waardige man, oorspronkelijk priester en leraar aan een seminarie, had met de kerk gebroken als aanhanger van het ‘modernisme’, de beweging van de ‘verlichte’ katholieken die in het laat negentiende-eeuwse Frankrijk zoveel beroering gewekt heeft. Nourry's eigen studies lagen vooral op het gebied van de godsdienstwetenschap en de folklore. Daarover schreef hij onder het pseudoniem Pierre Saintyves een aantal werken dat nog steeds gezaghebbend is. Voorts was hij een voortreffelijk antiquaar, een ervaren bibliograaf en een uiterst onderhoudend causeur. Lange gesprekken met hem in de entresol boven het antiquariaat in de Rue des Ecoles 62, bij de Boulevard St.Michel, behoren tot mijn beste herinneringen.
Nourry publiceerde een maandelijkse catalogus, Le bibliophile français, en eens in de drie maanden Le Bibliophile dès sciences psychiques - een goudmijn voor de liefhebbers. Aan Nourry dankt de Groningse UB een mooi exemplaar van de eerste druk van Coenders' Escalier des sages. Ik zelf veroverde La fontaine des amoureux in de uitgave van Jean de Tournes, Lyon 1561 (met de rondelen!).
Nourry overleed in 1935. Opvolger was zijn medewerker Jules Thiébaud, de bibliograaf van de Franse boeken over de jacht. Voor de alchemie werd de spoeling steeds dunner, vooral omdat vermogende Engelse en Amerikaanse verzamelaars als Wellcome, Mellon en Duveen dit terrein afstroopten. In 1964 werd het antiquariaat in de Rue des Ecoles opgeheven. Levendig herinner ik mij de schok bij mijn eerste bezoek aan Parijs na de sluiting, toen ik tot mijn ontzetting zag dat het vroegere schemerachtige heiligdom van Nourry vervangen was door een ordinaire broodjeswinkel met brutale neon verlichting.
Mijn verhuizing naar Amsterdam betekende allerminst het einde van de belangstelling voor alchemistische boeken. Integendeel! Meer en meer was in de wetenschappelijke wereld het besef doorgedrongen dat men in vorige perioden ten onrechte de alchemie had afgedaan als een soort naïeve, waardeloze proto-chemie, een samenweefsel van nonsens en een trekpleister voor bedriegers. In onze tijd is het duidelijk geworden dat de alchemie wortelt in een oeroude traditie, die in onze cultuur stamt uit de Grieks-Egyptische beschaving, maar die- evenzeer te vinden is in het oude China, in India en de islam. Volgens die traditie is alles in de zichtbare wereld (spiegel van de onzichtbare) levend en doortrokken van verborgen bedoelingen, ook de mineralen. Door het geheime werk van ingewijden (het gaat hier immers om heilige zaken) kan men pogen op deze krachten invloed uit te oefenen, ze te veranderen of te versnellen door b.v. metalen te transformeren tot edel goud. Dit laatste is echter slechts een onderdeel, en niet eens het belangrijkste, in deze panvitalistische natuurfilosofie. Men kan zelfs volhouden dat de opbloei van de natuurwetenschappen in de zeventiende en achttiende eeuw is ontstaan door de alchemie-vóór de definitieve breuk. De grote Newton bedreef deze kunst in het geheim gedurende zijn gehele leven.
Vooral in de historie van de scheikunde, maar evenzeer in andere wetenschappen, zoals in de godsdienstwetenschap (Mircea Eliade) en de psychologie (C.G. Jung), heeft de alchemie steeds meer aandacht gekregen. Niet alleen bij de Alexandrijnse gnostici, ook in de middeleeuwse filosofie, het Florentijnse humanisme, bij sommige leiders van de Hervorming, en het Spiritualisme, zoals de Rozenkruisers en de volgelingen van Jacob Böhme, is de alchemie niet weg te denken.
Wat mij persoonlijk belang inboezemde, was na te gaan hoe in de Nederlanden van de zestiende en volgende eeuwen de alchemie in het geheim voortleefde en aanhangers vond onder bekende geleerden en kunstenaars. Dat valt af te lezen uit de contemporaine, in de Nederlanden verschenen boeken over dit onderwerp. De oudste Nederlandse auteur is de mysterieuze Isaac Hollandus, volgens de overlevering afkomstig uit Stolwijk, van wie niet eens vaststaat in welke eeuw hij leefde. De gespecialiseerde uitgever op dit gebied in de zestiende eeuw was de Antwerpse drukker Willem Silvius, de vriend van de Elizabethaanse wonderdoener dr. John Dee, die ten huize van Silvius in 1564 zijn boek Monas hieroglyphica schreef. Omstreeks 1600 zagen in Leiden bij Raphelengius en daarna bij Basson het licht de Franse vertalingen van klassieke alchemistische geschriften door de tijdelijk in Gouda woonachtige Fransman Nicolas Barnaud, medicus, alchemist en Sociniaan. Tegen het midden van de volgende eeuw gaf de Goudse drukker Rammezijn geschriften uit van dr. Robert Fludd, lid van de Royal Society en