Uit de tijdschriften
Al vele jaren onderzoekt Paul Valkema Blouw de Nederlandse boekenproduktie tussen 1540 en 1600, voor welk werk hij een belangrijk apparaat heeft opgebouwd in de Amsterdamse universiteitsbibliotheek. Vele drukken die verschenen in het voorspel van de Tachtigjarige Oorlog bieden voor de bibliograaf grote problemen, omdat de min of meer ketterse boeken in het diepste geheim en zonder vermelding van plaats en jaar van uitgave en drukker op de markt werden gebracht. Door een gedetailleerd onderzoek van het gebruikte typografische materiaal kan de moderne onderzoeker vele van deze boeken aan een drukker toeschrijven.
In een artikel in Quaerendo 16 (1986) 2 onderzoekt Valkema Blouw de carrière van de drukker Augustijn van Hasselt. In 1534 trad Augustijn in het Munster van de wederdopers op als boekhandelaar, voorzien van verboden boeken in de mouwen van zijn jas. Na zijn vlucht uit Münster trad hij als secretaris in dienst van Hendrik Niclaes, stichter van het huisgezin der liefde en een van de kleurrijke ‘stiefkinderen van het christendom.’ Augustijn ging daarna in de leer bij Plantijn in Antwerpen en drukte daar het hoofdwerk van Hendrik Niclaes, Den Spiegel der Gherechticheit. In de jaren 1561-1564 drukte Augustijn zelf vijftien werken van Hendrik Niclaes in Kampen. Over deze periode publiceerde Valkema Blouw eerder in de jaargang 1984 van Quaerendo. In dit artikel geeft hij een geheel nieuwe interpretatie van Augustijns activiteiten in Vianen. In 1566 werd Augustijn door Plantijn erop uitgestuurd om in Kampen opnieuw te gaan drukken, deze keer bijbels en psalmen in het Nederlands, waarvan de druk in Antwerpen, door de nabijheid van het centrale gezag in Brussel, uiterst riskant was. Kort voor Augustijns aankomst echter trad de Kamper magistraat onverwacht hard tegen de daar wonende drukkers op. Augustijn vestigde zich toen in Vianen, de stad van Hendrik van Brederode, die zich niets van de regering in Brussel aantrok. Na de val van Vianen in 1567 vluchtte Augustijn naar Wesel, waar hij opnieuw een pers installeerde. In de rest van het artikel zoekt Valkema Blouw naar typografische criteria die kunnen bepalen welke boeken Augustijn van Hasselt in Vianen en Wesel gedrukt heeft. Een lijst van deze boeken zal in een volgend artikel worden gepubliceerd.
Dat er in archieven nog vele gegevens te vinden zijn over drukkers uit de zestiende eeuw bewijst mejuffrouw dr. I.H. van Eeghen. Zij beschrijft in een artikel in het Achtenzeventigste jaarboek van het genootschap Amstelodamum, getiteld ‘De “Officina Corveriana”, de eerste internationale uitgever in Amsterdam’ nieuwe, vooral genealogische, archiefvondsten betreffende de broers Simon en Willem Corver. Simon Corver studeerde in Leuven, werd tot priester gewijd, moest door zijn afwijkende ideeen op godsdienstig gebied uit Amsterdam vluchten en vestigde zich in 1519 als drukker in Zwolle, dat daardoor, in de woorden van mevrouw Kronenberg, ‘een der meest actieve productiecentra van ketterse boeken in ons land’ werd. In de jaren 1522-1523 drukte Corver in Hamburg. Daarna verkocht hij zijn typografisch materaal dat vanaf 1525 bij Antwerpse drukkers opduikt. Zijn broer Willem werd boekverkoper in Amsterdam, liet op zijn kosten kerkboeken in Parijs drukken en verkocht later in zijn tegenover de Vissteeg gelegen winkel de boeken die zijn broer in Zwolle drukte. In 1524 werd hij samen met een boekbinder en een papierverkoper van ketterij beschuldigd. In 1533 vertrok hij vermoedelijk naar Antwerpen.
De Gutenbergbijbel, het eerste gedrukte grote boek en tevens een monument van typografie, wordt al 150 jaar intensief door bibliografen en boekhistorici bestudeerd. Uit het gebruikte typografische mate-
Drukkersmerk van Simon Corver, Zwolle, later gebruikt door Joh. Hoochstraaten te Antwerpen, Lübeck en Malmö.