| |
| |
| |
De Atlas Van Stolk
Enkele facetten uit de 150-jarige geschiedenis
J.F. Heijbroek
In januari 1862 publiceerde de Amsterdamse antiquaar, bibliograaf en uitgever Frederik Muller een prospectus waarin hij aankondigde, dat binnenkort een Beredeneerden Catalogus van alle bekende Nederlandsche Historieprenten zou verschijnen. Deze beschrijving was gebaseerd op zijn eigen collectie historieprenten en op die van zijn medeverzamelaars zoals J.T. Bodel Nijenhuis, S. van Gijn, A.J. Nijland, A. van Stolk en P. VerLoren van Themaat. Met de prospectus beoogde Muller niet alleen klanten voor zijn beredeneerde beschrijving te interesseren, maar ook hoopte hij voor zijn collectie historieprenten ‘hier te lande een kooper te vinden...’ Nog in datzelfde jaar 1862 schreef de Haagse kunsthandelaar A.G. de Visser, eveneens bezitter van een fraaie collectie historieprenten, een zes pagina's tellend pamflet getiteld Iets over een museum van prentkunst betrekkelijk Nederlandsche geschiedenis te 's-Gravenhage. In het geschrift dat hij in eigen beheer had uitgegeven, pleitte De Visser voor de oprichting van een museum te Den Haag waarin een openbare verzameling met historieprenten - waarbij hij dacht aan zijn eigen historische atlas - gehuisvest zou worden. Aan De Vissers pleidooi is geen gehoor gegeven. Zijn verzameling historieprenten werd op 21 november 1881 bij Frederik Muller & Co geveild. De meeste negentiende-eeuwse historische atlassen ondergingen ditzelfde lot. Zo kwamen vanaf de jaren tachtig onder andere de collecties van mr. J.T. Bodel Nijenhuis, A.J. Nijland, P. VerLoren van Themaat, jhr. G.J. Beeldsnijder van Voshol en Ch.M. Dozy onder de hamer. Alleen de atlassen van Frederik Muller, mr. Simon van Gijn en Abraham van Stolk Czn. bestaan thans nog. De eerste werd in 1881 aangekocht door het Rijksprentenkabinet en opgenomen in de nationale grafiekverzameling; de tweede maakt deel uit van de collectie van het Museum mr. Simon van Gijn in Dordrecht. De laatste bleef in de familie en werd door
verschillende generaties Van Stolk steeds in hun woonhuis beheerd. De Atlas Van Stolk, die in 1929 een stichting was geworden en in 1967 door de gemeente Rotterdam in bruikleen werd aanvaard, verhuisde in 1976 naar het voormalige raadhuis van Delfshaven. Tien jaar later kreeg de verzameling een nieuw onderkomen in de kelders van het zojuist gerestaureerde Schielandshuis in het hartje van Rotterdam.
In de negentiende eeuw hadden enkele bezitters van historische atlassen een sterke behoefte om hun verzameling te catalogiseren. Frederik Muller deed dat als eerste en beperkte zich daarbij, zoals we zagen, niet alleen tot zijn eigen verzameling. Ook Simon van Gijn maakte een beschrijving van zijn collectie historieprenten; deze is nooit gepubliceerd, maar bestaat wel in handschrift. Toen de houthandelaar A. van Stolk Czn. zich in 1884 uit zijn zaak terugtrok en in 1891
Abraham van Stolk Czn. (1814-1896).
Anonieme foto, ca 1880.
| |
| |
in contact kwam met Gerrit van Rijn - toen nog ambtenaar bij het gemeentearchief in Rotterdam en later bibliothecaris - besloot ook Van Stolk een nauwkeurige catalogus van zijn verzameling historieprenten te laten maken. Van Rijn werd hierover gepolst; deze aarzelde niet en nam het karwei op zich. Samen met Cornelis van Ommeren schreef hij een tiendelige catalogus waardoor de Atlas Van Stolk bij een groot publiek bekend werd.
