De Boekenwereld. Jaargang 3
(1986-1987)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
De autografenverzameling van Louise Westermann-Heinze
| |
[pagina 123]
| |
trouwens, wie was Louise zelf? Louise werd in 1837 te Bremen geboren als dochter van Johann Diedrich Brüning en Juliana Frederike Henriëtte Peuckert. Haar moeder - in Nederland voornamelijk bekend onder de naam Henriëtte Heinze-Berg - was een niet onverdienstelijke operazangeres en dichteres. In 1841 ontmoette deze de toen twintigjarige klarinettist Gustav Adolph Heinze, werd verliefd op hem en besloot Brüning te verlaten. Louise ging met haar moeder mee en hoewel Heinze haar nooit officieel geëcht heeft, beschouwde zij hem toch als haar vader. Aanvankelijk ging het de familie goed: Heinze maakte naam als componist en werd te Breslau als dirigent aangesteld. Tijdens de politieke troebelen van 1848 toonde hij zich echter een te enthousiast voorstander van radicale veranderingen en het gevolg was uiteindelijk dat het gezin in 1850 vrijwel berooid Duitsland moest verlaten. Zij vestigden zich te Amsterdam en na een moeilijke beginperiode wist Heinze zich op te werken tot een zeer succesvolle en geliefde componist, dirigent en muziekleraar. Louise bleef bij haar ouders wonen totdat zij in 1879 trouwde met Carl Jacob Westermann, een reder, die uit een eerder huwelijk vier kinderen meebracht. Lang duurde hun geluk niet, want Westermann stied reeds in 1882 en Louise bleef tot haar dood in 1929 alleen met de zorg over het gezin belast. Deze beknopte biografische gegevensGa naar eindnoot1. geven aan dat Louise zich in een kunstzinnig milieu bewoog. Haar ouders hadden contacten met allerlei mensen van belang en toen Louise eenmaal het plan had opgevat om een autografenverzameling aan te leggen, bevond zij zich derhalve in een gunstige uitgangspositie. En inderdaad, de verzameling bloeide. Begon het in 1887 heel onschuldig met een - in simpele zwartleren band gestoken - album, in 1889 was een tweede nodig, nog in datzelfde jaar een derde, waarop in de loop der tijd de delen 4, 5, 5b en 6 volgden. Alle in dezelfde uitvoering, zij het dat ter onderscheiding op de voorplatten zilveren schildjes werden aangebracht waarop de deelnummers gegraveerd waren. Bovendien bleven er uiteindelijk nog zo'n vijftigtal brieven, foto's en andere stukken over die niet meer in een album zijn geplakt. Daar we mogen aannemen dat dit opzettelijk is nagelaten en Louise het album nr. 6 voor een speciaal doel bestemde - waarover straks meer - bestaat de eigenlijke collectie uit zes albums, samengesteld tussen 1887 en circa 1917. Zoals al aangegeven, werd de eerste groep die bijdragen leverde onder de kennissen van haar ouders en haarzelf gezocht, maar deze kring was natuurlijk niet onuitputtelijk. Om nu ook andere beroemdheden over de streep te trekken, hanteerde Louise een tweede overredingsmiddel. Als zij iemand om een bijdrage vroeg, kreeg deze zo mogelijk de hele tot dan toe opgebouwde verzameling ter inzage, zodat hij zich ervan kon overtuigen dat hij zich in goed gezelschap bevond. Bovendien liet zij, toen zij aan het derde album begon en het wat problematisch werd om de lose delen te vervoeren, een mooi - van binnen met fluweel bekleed - koffertje maken, waarop in gouden letters ‘Beroemde Tijdgenooten’ was aangebracht. Voor de volgende delen kwam er nog een koffertje bij, nu met zilverkleurige bestempeling (afb. 1). Men kan zich voorstellen dat als men op een dergelijke wijze door een autografenjaagster belaagd werd, het toch wel moeilijk werd om botweg nee te zeggen. ‘Beroemde Tijdgenoot’, dat is toch niet niks... En zo bereikte Louise met haar verzamelwoede een indrukwekkend resultaat: de albums bevatten in totaal zo'n 420 bijdragen, waaronder 34 tekeningen, 19 foto's (gedeeltelijk met opdracht), 7 gravures, litho's etc., 2 calligrafieën en 1 collage. Bovendien bevatten 113 bijdragen muzieknotaties, hetgeen natuurlijk samenhangt met de belangrijke plaats die de muziek in de familie- en kennissenkring innam. Dat een gedeelte van de bijdragers aan het verzoek om een autograaf voldeed omdat men Louise via contacten met de ouders persoonlijk kende en een ander gedeelte dit slechts deed uit beleefdheid of gestreelde eigendunk, geeft de verzameling iets tweeslachtigs. Kan men bij de eerste categorie denken aan een soort van album amicorum (‘vriendenboek’), waarin sprake is van een persoonlijk contact tussen verzamelaar en bijdrager, bij de tweede is deze relatie geheel afwezig. Nu zal dat Louise zelf niet zoveel geïnteresseerd hebben, maar een latere beschouwer van haar collectie valt dit dualisme toch wel op. Hoeveel pentekeningen - snel op zijn briefpapier gemaakt - heeft Mesdag bijvoorbeeld aan diverse hem volstrekt onbekende autografenverzamelaars gestuurd? (afb. 2) En wat te denken | |
[pagina 124]
| |
van een bijdrage als deze? Hooggeachte Mevrouw! Waaraan dan nog is toegevoegd: Conform het bovenstaande 19/6 '95 J.A. Sillem. Of van de ‘bijdrage’ van de componist Alphons Diepenbrock die in antwoord op haar verzoek schrijft: Geachte Mevrouw, Accoord, Louise hééft daarmee de begeerde regels schrift, maar toch... Overigens moet gezegd worden dat dit soort reacties schaars zijn; de meesten doen hun best om hun bijdragen een persoonlijk tintje te geven. Als bewijs hiervan moge de dominee-dichter Eliza Laurillard gelden, hoewel we daarbij rekening moeten houden met de mogelijkheid dat hij meer en beter wilde leveren dan zijn ‘concurrent’ Beets:
'k Leg in deze bladen neder
Iets van wat ik denk en voel.
