De Boekenwereld. Jaargang 4
(1987-1988)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
De bibliotheek van de Heren van den Bogaerde op kasteel Heeswijk
| |
[pagina 83]
| |
en prenten betreffende Noord-Brabant.Ga naar eindnoot3. Wat hem van het aangebodene beviel werd vervolgens vanuit de Nemelaer doorgestuurd naar kasteel Heeswijk ter plaatsing in het ‘Museum’. Men begrijpt dat de blinde Ludovicus aan boeken en schilderijen niet veel plezier beleefde. Toch werden er naast beelden, munten, penningen, vazen, harnassen, wapens, porselein, misgewaden en relikwieën ook volop manuscripten, archivalia, boeken en prenten aangeschaft. Jonker Alberic zette hierin de lijn van zijn vader voort door de vorming van een uitgebreide collectie Brabantica. Het geheel vulde alleen op kasteel Heeswijk reeds achttien zalen van boven tot onder, terwijl ook de Nemelaer propvol was gestouwd. De Van den Bogaerdes kochten eenvoudig alles wat hun niet te duur leek, en omdat zij met hun enorme fortuin maar voor het kiezen hadden uit een onvoorstelbaar rijk aanbod, verwierven zij ook zonder grote expertise de schitterendste dingen. Op 11 juni 1890 stierf de 64-jarige jonker Louis, ongehuwd, op zijn kasteel Heeswijk. Universeel erfgenaam was Alberic, die thans als Heer van Heeswijk en Dinther op het stamslot ging wonen. Echter op 29 april 1895 kwam ook hij te overlijden en nu gingen al zijn bezittingen over op zijn twee achterneven, waarvan de oudste Willem Karel Otho op dat moment pas 13 jaar telde. Het vruchtgebruik viel toe aan de moeder van de
Jonker Alberic.
jeugdige baron van den Bogaerde. Maar oudoom Alberic had om zijn collecties veilig te stellen testamentair bepaald, dat deze niet zouden mogen worden verkocht vóór de jongste van beide achterneefjes de leeftijd van tachtig jaar had bereikt. Tot dat tijdstip kwam de onverdeelde nalatenschap onder beheer van een bewindvoerder. Kasteel Heeswijk mocht al die tijd niet bewoond worden door de erfgenamen. Hun moeder heeft de rechtsgeldigheid van dit testament onmiddellijk aangevochten bij de bewindvoerder, de Bossche advocaat mr. E.H.J.M. van Zinnicq Bergmann. En op een voor ons cruciaal punt met succes. Want het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch gaf inderdaad bij arrest van 18 januari 1898, onder verwijzing naar art. 931 van het Burgerlijk Wetboek, machtiging tot verkoop van de collecties, hetgeen meteen leidde tot aankondiging van een reeks veilingen, deels ten overstaan van notaris jhr. A.A.M. van der Does de Willebois in het Casino te 's-Hertogenbosch, deels door het befaamde veilinghuis Frederik Muller & Co. te Amsterdam.Ga naar eindnoot4. Dit nu bracht weer opschudding teweeg zowel in kunstkringen als in politiek Den Haag. Het kabinet bemoeide er zich mee bij monde van zijn minister van binnenlandse zaken H. Goeman Borgesius, de Eerste Kamer deed insgelijks. Van verschillende kanten werd aangedrongen op maatregelen om te voorkomen dat de collectie van kasteel Heeswijk voor Nederland verloren zou gaan. En zo kon het gebeuren, dat in juni 1898 een viertal ministers in gezelschap van de toenmalige Commissaris van de koningin in Nood-Brabant en drieëndertig Eerste-Kamerleden plus enkele top-ambtenaren een bezoek brachten aan het kasteel Heeswijk, om zich ter plekke persoonlijk op de hoogte te stellen van de kwaliteit van de daar berustende verzameling. Eventuele reddingspogingen waren echter bij voorbaat al kansloos, doordat de Tweede Kamer het oud-liberale standpunt innam van ‘kunst is geen regeringszaak’. Daarmee was de zaak, politiek gesproken, beslecht. Ondanks protesten van onder anderen J.F.L. de Balbian Versten en de kunstschilder Jan Veth vonden de aangekondigde veilingen doorgang. Het eerst kwam de inventaris van de wapenzaal onder de hamer; daarop volgden meubels, vazen, beelden, muziekinstrumenten, schilderijen en andere antiquiteiten; tussendoor ook wijnen en een fabel- | |
[pagina 84]
| |
achtige partij sigaren. Een sinistere bijzonderheid is nog dat veilinghouder F. Adama van Scheltema van de firma Frederik Muller & Co. het moeizame beschrijvingswerk in het ijskoude, spookachtig-verlaten kasteel Heeswijk niet overleefde.Ga naar eindnoot5. Hij stierf kort na de eerste veiling en werd opgevolgd door Anton W.M. Mensing. De boekenveilingen vormden een chapiter apart, waartoe we ons nu zullen bepalen. Hoewel de Heren van den Bogaerde hun verzamelingen altijd graag aan geïnteresseerden hadden getoond, bestond daarvan geen eigenlijke catalogus. Vooral over de bibliotheek is de berichtgeving minimaal. Pas door de veilingcatalogi van de firma Frederik Muller & Co. kan men zich enigszins een beeld vormen van wat er door deze Brabantse landjonkers werd bijeengebracht. De grote moeilijkheid is echter dat de bibliotheek van de Heren van den Bogaerde steeds samen met andere boekerijen werd geveild, waarbij het uit kasteel Heeswijk en Memelaer afkomstige deel niet duidelijk genoeg staat aangegeven. Enige voorzichtigheid bij het trekken van conclusies is dus wel geboden. Ik geef eerst even een overzicht van de betreffende auctie-catalogi:
Ministers, leden der Eerste Kamer en andere autoriteiten bij een bezoek op Heeswijk in juni 1898.
