13. Embleemprent I, ‘Hand met brandend stuk hout’. Jacob Cats, Silenus Alcibiadis, Middelburg 1618. Universiteitsbibliotheek Leiden, sign. 1018 Ci.
14. Embleemprent II, ‘Man pakt een brandend stuk hout uit het vuur’. Jacob Cats, Proteus 1627. Koninklijke Bibliotheek Den Haag, sign. 758 B 16
gedragen en die liegen er niet om. Zeshonderd Vlaamse ponden, dat wil zeggen 3600 gulden, was een aanzienlijk bedrag. Omstreeks het jaar 1600 lag het gemiddelde jaarinkomen van een am-bachtsman rond de 200 gulden; de uitgave van de Emblemata betekende dus een investering van zo'n achttien jaarinkomens. Pas na deze ervaringen, zo zegt hij, heeft hij besloten zijn belangen te laten behartigen door de Van de Venne's. Verder is de opmerking dat waar hem dat juist lijkt de Van de Venne's gravures inlassen, wederom een aanwijzing dat Cats zich inliet met de illustraties. | |
Uitgevers en lezersMen kan zich afvragen of Cats zich ook met de latere uitgaven van zijn werk heeft beziggehouden. Voor zijn verzameld werk, dat voor het eerst verscheen in 1655, ligt dat voor de hand, maar er zijn talrijke edities waarin de oorspronkelijke opzet niet meer is terug te vinden. In bijna alle goedkopere edities komen de Latijnse citaten te vervallen en dit soort veranderingen heeft natuurlijk invloed gehad op het publiek en op de funktie van de emblemen. Geleerde autoriteiten vielen weg en de lering werd steeds minder dwingend aangeboden. Het is verrassend te zien hoe in de loop van de tijd uitgevers delen hebben weggelaten, zonder daardoor iets onbegrijpelijks aan te bieden. Tot de vroege negentiende eeuw bleven de prenten in ieder geval gehandhaafd. De samensteller E.v.O. maakte het in 1905 wel erg bont door hele stukken tekst weg te snijden en, in navolging van Witsen Geysbeek, geen enkele illustratie op te nemen.Ga naar eind19. Blijkbaar ging Cats ervan uit dat de kooplustige en koopkrachtige jeugd (de zogeheten jeunesse dorée), die zo verzot was op boeken waarin Cupido de hoofdrol vervulde, overgehaald moest worden. Vandaar ook dat hij rond uitkwam voor zijn reeds vermelde techniek van het bedrog. Niet voor niets wendt hij zich in het voorwerk tot de ‘Zeeuwsche jonkvrouwen’ en van zijn tijdgenoot lohan de Brune weten we dat vooral de jongelui het werk van Cats met graagte ter hand namen, volgens hem zelfs met groter enthousiasme dan de bijbel.Ga naar eind20. Doordat alle levensfasen van de mens | |
[pagina 211]
| |
een plaats krijgen, zal een groot publiek er ook veel herkenbaars in hebben kunnen vinden. De bevolkingsgroepen die zijn weergegeven op de titelprenten vormen in zekere zin een afspiegeling van de groepen in de maatschappij: van jong tot oud en van hoog tot laag. De voorgestelde personen geven niet alleen aan dat het boek over hen gaat, maar dat het ook voor hen bedoeld is. Aansprekingen als ‘Ghy daerom wieje zijt’ en ‘Letter op die't aengaet’ wijzen in die richting. Voorts zal de bewust gehanteerde eenvoudige stijl een gunstig effect hebben gehad op de grootte van het lezers- en koperspubliek. Bij de bepaling van het beoogde publiek kijkt men behalve naar de inhoud eveneens naar boektechnische aspecten. Naar de buitenkant zoals de band, het formaat, en de papiersoort; en naar de binnenkant: de titelprent, de typografie en de omvang. Men redeneert dan doorgaans zo dat deze elementen bepalend zijn voor de prijs en dat dat weer van invloed is op het publiek.Ga naar eind21. De hogere prijzen voor embleemboeken kunnen negatief gewerkt hebben op minder kapitaalkrachtigen, hoewel na Cats’ 1618-uitgave er geen enkele uitgave meer verschijnt waarin de prenten drie keer worden afgedrukt. De verleiding is groot om te ver-onderstellen dat juist voor de minder bedeelden vele, aanzienlijk goedkopere (roof)drukken op de markt zijn gebracht. De verschuivingen binnen de titel: van Silenus Alcibiades, via Proteus, naar Sinne- en minnebeelden evenals de nadrukkelijke vermelding dat edities worden aangeboden met grotere drukletters voor mensen met slechte ogen, wijzen op een doelbewuste verruiming van de markt. | |