't Is een antwoord op Uw bede;
't Zij bereiking van Uw doel. -
Als een perk van frissche rozen
Legde Uw hand dit Album aan.
Zij 't U goed, den geur te speuren,
Die ze van zich uit doen gaan.
Blijve 't zoo, als deze & gene
Niet meer is Uw tijdgenoot.
Blijve 't woord der dicht'ren leven,
Ook nog na der dicht'ren dood.
Als de roos al lang verbloeide,
Mat van haren stengel viel,
Kan het geuren van haar olie
Nog verkwikken zin & ziel.
Afb. 2. Zeegezicht door Hendrik Willem Mesdag, pentekening, ongedateerd.
Foto: J. van Dongen, Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage. | |
[pagina 125]
| |
Hoe het ook zij, binnen de letterkundige bijdragen van grootheden als N. Beets, J.J.L. ten Kate, Frederik van Eeden, J.Ch. van Deventer, H.J. Schimmel en Fiora della Neve, neemt die van Laurillard zeker niet de minste plaats in. Bij de muzikale bijdragen vallen die van de componisten Bernard Zweers, Henri Viotta, Julius Röntgen, Edvard Grieg, Johannes Brahms, Giuseppe Verdi en Johann Strauss op. Dergelijke lijstjes van klinkende namen kan men ook maken voor dirigenten, musici en zangers. Van alle kunstenaarsbijdragen spreken echter die van schilders en tekenaars toch wel het meest tot de verbeelding. Vermeldenswaard zijn, naast de hier afgebeelde tekening van Mesdag, aquarellen van Sophie Mesdag-Van Houten en Charles Rochussen, tekeningen van Justus van Maurik, Jozef Israëls en Annie Gildemeester en een fraaie krijttekening van Wally Moes (afb. 3). Zoals het openingsgedicht echter al aangeeft, beperkte Louise zich niet tot kunstenaars; geleerden vonden eveneens een plaats in de albums en ook in hun bijdragen nemen de gedachten soms een hoge vlucht: ‘Het ideaal van het Recht is herstel der Harmonie waar die verbroken is en oplossing van alle Wanklanken in één machtig Accoord’, zo schrijft de rechtsgeleerde T.M.C. Asser en de medicus C.A. Pekelharing vraagt zich af: ‘Slechts de geschikten winnen, dat leerde d'onsterf'lijke Darwin. Zou dan een dam van geld stuiten den stroom van het volk?’ En nog steeds actueel is de ontboezeming van de jurist W.L.P.A. Molengraaff: ‘Een der beste toetssteenen voor de beschaving van een volk is de maatschappelijke en rechtspositie der vrouw.’ Binnen het geheel van de verzameling neemt het album met het nummer 6 een geheel aparte positie in. Louise stelde het waarschijnlijk kort na de dood van haar stiefvader in 1904 samen. Het bevat naast een mooi portret van Heinze (afb. 4), tal van brieven, aankondigingen en programma's van zijn optredens en is bedoeld als blijvend memento aan de componist. Louise zag dit album als de kroon op haar werk, getuige de slotregels van het er in voorkomende openingsgedicht. Dat zij in later jaren toch nog een album
Afb. 3. Kinderportret door Wally Moes, rood krijt, 1888.
Foto: J. van Dongen, Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage. | |
[pagina 126]
| |
- noodgedwongen 5b genummerd - aan het geheel zou toevoegen, kon zij toen nog niet voorzien:
Fünf Bande reich und inhaltschwer
Sie sind gefüllt - nein, nun nichts mehr,
Nur todte Meister hochgepriesen -
Und dann will ich die Sammlung schliessen.
De kinderen Westermann hebben dit geschenk van hun stiefmoeder op prijs gesteld, want de verzameling is tot circa 1980 in familiebezit gebleven. Thans berust zij in de handschriftencollectie van de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage (sign. 135 F 25) en is daar voor ieder raadpleegbaar. De directe wetenschappelijke waarde van de albums is misschien niet zo groot, maar als tijdsdocument en door het iconografische, letterkundige en muzikale materiaal dat de verzameling bevat, verdient zij toch met zorg voor het nageslacht bewaard te blijven.
Afb. 4. Portret van de componist Gustav Adolph Heinze, penseeltekening door onbekende, circa 1904.
Foto: J. van Dongen, Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage. |
|