| |
| |
| |
Agenda
Veilingen
antikwariaat max silverenberg Kleine Berg 76, 5611 JW Eindhoven, tel. 040-432064. 30 september om 19.00 uur. Kijkdagen 29-30 september 14.00-17.00 uur.
bubb kuyper, Jansweg 39, 2011 KM Haarlem, tel. 023-323986, 29-30 mei, kijkdagen 25-27 mei.
burgersdijk & niermans Nieuwsteeg 1, 2311 RW Leiden, tel. 071-126381/121067, 4-6 juni, kijkdagen 31 mei, 1-2 juni.
van gendt book auctions bv. Brandewijnsteeg 2, 1011 GN Amsterdam, tel. 020-6231669/6239989, 11-12 juni, kijkdagen 7-9 juni.
van stockum. Prinsegracht 15, 2512 EW Den Haag, tel. 70-3649840/41, 19-20 juni, kijkdagen 14-16 juni.
| |
Beurzen
Eindhoven: Antiquarenbeurs. Hotel Cocagne, Vestdijk 47, Eindhoven. Vrijdag 26 april 13.00-21.00 uur, zaterdag 27 april 11.00-18.00 uur. Inl. 040-432064/ 447419.
Amsterdam: Boeken op de Dam. 26 mei & 21 juli, 10.00-19.00 uur, Boeken aan de Amstel. 23 juni & 18 augustus 10.00-19.00 uur. Inl. 020-6275794.
Noordwijk: Antiquarische boekenmarkt Lomboek. Lombok (zijstraat Schoolstraat), Noordwijk. 22 juni. Inl. 01719-19498.
| |
Tentoonstellingen
Onbekende foto's van Eva Besnyo
Al meer dan zestig jaar is Eva Besnyö een bekende fotografe. Uit haar hele oeuvre heeft zij voor een tentoonstelling in het Joods Historisch Museum foto's gekozen die in Nederland onbekend zijn. Foto's die zij in 1931 en 1932 in Berlijn maakte nemen daarbij een belangrijke plaats in.
Eva Besnyö werd geboren in 1910 en ging na haar fotografie-opleiding in Boedapest in 1930 naar Berlijn. Hier werkte zij eerst enige tijd als vrijwilliger bij een fotobureau: Zij maakte vooral reportages voor geïllustreerde tijdschriften. Later had zij een eigen atelier en kreeg zij ook opdrachten voor portretten. Vernieuwingen in de beeldende kunst, in de film, de architectuur en de fotografie in Berlijn in die jaren waren van invloed op de manier van werken van Eva Besnyö. De foto's die zij in deze periode maakte, zoals bijvoorbeeld de getoonde foto's van de Alexanderplatz, worden vooral gekenmerkt door de ongewone camerastandpunten en het fotograferen van alledaagse onderwerpen van heel dichtbij. Evenals andere vertegenwoordigers van de Nieuwe Fotografie experimenteerde zij veel.
In 1932 werd voor Eva Besnyö, die joods is, de steeds toenemende dreiging van het nationaal-socialisme te groot. Zij besloot naar Nederland te gaan. Hier raakte zij bevriend met een aantal beeldende kunstenaars, zoals Charley Toorop, die veel voor haar betekend heeft, en filmers en fotografen zoals Joris Ivens, Cas Oorthuys, Carel Blazer en Emmy Andriesse. Via de architekt Alexander Bodon kreeg zij opdrachten voor architektuurfoto's voor architekten ‘De 8 en Opbouw’. Ook maakte zij portretten en reportages voor kranten en tijdschriften. Vanaf 1941 was het voor Eva Besnyö niet meer mogelijk te werken en te publiceren. Korte tijd is zij betrokken geweest bij illegaal werk, maar al snel moest zij onderduiken.