AfzettersBijzondere varianten levert het werk van afzetters op. Met deze benaming werden kaart- en prentkleurders aangeduid. Naast ‘dozijnwerkers’ waren er ‘meesterafsetters’ voor wie vanaf de zestiende eeuw naast boeken met recepten, tractaatjes over het inkleuren ter beschikking stonden. Een bekend voorbeeld is Gerard ter Brugghens Verlichterykunstboeck uit 1616. In zijn inleiding zegt Ter Brugghen dat zijn boekje vooral bedoeld is voor de rijke liefhebber-verzamelaar die zijn prentenverzameling kan (laten) inkleuren waardoor ‘lust ende behaghen’ zouden toenemen. In zestien hoofdstukjes gaat hij gedetailleerd in op het kleuren van diverse objecten.Ga naar eind22. In de Universiteitsbibliotheek van Leiden berust een geheel met de hand ingekleurd exemplaar van Cats' Proteus.Ga naar eind23. De naam van de onbetwiste meester-afzetter staat erbij, evenals 1641, het jaar van inkleuring, maar van deze M.F.H. van der Ley ontbreekt vooralsnog elk spoor. Met uitermate veel zorg zijn de prenten verfraaid waarbij de donkerblauwe achtergronden en de opgewerkte goudkleur effectief werken. De meeste randversieringen van de embleemprenten hebben een kleur tussen wijnrood en magenta in en zij versterken het effect dat de beschouwer als door een kijker een blik op de voorstelling wordt vergund. Het is aardig te zien welke kleuren (die buitengewoon helder zijn gebleven) voor bepaalde kledingstukken en attributen zijn gekozen. Gezien het tijdrovende werk is hier vermoedelijk sprake geweest van een opdracht. De Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden bezit een editie van de Sinne- en minnebeelden (waarschijnlijk uit 1630) waarin ook alle aanwezige prenten zijn ingekleurd; weliswaar op lossere wijze dan in het Leidse exemplaar maar dat kan te maken hebben met de minder verfijnde gravures - het is een veel goedkopere uitgave - en met het doel van de inkleurden.Ga naar eind24. Het eerste deel van de bundel is bovendien doorschoten met witte pagina's waarop handschriftelijke aantekeningen zijn aangebracht. Behalve enkele citaten die in deze uitgave ontbraken, zijn er in bruine en roze inkt onder andere godsdienstige gedichtjes toegevoegd, soms opvallend persoonlijke. Tot op heden ben ik geen andere exemplaren van de bundel tegengekomen met dergelijke uitgebreide gebruikerssporen. | |
Navolging en bewerkingVoorbeelden van navolging van Cats' embleemprenten komen we tegen bij dichters als Antoon van Bourgoigne en Jan van der Borcht, evenals in de al eerder genoemde verzameling Amoris divint et humani antipathia. Een bijzondere bewerking van de prenten is de annexatie in de geschriften van de chemicus en | |
[pagina 212]
| |
metaalkenner Goossen van Vreeswyk. Waarschijnlijk was hij een volgeling van Johann Rudolf Glauber die in het midden van de zeventiende eeuw in Amsterdam een hermetisch genootschap had opgericht. In alle vier de bundels die Van Vreeswyk tussen 1672 en 1676 schreef, waaronder De groene leeuw, of het licht der philosophen, dienen de emblemen van Cats als bron voor een groot deel van de gravures. Van Vreeswyk liet praktisch geen enkel detail ongemoeid en hij gaf er specifiek alchemistische betekenissen aan.Ga naar eind25.
15. Embleemprent XIII, Jacob Cats, Verzameld werk, Zwolle (Ed. J. van Vloten) 1860. (Foto Universiteitsbibliotheek Utrecht).
