De Boekenwereld. Jaargang 1
(1984-1985)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
VeilingenVan Gendt en Van StockumRegelmatige bezoekers van veilingen weten zich in de maand december vaak geen raad vanwege het grote aantal kijk- en veilingdagen. Dat viel dit jaar mee: de activiteiten beperkten zich tot Van Stockum (12 en 13 december) en Van Gendt (14 december). De meestal in deze maand veilende Burgersdijk en Niermans ontbrak, terwijl Beyers eerst in februari 1985 weer op de markt is. De veiling van Van Gendt nam met 601 nummers slechts één dag, in twee zittingen, in beslag, waarbij de kwaliteit van het aangebodene vaak zeer hoog was. Van zeker tien verschillende zijden werd min of meer verzekerd dat een aantal van de topstukken uit de bibliotheek van veilingmeester Landwehr zelf afkomstig waren, met name de prachtige verzameling incunabelen, de eerste 21 nummers in de catalogus. Wellicht dat men mede daarom deze boeken alleen kon inzien in het kantoor van de heer Landwehr, één voor één. Alle incunabulen werden verkocht, al heb ik mijn twijfel bij een drietal nummers die aan ‘commissie 22’ werden toegeslagen. Het heftigst roerde zich Harper, New York, die acht nummers uit deze sectie kocht. Daarbij waren drie van de vijf Deventer drukken, alle van R. Pafraet. De twee andere (Pafraet en J. De Breda) gingen naar Rosenthal, Hilversum. De Koninklijke bibliotheek te Den Haag kocht een Antwerpse druk van Gerard Leeu voor f 20.000,- (schatting f 4000,-/5000,- (!)). De incunabelen werden gevolgd door driehonderd ‘old and rare books’ in een grote diversiteit van onderwerpen. Ook hier een aantal boeken dat men niet vaak meer op Nederlandse veilingen tegenkomt. Het in de catalogus als ‘extremely rare’ omschreven Naamlyst der planten, die gevonden worden op het eiland Java, Batavia, 1780-1782, werd na een pittig duel met N. Israel gekocht door Schierenberg voor f 13.500,- (f 6000,-/8000,-). Nummer 127 in de catalogus vermeldde: Afbeelding der Marmor Soorten, volgens hunne natuurlyke koleuren nauwkeurig afgebeeld, Amsterdam, 1776. Een werkelijk schitterend boek, gedrukt door J. Chr. Sepp (die van de vogels), met honderd buitengewoon fraaie handgekleurde platen. Een zeer zeldzaam boek en ik wil u wel verklappen dat ik zelf met name voor dit boek gekomen was en dat ik er ongeveer het dubbele voor uitgetrokken had van de schatting (f 3000,-/3500,-). Uiteindelijk heb ik niet eens een bod hoeven doen, want in een snel tempo liet N. Israel voor E.P. Goldsmith f 8500,- noteren, één bod hoger dan D. Schierenberg. Sepp/Nozeman, Nederlandsche Vogelen, vijf delen 1770-1829, met 250 handgekleurde platen, ‘the finest book on birds published in the Netherlands’, ruilde voor f 46.000,- (f 45.000,-/50.000,-) van eigenaar. Ter vergelijking: in juni 1984 bracht hetzelfde werk bij Christie's, Londen £ 16.000 op, Hauswedell in Hamburg bracht het in mei 1984 tot dm 63.000, waarbij wel bedacht dient te worden dat vooral het laatstgenoemde exemplaar zeer fraai was. Er was een mooie sectie topografie, die goed verkocht werd.
