De Boekenwereld. Jaargang 2
(1985-1986)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
Herinneringen van een bibliothecaris 5
| |
[pagina 147]
| |
zelfde middag werden de incunabelen door de politie in beslag genomen en de verantwoordelijke ambtenaar gearresteerd. Wie was de dief? Hem kende ik maar al te goed. Deze man, laten we hem X noemen, was mij indertijd voor een functie aan de ub aanbevolen door de nsb-wethouder voor het Onderwijs, Dr. J. Smit - overigens een schertsfiguur die weinig invloed had. Nu was het van het hoogste belang het ambtenarencorps van de ub ‘zuiver’ te houden en daarom moest X tot alle prijs geweerd worden. Bij het bezoek dat op de aanbeveling van de wethouder volgde, legde X mij uit dat hij een bijzondere aanleg voor geschiedenis had en daarom graag in een bibliotheek wilde werken. Het leek mij het beste hem in zijn zwakke zijde te tasten en ik zei hem dat iemand met zijn gaven veel te goed was voor bibliotheekwerk. Hij moest geschiedenis studeren en, omdat de vereiste vooropleiding hem ontbrak, eerst ‘colloquium doctum’ afleggen. Dat vond hij prachtig. Een paar maanden later vroeg de voorzitter van de commissie voor dit examen, de Leidse kerkhistoricus Bakhuizen van den Brink mij: ‘Wat zie jij toch in die X?’, waarop ik antwoordde: ‘Helemaal niets, maar ik wil hem buiten mijn deur houden’. Met het ‘colloquium doctum’ lukte het niet. X slaagde er echter in het archiefexamen tweede klasse te behalen en dankzij zijn lidmaatschap van de nsb kreeg hij terstond een aanstelling aan het archief in een Noordhollandse stad, waar hij met de leiding van de bibliotheek belast werd. Hij was daar nauwelijks enkele weken, toen hij met leugenachtige praatjes de 23 incunabelen ten eigen bate aan Post verkocht. Nu kon zelfs politieke protectie hem niet meer redden. Hij kreeg gevangenisstraf en bracht rampspoed over zijn grote gezin, dat armlastig werd. Dankzij het snelle ingrijpen kwamen de incunabelen spoedig op hun plaats terug. Post kreeg geen last omdat zijn goede trouw vaststond. Een half jaar later geraakte Post in de ellende. Zijn buurman, de Duitse zadelmaker, was er achter gekomen dat Joodse familieleden van zijn vrouw in het woonhuis boven het antiquariaat verborgen waren. De onderduikers werden gearresteerd, evenals Post. Deze werd naar Vught gezonden en later tewerkgesteld in het Philips-laboratorium in die plaats. Tijdens zijn afwezigheid werd het antiquariaat gedreven door een student in de sociologie, Dolf van Gendt, die hier de eerste stappen zette op het gebied waar hij een meester zou worden. Na de bevrijding keerde Post terug en nam zelf de leiding weer op zich. Helaas had hij in Vught een ongeneeslijke kwaal opgelopen, waar hij in 1948 aan bezwijken zou. Bij mijn laatste bezoek aan hem verkocht hij mij vanaf zijn ziekbed een uiterst merkwaardig boekje, waarover ik bij een andere gelegenheid gaarne iets wil vertellen. Na het overlijden van Post werd de zaak nog enige tijd voortgezet door zijn weduwe en zijn zoon, wie het beiden aan de nodige vakkennis ontbrak. In het laatste halve jaar vóór de liquidatie gebeurde er iets vreemds. Ik ontving bezoek van een Amerikaanse student, een germanist, die zich op het Nederlands toelegde. Hij vroeg mij mijn oordeel over een handschrift dat hij zojuist gekocht had. Tot mijn niet geringe verbazing bleek dit te zijn een afschrift van een aantal boeken van Hoofts Historiën, geschreven in een keurige hand, die ik herkende als die van Hoofts jongere zwager Joost Baek, zijn factotum en zijn beste copiist, die
Het pand Nieuwe Spiegelstraat 59 (rechts), waar de zaak van J. Post gevestigd was.