(I) Catalogue de Manuscrits et de Livres provenant des collections Baron van den Bogaerde de Heeswijk, Jhr. Dr. J.P. Six à Amsterdam, M.L. Hardenberg à La Haye [en] A.J. Lamme, ancien Directeur du Musée Boymans à Rotterdam. Première partie; 7-9 mei 1901. (II) Idem, Seconde partie; 9-11 mei 1901. (III) Catalogue des Bibliothèques des Chateau de Heeswijk et de Haaren etc.; 26-29 januari 1903. Hierbij in tien kopen (nrs. 1621-1630) een uitgebreide collectie Brabantse drukken uit de zestiende-negentiende eeuw, waaronder 225 delen Den Bosch; verder talrijke Antwerpse, Bredase, Bergen-op-Zoomse en Leuvense drukkenGa naar eindnoot6.; circa 2000 pamfletten en evenzovele topografische werken betreffende de verschillende Brabantse gemeenten. (IV) Manuscrits provenant des collections: Chev. M.P. Smissaert, Chev. Gust. van Havre, Chev. P.H. de la Court [en] Baron v.d. Bogaerde au chateau de Heeswijk. Autographes - Livres d'Heures et de littérature du Moyen Age - Documents - Albums Amicorum. 3 april 1906 en volgende dagen. Hierbij een unieke collectie (nrs. 693-750) Brabantica, bestaande uit honderden gezegelde charters uit de veertiende en vijftien- | |
[pagina 85]
| |
de eeuw, gildenbrieven, originele correspondentie van Alexander Farnese, hertog van Parma, en van de aartshertogen Albertus en Isabella; verder tal van dossiers met betrekking tot diverse Brabantse gemeenten of instellingen.
Onder de uit kasteel Heeswijk afkomstige boeken bevonden zich nog: 20 getijdenboeken, 156 incunabelen (dikwijls in originele kloosterbanden), ruim 120 merkwaardige bijbels, een uitgebreide genealogische en heraldische bibliotheek en talrijke opvallende drukken uit de zestiende en zeventiende eeuw. Alle voorpubliciteit en de door Anton Mensing vakkundig geredigeerde catalogus zorgden voor een stampvolle veilingzaal, die dinsdagavond 7 mei 1901. Daar zaten uit Londen de antiquaren Ellis, Quaritch Jr. en Chatto; uit Parijs Rahir, Masson en Symes; uit München J. Halle en uit Brussel de heren Deman en Papillon, temidden van vele Nederlandse handelaars, bibliothecarissen en verzamelaars. Hoewel het absolute topstuk - een blokboek met de Biblia Pauperum- uit de verzameling J.P. Six stamde,Ga naar eindnoot7. kwam het leeuwendeel van de boeken toch uit Heeswijk en Haaren. Zo bijvoorbeeld Dat licht der kerste (Brussel 1518), vertaald uit het Spaans en gedrukt door Thomas van der Noot; een sublieme Ludolphus van Saxen, Leven ons Heren (Antwerpen, Gheraert Leeu, 1487) met 147 goed gekleurde houtsneden; de Cronica van der hilligen Stat van Coellen (1499), van belang ook voor wat hierin te lezen staat over de uitvinding van de boekdrukkunst; de vroegste editie van Jan Luykens Duytse Lier (Amsterdam 1671); Braun-Hogenberg, Civitates orbis terrarum (Keulen 1576-1618, in 8 dln.) en een even fraai bewaard stedenboek van Blaeu. Maar het heeft weinig zijn om hier nog verdere opsomming te geven van titels en prijzen. Deze laatste hebben trouwens slechts relatieve waarde. De totale opbrengst is niet precies bekend. Maar hoe hoog ze ook was, ze bedroeg in elk geval slechts een fractie van de ruim 600.000 guldens die de kunst- en antiekveilingen opbrachten. Jammer genoeg is het archief van de firma Frederik Muller & Co. verloren gegaan, zodat we voor namen van kopers en voor prijzen zijn aangewezen op enkele veilingverslagenGa naar eindnoot8. en op geannoteerde exemplaren van de diverse catalogi. Een exlibris hebben de Heren van den Bogaerde, voor zover mij bekend, nooit in hun boeken aangebracht. Het meest te betreuren valt echter, dat de grote collectie Brabantica her en der is verspreid. Het Provinciaal Genootschap in Noord-Brabant kon slechts op enkele nummers (onder andere de reeds genoemde 225 Bossche drukken) de hand leggen. Deze gemiste kans mag men evenwel de grondleggers van het ‘Museum van den Bogaerde’ niet aanrekenen. |
|