Over de geschiedenis van de Atlas Van Stolk is de afgelopen jaren vrij omstandig geschreven (zie de literatuurlijst). Onlangs nog verscheen een opstel van de huidige conservatoren M.E. Deelen en J.C. Nix in het boek Een paleis in Rotterdam. Historische verzamelingen in het Schielandshuis. Veel minder weten we over de samenstellers van de tiendelige catalogus, die jaren lang de collectie beheerden. Samen met de eigenaars hebben zij de Atlas Van Stolk voor een groot publiek toegankelijk gemaakt en bovendien veel ontbrekende prenten, tekeningen, foto's en documenten verworven. Dat waren - zoals gezegd - Gerrit van Rijn en Cornelis van Ommeren.
| |
Van Rijn en Van Ommeren
Gerrit van Rijn werd geboren op 28 september 1846. Zijn vader had een bakkerij in de Schoutensteeg te Utrecht die bekend is geworden om haar zogenaamde ‘tekantjes’. Zoon Gerrit is enkele jaren werkzaam geweest in de bakkerij en heeft ook enige tijd het filiaal ‘Den Dubbelden Arend’ geleid. In 1875 verliet hij het bedrijf van zijn vader en het jaar daarop publiceerde hij een boekje getiteld De Schoutensteechsche Tekantjes en Tafelcoeckgens. Het werd uitgegeven door de firma Beijers te Utrecht waar Van Rijn van 1877 tot 1880 heeft gewerkt. Na enkele jaren met weinig succes zelfstandig in het antiquariaat werkzaam te zijn geweest, trad hij in 1886 in dienst bij de firma A. Eeltjes aan de Oppert 94 te
De Atlas Van Stolk aan het G.W. Burgerplein 16 te Rotterdam (1935-1947).
| |
| |
Rotterdam. Deze boekhandel werd geleid door Cornelis van Ommeren (1855-1935). In 1887 begon deze zaak een tijdschriftje De Librije, curiosa, rariora, dat grotendeels door Van Rijn werd vol geschreven. Het hield echter niet lang stand. Twee jaar later verdween het. In dat zelfde jaar, 1889, ging ook de firma Eeltjes failliet. Van Rijn moest op zoek naar een nieuwe betrekking en werd in 1890 benoemd tot ambtenaar bij het archief, ‘speciaal belast met de bibliotheek’. Opnieuw probeerde hij een tijdschrift, De Rotterdamsche Librije, letterkunde, boekenkennis, van de grond te krijgen, maar ook dit blad hield ternauwernood twee jaar stand.
In 1891 begon Van Rijn aan de beschrijving van de duizenden historieprenten uit de Atlas Van Stolk. Avond aan avond werkte hij, aanvankelijk alleen en later samen met zijn vroegere patroon Van Ommeren, aan dit karwei. Hij gebruikte als uitgangspunt de chronologisch gerangschikte, beredeneerde beschrijving van Frederik Muller, maar ging bij het samenstellen van zijn magnum
Gerrit van Rijn (1846-1912)
Foto: H.F. van Dorp, Rotterdam.
opus veel nauwkeuriger te werk dan zijn voorganger. De meeste prenten heeft hij in detail bestudeerd en beschreven. Van Rijn beperkte zich hierbij tot de eigen verzameling in tegenstelling tot Frederik Muller die alle hem bekende prenten registreerde en, voor zover mogelijk, beschreef.
In 1895 verscheen het eerste deel van Van Rijns beschrijving. De grondlegger van de collectie, A. van Stolk Czn., schreef het voorwoord. Het jaar daarop overleed hij. Uit zijn testament bleek dat hij niet geheel gerust was over het voortbestaan van zijn collectie na zijn dood. In zijn uiterste wilsbeschikking stipuleerde hij dat, wanneer zijn kinderen geen belangstelling zouden hebben voor zijn historische atlas, deze aangeboden diende te worden aan de gemeente Rotterdam en anders aan het Rijksprentenkabinet in Amsterdam. De erfgenamen van A. van Stolk Czn. hebben de atlas inderdaad te koop aangeboden aan het Rijksprentenkabinet getuige een brief van minister Van Houten aan de
Cornelis van Ommeren (1855-1935)
Kooldruk: Henri Berssenbrugge, Den Haag.