Cats is niet alleen in Nederland uitgegeven. Een Duitse uitgave getiteld Sinnreiche Werke und Gedichte stamt uit 1710. Met name op het gebied van de aankleding zijn er op de prenten aardige verschuivingen te zien. De mode uit de Gouden Eeuw heeft plaats gemaakt voor een vroeg achttiende-eeuwse kleding waarbij de karakteristieke steekhoed een van de nieuwe elementen vormt. In Engeland verschijnt in 1860 een uitgebreide luxe editie: Moral emblems with aphorisms, adages, of all ages and nations, samengebracht uit het werk van Cats en Robert Farlie. Het boek, dat binnen twee jaar zou worden herdrukt, geeft een combinatie van enkele embleembundels van Cats omdat de editeur Richard Pigot behalve uit de Sinne- en minnebeelden ook uit latere embleembundels van Cats heeft geput. De prenten gaan direct terug op de oorspronkelijke uitgaven, al heeft de graveur John Leighton zich wel enige vrijheden veroorloofd. Er treden perspectiefwisselingen op, figuren winnen aan gewicht en zo nu en dan krijgt de omgeving een neo-classicistische aanpassing. Bijzonder verrassend zijn de afbeeldingen uit 1862 in het door Johannes van Vloten uitgegeven Verzameld werk van Cats. Het zijn staalgravures, gemaakt door J.W. Kaiser en zij bezitten een geheel eigen charme. Behalve deze afwijking in de tot dan toe toegepaste techniek, blijken er zich in het oog springende veranderingen binnen de voorstellingen te hebben voorgedaan. Al eerder is aangegeven hoe in deze uitgave de aanvankelijk afzonderlijk voorgestelde motieven telkens weer tot onderdeel zijn gemaakt van een scène waarin een man, vrouw of paren nadrukkelijk aandacht vragen voor de emblematische interpretatie.Ga naar eind26. Het is nagenoeg hetzelfde procédé dat bij de eerste twee nieuwe emblemen in 1627 werd toegepast. Een deel van de interpretatie vindt in zo'n geval al plaats in de voorgestelde wereld zelf, omdat mogelijke betekenissen duidelijk zijn uitgebeeld én ingevuld. Met name de amoureuze verwijzingen zijn in de | |
[pagina 213]
| |
vorm van toegevoegde personages expliciet aangegeven. Verder zijn fictionele elementen opgegaan in een kunstwerk binnen de illustratie: Cupido die met een lap stof een leeuw vangt, is onderdeel van een schilderij geworden en de al eerder ter sprake gebrachte Pan die het vuur omarmt, is ondergebracht in het stucwerk van een sokkel. Op de prent van de roker is Cupido nu als decoratie voorgesteld, gezeten op een wijnvat midden in een café (afb. 15), naar het zich laat aanzien naar het model van de zeventiende-eeuwse luifel- of toonbankbeeldjes, die eveneens in de ene hand tabak, of tabaksbladeren en in de andere een aantal pijpen vasthielden. Evenmin als in de zeventiende eeuw is het in dit geval eenvoudig uit te maken wie het nieuwe aanzien van de prenten heeft bedacht, de editeur Van Vloten of de graveur Kaiser. Misschien werkten ze samen. Wat we zien is dat het detail wordt losgelaten (daarmee moest tevens de irreële wolkenhand verdwijnen) en dat één van de toepassingen die het embleem kan hebben, consequent wordt getoond. Zijn in de oorspronkelijke uitgave slechts in zestien gevallen paren en individuele figuren aanwezig, in deze editie loopt dit getal op tot 46. Het zijn vooral de prenten waarop personificaties, onalledaagse dieren en onneder-landse objecten voorkomen die het sterkst worden veranderd of uitgebreid. Volgens Witsen Geysbeek was het voor de lezer geen probleem met de eigen fantasie de embleemprenten van Cats voor ogen te stellen. Zijn kunstgreep betekende dat het boek in 1829 voor f 9,50 te koop was. In plaats van de gravure gaf hij een omschrijving van de voorstelling. Een van de fraaiste prenten, de reeds ter sprake gebrachte tweede afbeelding uit de Sinne-en minnebeelden, moest daardoor plaats maken voor de aanduiding ‘Een brandend hout en een schoon meisje’ waarmee een zeer wezenlijk onderdeel van het embleem in rookwas opgegaan. |
|