Na de tweede wereldoorlog maakte ze vooral portretten van haar kinderen, van mensen aan het werk en in hun eigen omgeving. Bovendien maakte zij in opdracht reportages, bijvoorbeeld voor het Stedelijk Museum in Amsterdam.
In de jaren zeventig voelde Eva Besnyö zich aangetrokken tot de vrouwenbeweging. Zes jaar lang legde zij de acties van Dolle Mina in Amsterdam en omgeving vast. Na deze bewogen jaren maakte zij nog een serie fotoreportages van haar reizen naar Hongarije, Marokko en Cuba.
adres: Jonas Daniël Meyerplein 2-4, Amsterdam.
geopend: t/m 2 juni, dagelijks 10.00-17.00 uur.
| |
Getekend in westerbork
Vanaf 15 april 1991 toont het Fries Museum de tentoonstelling Getekend in Westerbork, leven en werk van Leo Kok. Met deze tentoonstelling wordt vooruitgelopen op de plannen het Verzetsmuseum Friesland op te nemen in het Fries Museum te Leeuwarden. Wanneer de integratie een feit is, zal er jaarlijks in de periode 15 april (bevrijdingsdag van Friesland) tot eind juni een wisselexpositie 1940-1945 in de zalen van het Fries Museum te zien zijn.
Het belangrijkste deel van het oeuvre van Leo Kok is in het doorgangskamp Westerbork getekend. Leo Kok is als joodse zoon van een diamantslijper op 7 januari 1923 in Berchem, in de omgeving van Antwerpen, geboren. Hij tekende van jongs af aan niet onverdienstelijk en werd reclametekenaar. Na de Duitse inval in België - op 10 mei 1940 - vluchtte de familie Kok. Leo Kok kwam in Amsterdam terecht. Naast reclamewerk tekende hij portretten van familie en vrienden en verbeterde zijn techniek. In 1942, toen de Duitse bezetter een begin maakte met het systematisch oppakken van Nederlandse joden, kwam Leo Kok in het werkkamp voor joodse mannen te Geesbrug terecht. In augustus van datzelfde jaar werd hij overgebracht naar Westerbork.
Hier maakt hij talloze portretten van medegevangenen en een serie aquarellen van het kamp. Ook ontwierp hij de decors en kostuums voor de Bühne Lager
| |
| |
Westerbork, het theatergezelschap van gevangenen.
Eind 1943 trouwde Leo Kok in het kamp Westerbork. Een jaar later, in 1944, werd hij op transport gezet naar het Oosten. Eerst kwam hij in het concentratiekamp Theresienstadt terecht en vervolgens in Auschwitz. Toen Auschwitz in 1945 onder de dreigende opmars van de Russen geëvacueerd werd, bracht men Leo Kok over naar Mauthausen. Zes dagen na de bevrijding van het werkkamp Ebensee door de Amerikanen op 6 mei 1945 stierf Leo Kok ziek en uit geput.
De tekeningen en aquarellen die hij in Westerbork had gemaakt en die een beeld geven van het leven in het kamp, zijn bewaard gebleven. Kitty, de vrouw van Leo Kok, die de oorlog overleefd heeft, kreeg ze in handen. Een Nederlandse bewaker had ze uit het kamp gebracht.
Bij de tentoonstelling, die eerder in Jeruzalem en Amsterdam te zien was, is een catalogus te koop.
adres: Turfmarkt 24, Leeuwarden.
geopend: t/m 23 juni, dinsdag t/m zaterdag 10.00-17.00 uur.
| |
Guercino in Haarlem
In 1991 is het vier eeuwen geleden dat in Cento, een kleine provincieplaats iets ten noorden van Bologna, de schilder Giovanni Francesco Barbieri (1591-1666) werd geboren. Deze kunstenaar, die beter bekend is onder de bijnaam ‘il Guercino’ (‘de schele’), behoort tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de Italiaanse barok. Hij werkte voor pausen, kardinalen en prinsen. Ook nu is zijn werk weer bijzonder in trek bij musea en verzamelaars. Aan Guercino's vierhonderdste geboortejaar wordt dan ook ruim aandacht besteed door musea over de hele wereld.
