canne aan België werd toegewezen.
Na de De Thiers werd de adellijke Luikse familie Poswick eigenares. Toen bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog de Duitsers België binnenvielen, keerden zij zich met grote wreedheid tegen de Waalse franc-tireurs en hun omgeving. Bij deze gelegenheid werd de bewoner van Aigermont, jhr. Poswick, die burgemeester was van het Belgische Neercanne, gefusilleerd.
Toen ik dan in 1920 met de twee eeuwen oude prent in het geheugen Aigermont in werkelijkheid zag, had ik moeite met de herkenning. De tijd had het zijne gedaan. Van de grootse aanleg van Franse tuinen, fonteinen en andere elementen van versiering was vrijwel niets over. Daarentegen waren het kasteel en de terrassen echter grotendeels in de oorspronkelijke staat, zij het in diep verval.
Aigermont met zijn pure klassicistische architectuur, zijn hoge terrassen en donker bos, maakte op mij een diepe indruk. Alles was boeiender, harmonischer, poëtischer dan de oude vertrouwde prent deed verwachten. Helaas verkeerde in 1920 de gehele bezitting in diep verval: de witte mergelstenen vertoonden vele zwarte vlekken, de daken waren in slechte staat, de terrassen verwaarloosd. De bewoonster, freule Poswick, een ongetrouwde dochter van de gefusilleerde burgemeester, beschikte blijkbaar niet over de middelen om haar bezit behoorlijk te onderhouden.
Een onweersbui (het was midden zomer) dwong ons te schuilen in het Nederlandse douanekantoor van Neercanne dat staat bij de oprijlaan van het kasteel. Daar raakte ik in gesprek met de dienstdoende douanier, een gezette, volbloedige Limburger, zo te zien niet geheel vrij van sterke drank. Het was in de tijd van de eindexamens en hij vertelde mij dat een van zijn jongere zoons (de negende, meen ik) juist eindexamen HBS gedaan had. ‘Wil je eens een mooi rapport zien?’ vroeg hij en haalde een cijferlijst uit zijn zak waarop tot mijn verbazing louter negens en tienen stonden. ‘Die jongen moet studeren. Zie dat je een beurs voor hem krijgt’ zei ik, maar de vader scheen daar weinig voor te voelen. Onderwijl was de examinandus thuisgekomen, een jongen met een open gezicht en een intelligent voorkomen. Toen ik hem vroeg naar zijn plannen antwoordde hij dat hij graag scheikunde
S. Gouda Quint (1872-1943).
zou willen studeren als ... Inmiddels was de bui over en het douaneverkeer werd hervat.
Onwillekeurig schoot mij te binnen een novelle van Anatole France (wordt die schrijver nog gelezen?), waarin een oude dorpsdokter in een verkommerd boerengezin een hyperintelligent kind ontdekt. De dokter trekt zich het lot van de jongen aan, geeft hem les en is verrast over zijn vorderingen. Helaas sterft de jongen spoedig aan een hersenvliesontsteking. Jaren later ziet de dokter in een geïllustreerd tijdschrift een foto van een kind dat sprekend lijkt op zijn beschermeling: het was een jeugdportret van Ampère, de grote natuurkundige.
Mijn belangstelling voor Aigermont heeft me in de somberste dagen van de bezetting een grote vreugde bezorgd. Op een rommelveiling in de Nes viel mijn oog op een tweetal aquarellen in medaillon-vorm, waarvan ik terstond zag dat ze Neercanne voorstelden: een afbeelding van het kasteel van voren en een gezicht van ver weg uit het Zuid-Westen op de Cannerberg, met het kasteel half verborgen in het bos. Beide waterverftekeningen waren het werk van de begaafde Maastrichtse schilder Alexander Schaepkens (1815-1899) en afkomstig uit de collectie-Van Dopff. Op deze juweeltjes van kunst in het klein (althans naar mijn smaak) kon ik voor een zacht prijsje de hand leggen. Sindsdien gaat er geen dag voorbij dat ik niet van