| |
| |
erven Van Stolk, waarin deze op advies van dr. C. Hofstede de Groot negatief beschikte. Dat is begrijpelijk, aangezien de Atlas Van Stolk veel prenten bevatte die reeds in de verzameling van Frederik Muller aanwezig waren. Uiteindelijk heeft de oudste zoon van de overledene, Jacobus van Stolk (1845-1920), de atlas overgenomen en konden Van Rijn en Van Ommeren hun werk aan de catalogus voortzetten. Het ene deel na het andere zag het licht. Voor de zeventiendeeeuwse prentkunst kon Van Rijn dikwijls een beroep doen op J.Ph. van der Kellen, de directeur van het Rijksprentenkabinet. In zeven jaar tijd verschenen maar liefst zes delen.
Van Rijn besteedde niet alleen veel tijd aan de publikatie van de catalogus maar ook aan de organisatie van verschillende tentoonstellingen, zoals die van Etsen, gravuren en teekeningen van Romeyn de Hooghe (1638-1708) en zwartekunst-prenten uit de Historische Atlas Van Stolk, die in 1908 werd gehouden bij de Rotterdamse Kunstkring. Verder leverde de Atlas in die tijd veel illustraties voor boekwerken zoals Onze gouden eeuw van P.L. Muller, dat drie drukken beleefde. Met G.W. Kernkamp stelde Van Rijn een platenatlas voor de scholen samen die in 1910 verscheen onder de titel Nederlandsche historieprenten (1555-1900). Ook begon hij, toen het blad De Navorscher van koers veranderde, een nieuw maandelijks verschijnend tijdschrift. Dit heette Quaestiunculae historicae. G. van Rijn, E.W. Moes en C. van Ommeren schreven er regelmatig in. De verschijning van het blad werd echter na zes afleveringen al weer gestaakt.
Door al deze werkzaamheden en doordat de bibliotheek die hij beheerde nu ook 's avonds geopend was, kwam Van Rijn steeds minder toe aan het afronden van de catalogus der historieprenten. Bij zijn dood in 1912 waren negen delen verschenen. Cornelis van Ommeren, die sedert 1893 assistent bij de Atlas Van Stolk was geweest, nam na Van Rijns overlijden diens taak als beheerder over. Hij voltooide de catalogus. In 1933 verscheen een cumulatief register. Ook tijdens het beheer van Van Ommeren werden af en toe exposities gehouden. Beiden hebben de Atlas verrijkt met veel aanwinsten. Eén van de hoogtepunten is de zogenaamde Atlas van Van Kittensteyn, een in één foliant gebonden verzameling historieprenten en tekeningen die in 1613 werd samengesteld door de Delftse schepen Willem Luytsz. van Kittensteyn. Deze atlas, die door Van Rijn werd verworven, is vermoedelijk de oudste collectie historieprenten. Ook Van Ommeren, die vier generaties Van Stolk heeft meegemaakt, kocht regelmatig ontbrekende bladen voor de Atlas. Op 4 mei 1935 overleed hij, op tachtigjarige leeftijd.
Na een kort intermezzo, waarin prof. dr. W.L. de Vreese en mevrouw H.M. van Stolk de verzameling beheerden, kreeg in 1938 mevrouw W.A.H. Crol het beheer over de collectie. Zij
Mevrouw W.A.H. Crol aan het werk in de Atlas Van Stolk toen deze nog gevestigd was aan de Groene Wetering 11 (1947-1976).