Teylers Museum organiseert in dit verband een tentoonstelling van tekeningen van Guercino, afkomstig uit Nederlandse collecties. Slechts een enkel schilderij van de meester is in ons land bewaard; zijn tekenkunst is daarentegen uitstekend vertegenwoordigd.
De kern van de tentoonstelling bestaat uit een aanzienlijke groep tekeningen uit Teylers Museum zelf. Dit ensemble stamt uit het bezit van koningin Christina van Zweden, tijdgenote en groot bewonderaarster van de kunstenaar. In 1655 bezocht de koningin Guercino in diens atelier in Bologna; mogelijk heeft zij bij die gelegenheid al enkele van de vele tekeningen verworven die nu in Haarlem worden bewaard. Aangevuld met bruiklenen uit andere openbare collecties en uit particulier bezit, biedt de tentoonstelling een mooi overzicht van de tekeningen van deze kunstenaar.
Vele van de bijna negentig tekeningen zijn niet eerder tentoongesteld. De selectie, die de hele duur van Guercino's lange loopbaan bestrijkt, bevat voorstudies voor een groot aantal van diens schilderijen. Zo kan men het ontstaan van één van zijn hoofdwerken, de ‘Kruisiging van Christus’ uit 1625 in Reggio Emilia, volgen aan de hand van een vijftal ontwerptekeningen. Naast bijbelse of mythologische voorstellingen tekende hij landschappen, dierstudies, portretten en karikaturen.
In de Engelstalige catalogus die de tentoonstelling begeleidt zijn alle geëxposeerde tekeningen afgebeeld.
adres: Spaarne 16, Haarlem.
geopend: 3 mei t/m 7 juli, dinsdag t/m zaterdag 10.00-17.00 uur, zondag 13.00-17.00 uur.
| |
Etsen van Parijs
Omstreeks 1850 heerste in Parijs een grote bedrijvigheid. Terwille van de aanleg van de ‘grands boulevards’ werden in het oude centrum hele straten afgebroken. In diezelfde tijd vond een ingrijpende restauratie van de Notre-Dame plaats.
De Franse graficus Charles Meryon (1821-1868) hield van het oude centrum van de stad en wilde die plaatsen vastleggen die met afbraak werden bedreigd of die ingrijpend werden veranderd. Zijn thema's koos hij op het Ile de la Cité of direct daarbuiten. Meryon was oorspronkelijk opgeleid tot marineofficier. Hij maakte enkele zeereizen, waaronder een naar Nieuw-Zeeland (1842-1846). Bij terugkomst koos hij voor een artistieke loopbaan. Door zijn kleurenblindheid was hij genoodzaakt zich op de etskunst toe te leggen en onder leiding van de etser Eugène Bléry maakte hij zich die techniek in korte tijd eigen. Zijn meest oorspronkelijke werk dateert uit de jaren 1850-1855. Na die tijd leed hij in toenemende mate aan geestelijke verwarring, die uiteindelijk leidde tot zijn opname in een inrichting voor geesteszieken, waar hij in 1866 overleed.
Tijdens zijn leven kreeg Meryon nauwelijks enige erkenning. Al waren tijdgenoten als de kunstcriticus Philippe Burty en de dichter Charles Baudelaire enthousiast over zijn werk, waardering op grote schaal kwam pas na zijn dood.
