Jubileum Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren
Woensdag 4 september j.l. vierde de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren haar vijftigjarig bestaan met een feestelijke dag voor al haar leden in Amsterdam. Uit o.a. Amerika, Engeland en Denemarken waren op uitnodiging van het bestuur voorzitters van zusterverenigingen overgekomen om de feestelijkheden mee te beleven.
Het programma omvatte een rondvaart door de grachten (voor velen een nieuwe belevenis of een herhaling na dertig jaar), een druk bezochte receptie in het Amsterdams Historisch Museum, aangeboden door het gemeentebestuur van Amsterdam en een afsluitend diner in hetzelfde museum.
In de namiddag vond in de aula van de Universiteitsbibliotheek aan het Singel, naast een speech van de oud-voorzitter van de nvva, de heer A.L. van Gendt over de geschiedenis van de Vereeniging, de uitreiking van de Menno Hertzbergerprijs plaats. Deze prijs, ingesteld in 1963, wordt eens in de vijf jaar toegekend voor een al dan niet gepubliceerde studie op het gebied van de bibliografie en/of geschiedenis van het boek in de ruimste zin des woords. Bij voorkeur wordt een Nederlands auteur met de prijs geëerd. De prijs werd deze keer uitgereikt aan Dr. Frans A. Janssen voor zijn boek Zetten en drukken in de achttiende eeuw. David Wardenaar's Beschrijving der Boekdrukkunst (1801). Tekstverzorging, inleiding en aantekeningen door Frans A. Janssen. Uitgegeven te Haarlem, 1982. Bij de uitreiking van de prijs las Prof. Mr. H. de la Fontaine Verwey het juryrapport voor. Daarna sprak Dr. Frans A. Janssen, conservator van de Bibliotheca Philosophica Hermetica in Amsterdam, een dankwoord uit, dat we hieronder in zijn geheel overnemen.
De betekenis van een prijs als deze is afhankelijk van tenminste vier factoren.
Daar is allereerst de naam van de prijs. Het is een eer een prijs te mogen ontvangen die genoemd is naar de grote Nederlandse antiquaar Menno Hertzberger. Daar komt voor mij persoonlijk nog bij dat ik, hoewel ik hem alleen maar heel oppervlakkig ontmoet heb, toch veel aan hem te danken heb, doordat hij mij - ik was toen nog student - trouw zijn catalogi toestuurde (het was nog in de tijd waarin men je antiquariaatscatalogi bleef toezenden ook al kocht je nooit iets); deze catalogi las ik als verhalen die mij inwijdden in de mij nog deels onbekende wereld van het oude boek.
Een tweede factor wordt gevormd door de uitgevende instantie, de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren. Toen ik enkele jaren geleden mijn huidige functie aanvaardde - conservator van een speciale bibliotheek -, meende ik dat een verzamelaar en zijn conservator aan de ene kant en de antiquaar aan de andere kant enerzijds elkaars natuurlijke vrienden zijn anderzijds elkaars natuurlijke vijanden. Beider belangen lopen immers parallel wanneer de antiquaar en de conservator een boek willen doen overgaan in de door de laatste beheerde collectie, maar wanneer die conservator zich niet tevreden stelt met een passieve houding en zelf op boekenjacht gaat op gebieden die vóór die van het antiquariaat liggen, op zoek gaat naar de bronnen van de bronnen, dàn ontstaat - zo dacht ik althans - een andere situatie. Het bekendste voorbeeld van zo'n situatie waar zich dan de natuurlijke vijandschap tussen antiquaar en conservator zou openbaren, is de veilingzaal. Ik kan hier verklaren dat ook dit oordeel een vooroordeel is gebleken: de natuurlijke vriendschap heb ik in ruime mate ervaren, maar van de natuurlijke vijandschap is mij eigenlijk niets gebleken, integendeel: de vriendschap strekte zich uit tot in de veilingzaal. Daar komt nog bij dat ik in de vele contacten die ik met antiquaren heb gehad, veel geleerd heb over het oude boek, over aspecten en inzichten die voortkomen uit een - in sommige gevallen zelfs van generatie op generatie doorgegeven - kennis die met iedere bibliograaf tot zijn beschikking heeft. Ik voel me daarom gelukkig een prijs die door de nationale organisatie van antiquaren wordt uitgereikt, te mogen ontvangen.
Een derde aspect in verband met de betekenis van een prijs als deze ligt in de samenstelling van de jury. Als ik in de krant lees dat er weer een literaire prijs is uitgereikt, dan kijk ik altijd eerst naar de samenstelling van de jury, en dan denk ik wel eens - ik leen dan een uitspraak van een Nederlands schrijver, die een grote ervaring bezit op het gebied van literaire prijzen -, dan denk ik wel eens: ‘Opgetild worden door dwergen is iets waar je nog niet veel mee opschiet.’ Ik haast me daarom hieraan toe te voegen dat ik de jury voor de Menno Hertzberger Prijs, die uit grote persoonlijkheden uit de wereld van het boek bestaat, alleen maar gevoelens van achting en erkentelijkheid toedraag.
De vierde factor betreft de eerdere prijswinnaars: Mevr. Van Eeghen, Mevr. Hellinga, de heren Hellinga, Voet, Koeman, Valkema Blouw en Buijnsters. Ik heb