Foto: Atlas Gemeentelijke Archiefdienst, Amsterdam. | |
[pagina 148]
| |
Hoofts Historiën, boek xii. Afschrift door Joost Baek.
Foto: Universiteitsbibliotheek, Amsterdam. | |
[pagina 149]
| |
de vrijwel onleesbare kladden van de drossaard wist te ontcijferen en er keurige afschriften van maakte. Enige van die afschriften zijn bekend en alle hebben ze grote waarde voor de Hooft-filologie. Op mijn vraag naar de herkomst van dit kostbare document antwoordde de Amerikaan dat hij het gevonden had in het antiquariaat Post en het van de zoon gekocht had. Zijn bedoeling was om het zelf te bestuderen en eventueel te gebruiken voor een dissertatie. Hoe kwam het handschrift bij Post? Mogelijk was het afkomstig van mevrouw Rahusen-Hooft van Vreeland (moeder van de schilderes Ina Rahusen). Deze hoogbejaarde dame moest tegen het eind van de bezetting plotseling haar huis verlaten en naar later bleek zijn er bij deze overhaaste verhuizing verschillende Hooftiana zoekgeraakt. De avond na het bezoek van de Amerikaan belden mevrouw Post en haar zoon bij mij aan, beiden in de grootste opwinding. De Amerikaan had, naar hun zeggen, het handschrift gevonden in een kastje achter de winkel met boeken die volgens de wens van wijlen Post niet verkocht mochten worden. Mij werd nu gevraagd gedaan te krijgen dat de Amerikaan het handschrift terug zou geven. Ik verklaarde me daartoe bereid, maar voegde er aan toe dat de kans op succes bijzonder gering was. Immers, de Amerikaan had gehandeld met de zoon die de winkel beheerde en de prijs had bepaald. De koop was
Het exlibris van J. Post. De voorstelling is ontleend aan Aubrey Beardsley.
volkomen rechtmatig tot stand gekomen. Volgens mijn belofte heb ik de Amerikaan benaderd, maar deze bleef op zijn stuk staan en ging evenmin in op mijn voorstel het handschrift aan de ub te verkopen. Na enige tijd keerde hij terug naar zijn vaderland. Van het resultaat van zijn studie heb ik nooit iets vernomen. Eigenlijk verwachtte ik dat de een of andere Amerikaanse bibliotheek bekend zou maken een handschrift van Hoofts Historiën aangekocht te hebben. Het liep echter anders. Tien jaar later bezocht Nico Israël het New Yorkse antiquariaat Argosy, waar het merkwaardige principe gehuldigd wordt dat niemand de boeken zien mag. Belangstellenden worden verwezen naar het kaartsysteem. Aangezien dit echter meer dan 250.000 fiches bevat, zijn er slechts weinigen die tijd en geduld hebben zich door deze rijstebrijberg heen te werken. Die dag had Nico Israel een gelukkige hand. Hij vond in de kaartenbakken onder andere de titels van enige allerzeldzaamste Nederlandse Reformatorica, unica, waarvan men sinds de veilingen -Doedes (1898) en -Mensing (1937) het spoor bijster was, zodat ze verloren gewaand werdenGa naar eind1., en... het fiche van Baeks afschrift van Hoofts Historiën. De Amsterdammer kocht het handschrift en bood het voor een alleszins redelijke prijs aan de Amsterdamse ub aan. Deze ging hier gaarne op in en voegde het bij Hoofts schriftelijke nalatenschap, die in 1743 door de maecenas Gerard van Papenbroeck aan de Stedelijke bibliotheek is vermaakt.Ga naar eind2. Dit ‘happy end’ zou de goede antiquaar, die Post was, stellig veel genoegen hebben gedaan. |
|