In Nederlandse openbare verzamelingen ontstond na de tweede wereldoorlog een redelijk overzicht van zijn oeuvre. De aanleiding tot deze tentoonstelling vormdt de recente schenking van 76 prenten die de Meryon-verzameling van het Rijksprentenkabinet internationale allure geeft. Door de schenking verdrievoudigde het aantal Meryon-prenten in de verzameling. De belangrijkste aanwinst vormen twaalf Parijse gezichten (o.a. Le Stryge, La Morgue, L'Abside de Notre-Dame), die als ensemble bij een Parijse kunsthandel waren gekocht. Meryons oeuvre bestaat uit 103 prenten. De Parijse onderwerpen vormen de grootste groep. Plannen om ook van andere plaatsen zoals van Bourges en van zijn zeereis naar Nieuw-Zeeland reeksen prenten uit te geven zijn door zijn ziekte niet verwezenlijkt. Op de tentoonstelling is een ruime keuze te zien van zeldzame vroege staten en drukken op zorgvuldig door Meryon geselecteerde papiersoorten die exemplaren van dezelfde staat een geheel verschillend aanzien geven.
Bij de tentoonstelling verschijnt Etsen van Parijs. Prijs: f 39,90.
adres: Stadhouderskade 42 (rechter hoofdingang), Amsterdam.
geopend: t/m 4 augustus, dinsdag t/m zaterdag 10.00-17.00 uur, zondag 13.00-17.00 uur.
| |
| |
| |
Dat valt op een gansje
In museum Het Schielandshuis te Rotterdam is thans de tentoonstelling ‘dat valt op een gansje’, bordspellen uit de Atlas van Stolk te zien. De expositie toont het al eeuwenlang ingeburgerde ganzenspel met zijn vele varianten en bordspellen die hierop geïnspireerd zijn. De titel is ontleend aan de zegswijze: ‘Dat valt op een gansje’, hetgeen betekent dat iets een gelukje is. De speler die op een gans komt mag immers de geworpen ogen dubbel tellen.
De oorsprong van het ganzenspel is niet bekend, Wel weten we, dat het ganzenborden reeds in de late 16de en vroege 17de eeuw gespeeld werd aan de vorstelijke hoven in Italië en Frankrijk. Zeventiende-eeuwse spellen zijn zelden bewaard gebleven. Op oude spellen zijn dikwijls volwassenen afgebeeld. Vaak worden toespelingen op de liefde gemaakt. Pas in de loop van de vorige eeuw werd het ganzenbord uitsluitend eenspel voor kinderen.
De door de spelers af te leggen weg op het ganzenbord wordt wel vergeleken met de levensloop van de mens. Ook in het leven moet ieder mens immers voor- en tegenspoed verwerken. In de tijd, dat het spel ontstond speelde de symboliek van getallen een grote rol. Zo eindigt het bord op vakje 63. Eeuwenlang was 63 het zogenaamde moordjaar, het jaar waarin men de grootste kans had om te sterven.
Waarom het ganzenspel naar de gans is vernoemd is niet duidelijk. De gans is het symbool van de waakzaamheid, maar ook van de domheid. In de Griekse mythologie staat de gans voor het (nood)lot. Ganzen zijn verder bekend als trekvogels die hun weg feilloos weten te vmden. Bovendien lopen zij steeds in een enkele rij achter elkaar.
Op de expositie zijn enkele varianten van het ganzenspel te zien. Voor een groot aantal van de tentoongestelde spellen diende het ganzenspel als uitgangspunt. Een ander type bordspel dat geëxposeerd wordt is bijvoorbeeld het uilenspel. Enkele op oude voorbeelden geïnspireerde bordspellen die de bezoeker in Het Schielandshuis kan zien, zijn het ducatonne-spel, waarin men spelenderwijs diverse munten leert kennen, en het voor kinderen zeer leerzame zoölogiespel, Ook historische onderwerpen dienden tot lering en vermaak. Het militaire optreden van Napoleon inspireerde tot het Oorlogstoneelspel. Bordspellen kunnen ook als reclamemiddel fungeren. Het bier van de Zuid-Hollandse Bierbrouwerij werd zo nader tot de klant gebracht. Hierbij werd de zegswijze ‘dat valt op een vaatje Z.H.B. bier’ gebruikt. Meer recentelijk is het bordspel als propagandamiddel gebruikt. Ook hiervan zijn voorbeelden te zien, zoals de spellen die ter gelegenheid van de kinderboekenweek zijn uitgegeven of om het milieubewustzijn te vergroten.
