De Boekenwereld. Jaargang 6
(1989-1990)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermdBerichtenLa Mémoire des Siècles/Das Vermächtnis der Jahrhunderte in ColmarWas het toeval of werden wij door magische krachten derwaarts getrokken? Op een reis door het zuidwesten van Duitsland wipten wij op een nazomerdag in september de Rijn over en kwamen in Colmar terecht. Bij het binnenrijden van het oude stadje vielen meteen de spandoeken op die meldden dat er in de Dominicanenkerk een tentoonstelling werd gehouden onder de titel ‘La Mémoire des Siècles/Das Vermächtnis der Jahrhunderte’, gerangschikt rondom de 42-regelige bijbel van Gutenberg. Wie ooit nog eens een handschriften- en/of incunabelententoonstelling zou willen organiseren, zou bij de inrichters van deze tentoonstelling zijn licht moeten opsteken. Op fascinerende wijze was hier het schip van een gotische kerk omgebouwd tot een ideale tentoonstellingsruimte, waar, doordat men het licht gedempt had en door tussenschotten een dozijn open compartimenten had gecreëerd, enerzijds de locatie had aangepast aan het doel, anderzijds de sfeer van een monumentaal middeleeuws bouwwerk had weten te bewaren. Daarbij vormde middeleeuwse muziek een aangename geluidscoulisse. De afscheiding naar het koor werd gevormd door het befaamde schilderij van Martin Schongauer, Maria in de Rozenhaag. De uitgestalde handschriften en incunabelen waren van een excellent niveau en mede door de voortreffelijke, ook voor ‘leken’ bevattelijke (tweetalige) begeleidende teksten sloeg het enthousiasme van de tentoonstellingsbouwers over op de bezoekers. Een belangrijke plaats was ingeruimd voor de ‘handschriftenfabriek’ in Hagenau van Diebold Lauber. Topstukken onder de handschriften waren het Colmarer handschrift van de Wereldkroniek van Rudolf von Ems (Bibl. Municip.MS.305) en het Colmarer Liederhandschrift, dat niet allen 105 gedichtenvan 36 minnezangers bevat, maar ook de hierbij behorende melodieën (München, Staatsbibl. cmg 4997). De Biblia pauperum vormde de overgang naar Gutenberg en zijn uitvinding. Hier lag als centrum van het evenement het Parijse exemplaar van de 42-regelige bijbel, twee delen in vier banden, gedrukt op perkament, een van de vier complete exemplaren in de wereld. Dit monumentale boekwerk is versierd met talrijke veelkleurige initialen; de marges vertonen fraaie acanthusbladen en blauwe en oranjekleurige ranken, waarbij ook het goud niet werd gespaard. Bij de incunabelen had men zich ‘beperkt’ tot tien drukkerijen in Straatsburg. Natuurlijk nam in deze afdeling de incunabelEpistolae van Gasparino Barzizza de Bergamo een ereplaats in; dit is immers het eerste boek dat in Parijs werd gedrukt. Het werd in 1470 door drie drukkers geproduceerd, waaronder de uit Colmar afkomstige Michael Friburger. Tot de interes- | |
[pagina 73]
| |
santste geëxposeerde incunabelen behoorde Die Geschichte des Grafen Dracula, met fraaie houtsneden geïllustreerd (Straatsburg, Matthias Hupfuff 1500). Het laatste gedeelte van de tentoonstelling was aan ‘kunsten en wetenschappen aan het begin van de 16de eeuw in de Elzas’ gewijd. Daarnaast werden er demonstraties gegeven op een replica van een Gutenberg-pers, was er een kettingenbibliotheek ingericht en gaf een laatste vitrine aan de hand van restanten van fraaie handschriften een beeld van de boekenvijanden, waaruit bleek dat men hierbij eerder dan voor wormen en muizen op zijn hoede moet zijn voor de mens. Helaas was deze tentoonstelling op 6 november voorbij. Het vakmanschap van Hubert Bari en zijn team wekt echter hoge verwachtingen voor hun Straatsburgse Egyptologie-tentoonstelling in 1990. Van de tentoonstelling in Colmar is de zeer goed verzorgde catalogus in het Duits of in het Frans met o.a. zeven essays over het thema van de expositie nog verkrijgbaar (ca. f 65,-) bij Hubert Bari, 26, avenue de la Marseillaise 67000 Strasbourg. G.J. Jaspers | |