Van Stockum veilde twee dagen. Ik blijf dit een aardige veiling vinden, met altijd wel weer verrassende boeken en samengestelde lots. Het ‘Haagse’ sfeertje zal wellicht niet iedereen appreciëren, ik toef er gaarne. Daar draagt de ambiance zeker toe bij. Het prachtige patriciërshuis wordt gerestaureerd en daarvoor alle lof, maar het is wel te hopen dat de heren restaurateurs met hun handen afblijven van de sleetse planken vloer, het verschoten pluche der gordijnen en de vervaarlijk hoge kasten, slechts levensgevaarlijk te beklimmen langs enge ladders. En dan praat ik nog maar niet over het toilet met de namaakgravure en zonder fonteintje, want in 's-Gravenhage spoelt men zich de handen in een separaat, belendend vertrek. Ik moge u het volgende noemen. Timmermans, Het oude stille Begynhof van Lier (Den Haag, 1922-1923), met tien gesigneerde houtsneden door A. Pieck, oplage 75 exemplaren; kortom: twee meesters bijeen: f 1200,- (f 450,-) en dat lijkt mij nog niet eens te veel. Leopold, Oostersch (Kunera Pers, 1922) was ook niet duur met f 1500,- (f 2500,-). De befaamde catalogus van Piet Zwart voor de Nederlandsche Kabelfabriek werd nieuw eigendom voor f 2800,-, een weinig verrassende prijs; dat was meer de schatting van 500 gulden. Antiquariaat Forum kocht naar mijn smaak één van de fraaiste nummers uit de catalogus: de driedelige, rijk geïllustreerde Goetzee bijbel in twee schitterende Louis xv banden, terecht op de achteromslag van de catalogus afgebeeld. Om met de woorden van veilingmeester Landwehr te spreken - en dan wel in zeer positieve zin: ‘Voordeuren van banden’, voor f 4100,- (f 3000,-).
F.W. Kuyper | |
Drie veilingen-Van VeenVan 1951 tot en met 1957 verscheen onder redactie van H.L. Gumbert het tijdschrift Folium librorum vitae deditum. De eerste jaargang telde zes nummers van elk gemiddeld 32 bladzijden. De onderwerpen die aan de orde kwamen, vertoonden een grote diversiteit zowel wat betreft de omvang als de inhoud. Zo verzorgde bijvoorbeeld H. de la Fontaine Verwey | |
[pagina 24]
| |
een reeks ‘Portretten van bibliophielen’, Joh. B.W. Polak een bibliografie van het werk van J.H. Leopold en C.F. van Veen schreef een artikel getiteld ‘Verzamelaar en bibliotheek’. De laatste was een verwoed verzamelaar van kinderboeken, kinderprenten en andere ‘juvenilia’. In 1984 kwam in drie veilingen bij Sotheby's vrijwel zijn gehele collectie onder de hamer. Tijdens de eerste auctie in Londen werden zijn kinderboeken in vreemde talen, kaartspelen, miniatuurboekjes enz. geveild; op de tweede en derde veiling, die beide in Amsterdam plaatsvonden, kwamen resp. zijn Hollandse kinderboekjes (zie De Boekenwereld nr. 1, blz. 30-31) en zijn volksprenten onder de hamer. In het artikel in Folium betoogde Van Veen dat de openbare instellingen in Nederland (d.w.z. musea en bibliotheken) het de particuliere verzamelaar steeds moeilijker maken om een goede collectie op te bouwen. Hij geloofde dat er door die instellingen te veel verzameld werd om der wille van het verzamelen en dat daardoor de collectioneur op vrijwel ieder gebied het onderspit moest delven. Van essentieel belang voor de verzamelaar is - zo schrijft Van Veen het intieme contact met de verzamelde voorwerpen. Hij was bang dat de verzamelaar zich steeds meer zal moeten beperken tot een contact met materiaal van het tweede garnituur en dat hij de kostbare boeken, tekeningen, schilderijen en al die andere getuigen van oude beschaving zal gaan beschouwen als niet meer tot de eigen omgeving behoorend en niet bestemd dus ook voor de intieme omgang. Van Veen merkte op dat de schuld niet alleen bij de openbare instellingen, maar ook bij de particuliere verzamelaars zelf lag. Immers hoevelen van hen besloten niet tegen het eind