Bij de tentoonstelling is een vouwblad verschenen. Prijs: f 1,-.
adres: Korte Hoogstraat 31 Rotterdam.
geopend: t/m 8 september, dinsdag t/m zaterdag 10.00-17.0 uur, zondag 13.00-17.00 uur.
| |
Otto Howen
In het Nijmeegs Museum ‘De Commanderie van St. Jan’ is tot en met 20 mei een expositie te bezichtigen over de tekenaar en militair Otto Howen (1744-1848). Als beroepsmilitair die in het Nederlandse leger opklom tot de rang van luitenant-generaal leidde Otto Howen een roerig bestaan. Hij was van Russische adel, maar besloot zijn land te verlaten en nam in 1799 in de Bataafse Republiek dienst als gewoon soldaat. In zijn vrije tijd was hij een verwoed amateur-tekenaar. Tijdens zijn dienstreizen ontstond een groot aantal topografische tekeningen in Nederland. Ook tijdens veldtochten tekende hij: in 1805 in Duitsland en Oostenrijk en in de periode 1811-1814 in Spanje.
Zijn aanzien rees snel en hij trouwde met een dochter van de invloedrijke politicus Jacob Abraham Uitenhage de Mist. Toen Napoleon verslagen was, kon Howen dienst nemen in het leger van het Koninkrijk der Nederlanden. Hij kreeg een functie in Den Haag tot hij in 1816 naar Namen werd overgeplaatst. In die periode ontwikkelde Howen zich tot een belangrijk topografisch kunstenaar. Hij was zeer produktief en er verschenen prenten van hem in verschillende boeken. Bij het uibreken van de Belgische opstand in 1830 werd Howen benoemd tot commandant van de vesting Bergen in Henegouwen, waar hij ook korte tijd krijgsgevangene werd. Het laatste deel van zijn loopbaan, van 1831 tot 1839, was Howen opperbevelhebber van de vesting Nijmegen. Ook hier was hij weer produktief als kunstenaar en werden er onder andere twee albums met stadsgezichten naar zijn tekeningen uitgegeven.
Howens tekeningen kenmerken zich door de onbevangen registraties van schilderachtige plekjes. Als amateur die aanvankelijk alleen voor zijn eigen plezier tekende, had hij een goede, soms onverwachte keuze van zijn onderwerpen en van de standpunten van waaruit hij deze in beeld bracht. Hij toonde daarbij een voorkeur voor bepaalde beeldvormen, zoals doorkijkjes en composities waarbij de voorgrond ritmisch geleed is. Uit dergelijke tekeningen blijkt dat hij goed op de hoogte was van het werk van beroepskunstenaars. In de eerste helft van de negentiende eeuw groeide de belangstelling voor het pittoreske. Howen toonde daarnaast ook een ‘toeristische’ belangstelling. Meermalen liet hij zijn interesse voor klederdrachten en regionale gebruiken blijken via de onderwerpen die hij in beeld bracht.
Bij de tentoonstelling verschijnt een uitvoerige studie. Prijs: f 79,95.
adres: Franse Plaats 3, Nijmegen.
geopend: t/m 20 mei, dagelijks van 10.00-17.00 uur, zondag van 13.00-17.00 uur.
| |
‘IT’ drukwerk van Emile Puettmann
In het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum/ Museum van het Boek wordt een tentoonstelling gehouden over het werk van Emile Puettmann (1921-1987). Hij werd geboren in Arnhem waar hij een opleiding heeft gevolgd tot lithograaf. Zijn voorkeuren lagen vooral op het artistieke vlak. Daarom volgde hij in de avonduren teken- en schilderlessen, o.a. bij Hen-
| |
| |
Koppermaandagprent uit 1843. Foto: U.B. Amsterdam.
drik Valk. Na de oorlog was hij werkzaam als vrij grafisch kunstenaar en als illustrator, boekverzorger en bandontwerper.