Studiedagen voor het antiquariaatDe antiquarenvereniging BOB (Bond van Handelaren in Oude Boeken) is het afgelopen jaar voornamelijk bekend geworden als organisator van antiquarische boekenbeurzen op verschillende plaatsen in het land, die gezamenlijk zo'n 10.000 bezoekers trokken; voor velen van hen, zo blijkt uit de consequent gehouden bezoekersenquêtes, was dit de eerste kennismaking met het antiquarische boek. Deze drempelverlagende activiteit zal op den duur ongetwijfeld ook stimulerend werken naar het gevestigde antiquariaat. Sinds enige maanden richt de BOB zich ook op een andere van haar doelstellingen, te weten de deskundigheidsbevordering. Daartoe worden studiedagen georganiseerd over onderwerpen die betrekking hebben op het oude boek en de handel daarin. Deze dagen zijn zowel bedoeld voor beginnende antiquaren als voor hen die hun jarenlange ervaring en hun verworven deskundigheid willen toetsen aan en delen met minder ervaren collega's. Onderlinge discussie is dan ook een wezenlijk onderdeel van elke studiedag: praten met collega's over het vak werkt stimulerend en geeft vaak nieuwe inzichten. In de eerste plaats zijn de studiedagen bedoeld voor leden van de Bond; voor zover er plaats is zijn ook andere collega-antiquaren welkom. Taxatie, boekbeschrijving en de computer in het antiquariaat zijn onderwerpen die al aan de orde zijn geweest. Voor 1990 zijn studiedagen in voorbereiding over boekillustraties, boekbanden, restaureren, typografie en over de fiscale aspecten van het antiquariaat. Al deze bijeenkomsten vinden plaats op zondagmiddag in Amersfoort en bestaan uit een inleiding door een deskundige, gevolgd door discussie, informatieuitwisseling en het bespreken van praktijkgevallen, vaak naar aanleiding van meegebrachte boeken. Voor inlichtingen over de komende studiedagen kunt u contact opnemen met de secretaris van de BOB, G. Dirksen, Bruggestraat 32, 3841 CP te Harderwijk. Casper Schuckink Kool | |
‘Het lange gezicht op Londen’ een serie prenten van Wenceslaus HollarIn het prentenkabinet van Museum Boymans-van Beuningen is momenteel een overzicht te zien van werk van de van oorsprong Boheemse prentkunstenaar Wenceslaus Hollar (1607-1677). Hoewel zijn oeuvre grotendeels bestaat uit prenten met aangename onderwerpen, heeft Hollar een leven geleid dat bepaald niet alleen maar aangenaam kan zijn geweest. Geboren in Praag in 1607, verliet Hollar Bohemen waarschijnlijk vanwege de strenge maatregelen tegen de protestanten waartoe ook hij behoorde (tot hij zich in 1647 tot het katholicisme bekeerde). Op zijn vertrek uit Praag volgde een periode van negen jaar waarin hij door Duitsland en de Nederlanden reisde. Hij was als tekenaar en graveur werkzaam in Straatsburg (1629/30) voor de Hollandse uitgever Jacob van der Heyden. Daarna werkte hij naar alle waarschijnlijkheid een jaar in Frankfurt bij de Zwitserse uitgever Mattheus Merian bij wie hij leerde hoe hij panoramische landschappen moest vormgeven. Vervolgens reisde Hollar langs de Rijn en vestigde zich in Keulen waar hij werkte voor de uitgevers Abraham Hogenberg en Gerard Altzenbach. De tekeningen uit die tijd evenals de reisimpressies die Hollar maakte op zijn eerdere reizen dienden hem de rest van zijn leven als materiaal voor prenten. Vaak vele jaren later werden deze schetsen in prent gebracht en meestal heeft Hollar dat aangegeven door te vermelden op de prent dat hij de voorstelling in bijvoorbeeld 1636 heeft getekend (delineavit) en in 1646 heeft geëtst (fecit) of (sculpsit). In Keulen werd hij in 1636 door Thomas Howard, graaf van Arundel ‘ontdekt’ en aangesteld als beeldend verslaggever van de reizen van het Engelse gezantschap door Duitsland, Bohemen en Oostenrijk. Hollar volgde aan het einde van dat jaar het gezelschap naar Engeland en bleef tot Arundels dood in 1646 betrokken bij diens ongeëvenaarde kunstcollectie, die hij voor een groot deel in prent reproduceerde. De grote verdienste van Arundel was dat hij een van de eerste verzamelaars was die zich toelegde op het verzamelen en bestuderen van studies en schetsen. Zo werd Hollar op zijn beurt een van de eerste graveurs, die dit soort tekeningen in prent bracht. Een voorbeeld daarvan zijn de prenten naar studies van Leonardo da Vinci. Naast het werk van Arundel maakte Hollar nog vele landschappen en gezichten op landhuizen, portretten en al wat zijn belangstelling had. Ook uit deze voorraad tekeningen putte hij materiaal voor prenten toen hij, door de burgeroorlog in Engeland gedwongen, ook daar vandaan moest vluchten. Hollar vestigde zich in 1644 in Antwerpen, waar hij zijn productiefste periode had als etser. Antwerpen, het centrum van de prentkunst in de Nederlanden, telde vele uitgevers, die gespecialiseerd waren op allerlei gebieden. Voor hen maakte Hollar etsen naar schilderijen van grote meesters, portretten van kunstenaars, landschappen en het grootste deel van de ‘Collectio Arundeliana’. In 1652 keerde Hollar terug naar Londen waarvan hij vele gebouwen op de koperplaat vastlegde en waar hij tot zijn dood in 1677 zijn werk voortzette. | |
[pagina 74]
| |
Het lange gezicht op Londen uit 1647. De zes bladen zijn hier aan elkaar gemonteerd. Het blad met de twee uiteinden is gesplitst (foto Tom Haartsen).
