teel in’. Dat moge het understatement van het jaar genoemd worden.
Overigens staat dit woord er helaas sinds kort niet meer bij. De broodwinning is ook nooit een probleem geweest: hij hoefde per week maar een paar stropdassen te verkopen en de practisering van z'n second life was gewaarborgd. Ondanks deze kanttekeningen blijft natuurlijk overeind, dat de observatie van Jouhandeau Van der Steur op het lijf geschreven was. Wàs, omdat dat heden tot het verleden behoort. Wat velen onder U reeds wisten: de viering in 1989 van het 200-jarig bestaan als kledingverkoper was slechts een rookgordijn. In werkelijkheid is Ab van der Steur al 200 jaar antiquaar en daar durft hij daar vandaag eindelijk voor uit te komen.
Ik wil het hier nog even hebben over hoe wórd je antiquaar. Een waarschuwing vooraf: ik generaliseer. Je bent antiquaar van geboorte óf je bent de geboren antiquaar. Soms komt een combinatie voor. De eerste soort, de antiquaar van geboorte, is - zo lijkt het althans - de geluksvogel, want hij is in het nest geboren. De tweede soort, de geboren antiquaar, pleegt nogal eens met afgunst naar zo'n nestantiquaar te kijken: wat een bof!, wat een kansen! Volkomen onterecht, zoals zal blijken. Want wat is het geval, zoals in andere beroepen ook zo vaak: als het niet gelijk de tweede generatie is, dan wel de derde of vierde die het bedrijf om zeep helpt. Ik beperk me tot één voorbeeld: Nijhoff in Den Haag had een schitterende zaak, waar de teloorgang inzette bij de derde generatie, Faan Nijhoff. Er zijn alleen in Nederland al veel meer voorbeelden te noemen, die ik omwille van de vrede niet noem.
De tweede soort antiquaar - overigens veel groter in aantal - is de in overdrachtelijke zin geboren antiquaar, de man of vrouw gedoemd tot antiquaar-zijn. Dat zich ontpoppen als antiquaar geschiedt vaak op latere of veellatere leeftijd. Het onloochenbare virus moet op den duur doorbreken. Hier is geen sprake van een late roeping, nee, daar is veelal het leven lang naar gehaakt en eindelijk heeft men de mogelijkheid en/of de durf om de onvermijdelijke stap te zetten. Van deze soort antiquaren zijn er veel. Onder de bijna 80 leden van de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren telde ik ruim dertig van deze uit het niets opgekomen antiquaren. Om er volkomen willekeurig een paar te noemen: Bestebreurtje, De Graaf, Hagen, Hesselink van Forum, Knuf, Lemmers, Schuhmacher, Swertz, Waterbolk. In zekere zin horen hiertoe ook antiquaren als Max en Nico Israel en Simon Emmering. Die hebben in W.O. II werkelijk alles verloren en zijn na de oorlog uit het niets opnieuw gestart en met welk een succes!
Het merkwaardige feit doet zich voor dat je, als je tot deze tweede soort behoort, geen opvolger schijnt te moeten hebben. Je komt uit het niets en na jou is er wederom niets, alleen de glorieuze herinnering aan een één-generatie-antiquaar. Veel van deze antiquaren hadden of hebben óf geen kinderen óf kinderen die de zaak niet over wilden of willen nemen, hetgeen ik, zoals U begrijpt, van wijs inzicht vind getuigen. Ik beperk me weer tot Nederland! Horodisch en Meijer Elte hadden geen opvolgers. Veel thans levende, al wat oudere antiquaren in Nederland hebben geen opvolger en de zaak zal waarschijnlijk met hun hopelijk nog ver verscheiden ophouden te bestaan.
Het is duidelijk dat Ab van der Steur tot deze ééngeneratie-antiquaren behoort, hij vertoont er vele kenmerken van. Toch zijn er een paar opmerkelijke varianten. In de eerste plaats: met z'n geboorte, deze dag, als antiquaar, verlaat - wat zelfs zo vaak het geval is bij renegaten: verlóochent - hij z'n oude beroep niet. Hij zou wel gek zijn, zou je zeggen, want - en daar hebben we het verder niet over - met die ouwe boeken en prenten valt geen droog brood te verdienen, dat doe je uit liefde, uit passie, uit gedoemdheid. Dat brengt me bij de ouders van Ab, die hier aanwezig zijn. Dat is vrij uniek. Ik herinner me nog mijn gang naar Canossa, zo'n elf jaar geleden, toen ik m'n ouders ging vertellen dat ik m'n baan had opgezegd en antiquaar werd. Mijn vader deed er een veelbetekenend zwijgen toe en m'n moeder jammerde: ‘hebben we je daarvoor al die jaren laten studeren.’ De tweede afwijking, dames en heren, is gelegen in het feit dat Ab niet als solist-antiquaar de kop opsteekt. In zijn kielzog voert hij Theo Hopman met zich mee.
Toen wij afgelopen woensdagavond in deze ruimte een redactievergadering van De Boekenwereld hadden, zei onze redactiesecretaris Carla van der Poel vol bewondering: ‘Volgens mij is dit het enige antiquariaat in Nederland met gordijnen’. Zonder alle gekheid: ik weet hoeveel tijd Theo in de aankleding van deze ruimtes heeft gestoken en dat het er hier zo fraai uitziet, is in niet geringe mate aan hem te danken.
Dames en heren, het zal U duidelijk zijn geworden dat mijns inziens de ideale antiquaar de antiquaar zonder verleden en zonder toekomst is. Al moet ik daar wellicht sinds vandaag iets aan toevoegen: zonder verleden, zonder toekomst, maar met een exclusieve kledingzaak.
Op de eeuwigheidsladder een kort maar hevig en glorieus bestaan. Dat wens ik, hoe paradoxaal ook, Ab van der Steur toe.