In de jaren vijftig en zestig raakte Puettmann gefascineerd door de letter als beeldend element en door de mogelijkheden die de drukpers en het lood boden om daarmee te experimenteren. We zien dan ook dat naarmate het lood en de boekdruk uit de drukkerswereld verdwijnen, ze voor Puettmann steeds belangrijker worden. De betrokkenheid bij het lood en de drukpers beperkte zich niet tot het werk. Puettmann was ook actief in een groot aantal organisaties op dit terrein. De bekendste daarvan is waarschijnlijk de Stichting Drukwerk in de Marge, waarvan hij van de oprichting in 1975 tot zijn dood voorzitter was.
Experimenteerlust is een sleutelwoord bij de beschouwing van Puettmanns oeuvre. In zijn vrije werk liet hij zich veelvuldig inspireren door nieuwe materialen die het toeval op zijn weg bracht. Getuigen daarvan zijn druksels tussen papierlagen, tot boek verwerkte papieren vuilniszakken en het gebruik van tafelbladen en broodplanken als drukvorm. Ook in het vele werk dat hij in opdracht vervaardigde kwam diezelfde lust tot experimenteren tot uitdrukking. De geboortekaartjes, huwelijksaankondigingen, nieuwjaarskaarten etc. laten zien dat voor Puettmann ook werk in opdracht een onderdeel van zijn kunstenaarschap was, In de tentoonstelling wordt getracht deze verwevenheid te tonen ook in relatie tot het werk in andere grafische technieken. De nadruk ligt echter op het gedrukte werk van het ‘ongeremde drukkersdier’ Emile Puettmann.
Over het werk van Emile Puettmann is een publicatie verschenen is samenwerking met Uitgeverij De Buitenkant te Amsterdam. Het rijk geïllustreerde boek bevat een levensbeschrijving van Puettmann van de hand van Francine Puttmann, een beschouwing over het werk door Koosje Sierman en een werklijst. Tijdens de tentoonstelling bedraagt de prijs in het museum f 40,-, daarna f 45,-.
adres: Prinsessegracht 30, Den Haag.
geopend: t/m 9 mei, maandag t/m zaterdag 13.00-17.00 uur.
| |
Koppermaandagprenten
In de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam is zojuist een tentoonstelling van technisch uiterst gecompliceerd drukwerk uit de achttiende en negentiende eeuw geopend. Gezellen van een drukkerij maakten ter gelegenheid van het koppermaandagfeest op de eerste maandag na Driekoningen (6 januari) gezamenlijk een bijzonder werkstuk: een prent die op de feestdag werd aangeboden aan de patroon en aan de geachte klanten; showdrukwerk waarin de moeilijkste technieken en de mooiste ornamenten zijn verwerkt. Uiteraard werd de koppermaandagprent ingeruild voor een fooi, die een passende feestviering mogelijk maakte. In feite was de prent een soort verlate nieuwjaarswens. Het is een typisch Nederlands fenomeen. In de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam bevinden zich ca. 350 koppermaandagprenten, de grootste collectie van Nederland. Zij behoren deels tot het eigen bezit van de U.B. (collectie Tetterode), deels tot de verzameling van de Bibliotheek van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels, die sinds 1958 bij de U.B. in bruikleen is.
Bij de tentoonstelling verschijnt het overzichtswerk Koppermaandagprenten: verkenning van een grafische traditie (uitgave SDU), geschreven door Johan de Zoete en Martien Versteeg.
adres: Singel 425, Amsterdam.
geopend: tot medio juni, maandag t/m vrijdag 10.00-13.00 en 14.00-16.00 uur.
|
|