Museum Boymans-van Beuningen bezit prenten uit iedere periode van Hollar, zodat de bezoeker van de tentoonstelling de kunstenaar op diens vele reizen kan volgen: via Duitsland en Nederland naar Engeland en van Engeland naar Antwerpen en weer terug. Ter gelegenheid van de tentoonstelling heeft het prentenkabinet het lange gezicht op Londen uit 1647 aangekocht.Ga naar eind1. Het gezicht op Londen in vogelvlucht gezien bestaat uit zes platen die ieder afmetingen hebben van ca. 462 × 392 mm. Een van de bladen bevat de twee uiteinden zodat na splitsing het panorama uit zeven delen zou bestaan. Voor de duidelijkheid wordt bij de beschrijving van de afzonderlijke bladen uitgegaan van de nummers 1-7. In het midden van plaat 4 is in een cartouche de titel London te zien. Op blad 1 zijn Latijnse versregels te lezen. Prominent aanwezig is een allegorische vrouw met kroon en zwaard. Zij is omringd met allerlei symbolen van de handel en verbeeldt de Nympha Brittanorum waarvan sprake is in de tekst. Onderaan het blad staat een opdracht aan prinses Mary van Oranje, de moeder van Willem III gesigneerd door de uitgever ‘Cornelius Danckers’ en het geheel wordt gecompleteerd met de signatuur van Hollar: ‘Wenceslaus Hollar delineavit, et fecit Londini et Antverpiae, 1647’. Daarmee komen we aan het interessante van deze prent n.l. dat de voortekeningen waarschijnlijk in Londen zijn gemaakt en de meeste van de etsen in Antwerpen waarheen Hollar zoals reeds vermeld, was gevlucht in het voetspoor van zijn patroon Arundel en diens collectie. Naast zijn eigen waarneming waarschijnlijk vanaf, of in de buurt van St. Mary's Overy's heeft Hollar gebruik gemaakt van een geëtst gezicht op Londen door Claes Jansz. Visscher uit 1616. Geen van beide etsers zou volgens kenners op zijn oog vertrouwd moeten worden wat betreft details, hoewelzij beiden een tamelijk getrouwe weergave schijnen te hebben gegeven van het uiterlijk van de stad vóór de grote brand in 1666. Het gezicht op Londen door Hollar loopt van het westen halverwege Whitehall en Westminster Abbey naar het oosten voorbij St. Catharine's. Een groot gebied met velden en tuinen is te zien ten westen van Winchester House aan de zuidelijke oever van de Thames. Op het linker beginblad heeft Hollar onderaan in een kleine afbeelding Tothill fields weergegeven dat westelijker ligt dan de grens van het panorama. Zoals wij op de prenten kunnen zien bestond Londen vóór 1666 voornamelijk uit gotische gebouwen met uitzonderning van bijvoorbeeld Banqueting Hall bij Whitehall van de architect Inigo Jones. Tussen Westminster en Blackfriars langs de noordelijke oever van de Thames lagen de riante huizen van de hoge adel evenals het koninklijk paleis van Whitehall. De belangrijkste ervan zijn op de prenten aangegeven. Van west naar oost zien we Whitehall, Suffolk House (later bekend als Northumberland House) vervolgens York House, dat later in bezit was van George Villiers Duke of Buckingham, die er een nieuw gebouw liet neerzetten waarvan nu nog slechts een waterpoort rest aan het einde van Buckingham street. Het volgende grootse huis is Durham House, ooit bewoond door Sir Walter Raleigh, Salisbury House, The Savoy Somerset House en Arundel House, waar Hollar gewoond heeft als lid van de huishouding van Lord Arundel. Vervolgens is afgebeeld o.a. Essex House en Baynard's Castle. De ‘New Exchange’ op plaat 2 was een geliefd winkelgebied vanaf de Restauratie tot aan het einde van de regeringsperiode van Queen Anne. Het Globe Theater dat op prent 2 is te zien is niet Shakespeare's theater. Het was