| |
| |
breidde het verzamelgebied sterk uit. Zo werd bijvoorbeeld omstreeks 1970 de omvangrijke briefkaartenverzameling van H.J. de Graaf aan de Atlas geschonken. In 1961 was zij erin geslaagd de verzameling prenten van mr. F.C. Koch, die veel portretten bevatte, te verwerven. Mevrouw Crol, die in 1973 door een noodlottig ongeval om het leven kwam, werd opgevolgd door de historica M.E. Deelen. Een jaar later werd de staf uitgebreid met de kunsthistoricus J.C. Nix. Het verzamelgebied van de Atlas Van Stolk is, zoals we zagen, niet beperkt gebleven tot afbeeldingen van gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis. Al vanaf de negentiende eeuw verzamelt men ook portretten en scènes uit het dagelijks leven. Naast prenten en tekeningen zijn van het begin af aan ook foto's, affiches en ander drukwerk verzameld. Eén van de belangrijkste schenkingen van de afgelopen tien jaar is een collectie van circa 2000 Jordaantekeningen die in 1976 aan de verzameling kon worden toegevoegd. De huidige beheerders van de Atlas Van Stolk zijn nog steeds bijzonder actief in de Nederlandse veilingzalen. Regelmatig worden er aankopen gedaan zoals de aardige collectie Swildens-tekeningen - een serie ontwerpen voor de illustraties van J.H. Swildens' Vaderlandsch A B Boek - die dit najaar bij Van Stockum onder de hamer kwam.
Het is te hopen dat de Atlas Van Stolk in het Schielandshuis haar tamelijk zelfstandige positie en haar herkenbaarheid binnen het Historisch Museum Rotterdam zal kunnen behouden.
De gebroeders De Witt; ondersteboven gekeerd een wolf en een vos (A.v.S. 2486-6 = FM 2327).
Foto: Atlas Van Stolk.
| |
Beknopt literatuuroverzicht
Over de Atlas van Stolk
G. van Rijn/C. van Ommeren, Atlas Van Stolk, katalogus der historie-, spot- en zinneprenten betrekkelijk de geschiedenis van Nederland, 's-Gravenhage 1895-1933, tien delen + register.
W.A.H. Crol, ‘De Nederlandse historieprent in de Atlas Van Stolk’, Spiegel der historie 4 (1969), p. 189-300.
J.C. Nix/M.E. Deelen, ‘Atlas Van Stolk’, in: A.M. Meyerman e.a., Een paleis in Rotterdam. Historische verzamelingen in het Schielandshuis, Rotterdam 1986, p. 100-117.
| |
Over de Atlas Frederik Muller
F. Muller, Beredeneerde beschrijving van Nederlandsche historieplaten, zinneprenten en historische kaarten, Amsterdam 1863-1882, vier delen.
Ch.M. Dozy, ‘Nalezing op Muller's Catalogus van Nederlandsche Historieprenten’, Archief voor Nederlandsche Kunstgeschiedenis, zevende deel, Rotterdam 1888-1890, p. 1-64. Dit supplement is ook separaat uitgegeven in 1887 bij W.J. van Hengel, Rotterdam.
J.F. Heijbroek, ‘Frederik Muller (1817-1881) en zijn prentenverzamelingen’, Bulletin van het Rijksmuseum 29 (1981), p. 9-29.
J.F. Heijbroek, ‘Frederik Muller en zijn medeverzamelaars’, Jaarverslag Koninklijk Oudheidkundig Genootschap CXIX-CXXIII (1976-1981), p. 60-70. Dit artikel handelt ook over de Atlas Van Stolk, die van Mr. Simon van Gijn en over hun resp. beheerders.
| |
Over de Atlas mr Simon van Gijn
Dordrechts Museum/Museum Mr. Simon van Gijn, Amsterdam z.j. [ca. 1982].
Zowel A. van Stolk Czn. als mr. Simon van Gijn bezaten een historisch topografische atlas van resp. Rotterdam en Dordrecht. De eerste werd in 1865 verkocht aan het Rotterdams gemeentearchief; de tweede werd in 1916 geschonken aan de gemeente Dordrecht, die deze collectie onderbracht in het Dordtse gemeentearchief. Van beide verzamelingen bestaan gedrukte catalogi: Roterodamum Illustratum. Beredeneerde beschrijving van den geschiedkundigen atlas in het Archief der Gemeente Rotterdam aanwezig betrekkelijk het Hoogheemraadschap Schieland en de stad Rotterdam, vier gedeelten, Rotterdam 1868-1880; S. van Gijn, Dordracum Illustratum, verzameling van kaarten, tekeningen, prenten en portretten, vier delen, Dordrecht 1908-1912.
|
|