wel vóór zijn dood gebouwd. Daar vlakbij is een ander soort theater te zien de ‘Beer Baything house’ hetgeen staat voor Bear-baiting een ongetwijfeld gruwelijke sport. De vissersboten, ‘The eel ships’ op plaat 3 tegenover Winchester House zijn nog heden ten dage te zien onder London Bridge. Zij zijn gemeerd in de Thames als symbool van de vaste rechten van Hollandse vissers om aal te verkopen in Billingsgate. De oude St. Paul's is afgebeeld met koepel. Deze was door de bliksem getroffen en door brand verwoest in 1561. Het dak was, ten tijde van de tekening van Hollar en in de Iste staat van de prent, provisorisch hersteld en de constructie schijnt vrij onbetrouwbaar te zijn geweest want Hollar noteert in een | |
[pagina 75]
| |
bijschrift bij een prent van het interieur van St. Paul's dat hij de tekening gemaakt heeft terwijl hij ‘ieder moment een ramp verwachtte’. De fraai versierde huizen in het midden van London Bridge op plaat 5 vormen Nonsuch House. Op de laatste plaat staan 34 Latijnse versregels van de hand van Edward Benlowes met daaronder het uitgeversadres van Danckerts: ‘Prostant Amstelodami apud Cornelium Danckers in via Vitulina sub insigni Gratitudines An.o. 1661’ Justus Danckerts exc. (In Amsterdam bij Cornelis Danckers op de Kalverstraat onder het teken ‘In de Dancbaerheyt’). Hollar heeft met dit meesterwerk de volgende generaties belangstellenden een enorme dienst bewezen. Zonder dit panorama en zonder de gedetailleerde prenten die Hollar van vele Londense gebouwen heeft gemaakt, zouden wij geen visueel hulpmiddel hebben om ons voor te stellen hoe Londen eruit zag in de roerige tijden van Charles I en Cromwell en Charles II met alle omwentelingen van koninkrijk naar republiek en vice versa. Tot 21 januari is deze bijzondere reeks prenten te zien in Museum Boymans-van Beuningen te Rotterdam.
Jacqueline Burgers | |
Literatuur:A.M. Hind, Wenceslaus Hollar and his views of London and Windsor in the seventeenth century. New York 1972. R. Pennington, A descriptive catalogue of the etched work of Wenceslaus Hollar 1607-1677, Cambridge 1982. | |
Boeken uit LeipzigIn het Künstlerhaus te Wenen is t/m 18 februari de tentoonstelling Merkur & die Musen. Schätze der Weltkultur aus Leipzig te zien. Een belangrijk gedeelte van de expositie is gewijd aan Leipzig als ‘boekenstad’. Immers sedert de Verlichting floreert het boekwezen in deze Oostduitse stad. Op de tentoonstelling en in de volumineuze catalogus wordt uitgebreid aandacht besteed aan de bibliotheken, de Internationale Boekkunsttentoonstelling (‘Weltgalerie des schönen Buches’) en aan de uitgeverijen in Leipzig. Van talrijke uitgaven die gedrukt en geproduceerd werden in Leipzig zijn voorbeelden te zien zoals bijvoorbeeld van de mammoetproduktie van het kunsthistorische naslagwerk van U. Thieme en F. Becker. Ook uit de verzamelingen van de Universiteit van Leipzig worden enkele pronkstukken geëxposeerd zoals verluchte middeleeuwse handschriften, een exemplaar van de Gutenberg-bijbel op perkament en verschillende autografen van beroemde musici. adres: Karlsplatz 5, Wenen. | |
Nieuwe hoogleraren voor de geschiedenis van het boekOp 24 oktober 1989 hield dr. F.A. Janssen een rede bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de ‘Boek- en bibliotheekgeschiedenis’ te Amsterdam. Zijn leeropdracht is de bestudering van de boekdrukkunst van de 15de tot de 19de eeuw. Afgelopen najaar werd eveneens bekend dat dr. B. van Selm benoemd is tot bijzonder hoogeleraar in de ‘Geschiedenis van uitgeverij en boekhandel’ vanwege de Dr. P.A. Tiele-Stichting. |
|