van hun leven hun collectie onder te brengen bij een openbare instelling. Daarmee - aldus Van Veen - meenden zij hun medemenschen voor immer de pas te moeten afsnijden naar die zelfde bron van vreugde. Door de schenking of de verkoop aan een openbaar mausoleum lieten zij hun alleen de gelegenheid na de verkwikkende wateren uit die bron op voorgeschreven uur en in willekeurige doseering te proevenGa naar voetnoot+. In dit licht moeten wij waarschijnlijk Van Veens beslissing zien om zijn collectie na zijn dood te laten veilen. Het leek mij daarom interessant eens na te gaan welke stukken uit de collectie Van Veen in Nederlandse openbare instellingen terecht zijn gekomen. Het spreekt vanzelf dat onze bibliotheken en musea niet stil hebben gezeten, al was het vaak moeilijk (zo niet onmogelijk) de zeer grote, soms uit zo'n vijftien onderdelen samengestelde lots, grondig na te trekken. Op de Londense veiling was het Amsterdams historisch museum met vijf lots de belangrijkste institutionele koper. Deze instelling, die een grote collectie spellen bezit, kocht onder meer drie achttiendeeeuwse loterijspellen. De Koninklijke bibliotheek verwierf een drietal miniatuurboekjes, die een goede aanvulling betekenden op de aardige collectie die de kb hiervan reeds bezit. Het Rijksprentenkabinet kocht twee lots sierpapieren voor zijn verzameling, die F.G. Waller in 1917 aan die instelling ten geschenke gaf. Op de boekenveiling in Amsterdam waren de Koninklijke bibliotheek en het Nederlands bibliotheeken lectuurcentrum de belangrijkste institutionele kopers. Het laatste vulde zijn collectie kinderboeken vaak na ‘hevige strijd’ met antiquariaat Forum (zie De Boekenwereld nr. 1) met verschillende achttiendeen negentiende-eeuwse werken aan. De Koninklijke bibliotheek, die zich om praktische redenen zoveel mogelijk moest beperken tot lots met enkele stuks, verwierf toch nog twintig desiderata. Daaronder bevonden zich abc-boekjes (nr. 1,9, 11 en 31). Twee van die werkjes (nr. 10 en 12), ook wel haneboekjes genoemd, die (buiten catalogus) deel hadden uitgemaakt van de tentoonstelling Centsprenten (1976), werden door het Rijksprentenkabinet gekocht. De Koninklijke bibliotheek verwierf verder een aantal achttiende- en negentiende-eeuwse, dikwijls met de hand ingekleurde, kinderboeken. Twee werken van Petronella Moens (nr. 320 en 322) vulden lacunes op in het daarvan haar aanwezige oeuvre. Ook andere instellingen zoals de Atlas van Stolk en het Amsterdams historisch museum wisten hun slag te slaan, hoewel ook diverse nummers aan hun neus voorbij gingen. Het Amsterdams historisch museum kocht op deze veiling twee lots met negentiende-eeuwse series ambachten (nr. 265 en 309) en de eerste editie van de Leerzame Zamenspraaken over eenige viervoetige Dieren, Vogels, Insecten en Visschen (nr. 342). De Atlas van Stolk kocht een lot met abc-boekjes (nr. 16) en enige negentiende-eeuwse werken met spreekwoorden (nr. 57). Op de veiling van de kinderprenten was een aantal Nederlandse musea zeer actief, te weten het Rijksprentenkabinet, de Atlas van Stolk, het Nederlands theaterinstituut en het Nederlands openluchtmuseum. Het Rijksprentenkabinet kon zijn collectie kinderprenten, die grotendeels door F.G. Waller in 1923 aan deze instelling was geschonken en die sedertdien zo af en toe werd aangevuld, nu aanzienlijk uitbreiden. Er werden niet minder dan 39 lots met zeventiende- en achttiende-eeuwse prenten aangekocht, tezamen meer dan 120 bladen. Bovendien kon een uiterst zeldzaam zestiende-eeuws houtblok, waarvan het kabinet de prent al bezat, en nog drie lots met tezamen ca. 60 negentiende-eeuwse kinderprenten worden bemachtigd. Vooral de zeventiendeen achttiende-eeuwse bladen moesten vaak fel ‘bevochten’ worden met de twee New Yorkse handelaren Schiller en Harper. Zo slaagde bijvoorbeeld Schiller erin alle ‘Verkeerde-Wereld-prenten’ te kopen. Ook de Atlas van Stolk kon haar collectie vaderlandse historieprenten goed aanvullen. Deze instelling kocht acht lots achttiende- en begin negentiende- eeuwse prenten, tezamen ca. 45 bladen. Het Nederlands theaterinstituut verwierf ca. 10 lots waaronder het unieke vroeg-zeventiende-eeuwse blad met de koorddansers (nr. 96). Het Nederlands openluchtmuseum dat eigenlijk sinds kort weer zijn aandacht is gaan richten op de volksprenten, kocht vijf lots | |
[pagina 25]
| |
negentiende-eeuwse prenten, één lot dat een kindercourant bevatte, die bestond uit 250 litho's (nr. 271) en twee series houtblokjes van de Erven H. Rijnders (nr. 197 en 198). Het Amsterdams historisch museum, dat vooral op de eerste en de tweede veiling zijn slag had geslagen, kocht op de derde auctie alleen nr. 300, dat bestond uit acht bladen met versierde randen, waarvan verschillende motieven ontleend zijn aan Jan Luyken. Met deze bladen kon de Jan Luykencollectie weer worden aangevuld. Niet alleen de Nederlandse openbare instellingen, maar ook een aantal particulieren en handelaars (vooral de firma Loose uit Den Haag) hebben op deze derde veiling behoorlijk kunnen kopen. Na afloop van deze derde auctie zei veilingmeester Glerum mij dat mr. Van Veen - wanneer hij nog had geleefd - van deze veiling zou hebben genoten. Ik denk, slechts ten dele, omdat immers een aanzienlijk deel terecht is gekomen in Nederlandse musea. Bovendien zal Van Veen, toen hij de beslissing nam zijn collectie te laten veilen, niet hebben kunnen bevroeden, dat uitgerekend de belangrijkste institutionele koper op die laatste veiling, namelijk het Rijksprentenkabinet, met de speciaal voor dit doel vrijgemaakte gelden afkomstig uit het legaat van de verzamelaar F.G. Waller, in staat werd gesteld de ruim 160 kinderprenten te kopen. Zo zat de ene verzamelaar de andere toch weer dwars. J.F. Heijbroek | |
Oude tekeningen geveild te AmsterdamHet is alweer ruim tien jaar geleden dat het Engelse veilinghuis Sotheby's besloot de grote veilingen van Hollandse tekeningen bij de dochteronderneming Sotheby-Mak van Waay te Amsterdam onder te brengen. Deze stap is zowel voor het veilingbedrijf zelf als voor de Nederlandse liefhebbers van tekeningen van belang geweest. Het verzamelen van oude kunst was in Nederland langzamerhand een zaak van een oudere generatie geworden en enige opfrissing was, uit een oogpunt van continuïteit, bepaald wenselijk. De afgelopen tien jaar overziend, dient te worden vastgesteld dat de belangstelling van nieuwe verzamelaars groeiende is. Zoiets gaat langzaam; een nieuwe generatie verzamelaars ontstaat niet in twee of drie jaar. De resultaten zijn echter hoopgevend. De overplaatsing van de tekeningenveilingen naar Amsterdam betekent bovendien dat ons land weer een plaats heeft gekregen op de internationale kunstmarkt. Het steeds terugkerend bezoek van grote buitenlandse verzamelaars, museumconservatoren en kunsthandelaren werkt zeer stimulerend. De Nederlandse kunsthandel is er bepaald door opgefleurd en van dat verschijnsel profiteren ook musea en verzamelaars. Het tweede grote Engelse veilinghuis Christie's volgde in de sporen van Sotheby's en de tekeningenveilingen in het late najaar zijn een traditioneel evenement geworden. Dat komt natuurlijk ook de aangeboden kwaliteit ten goede. Nederland is nu zover dat ook hier prijsrecords worden gebroken en dat topopbrengsten de wereldpers halen. De veilingen die op 26 november 1984 bij Sotheby-Mak van Waay en Christie's werden gehouden, verdienen dan ook alle aandacht. De hoogste opbrengst voor een enkele tekening is natuurlijk geen maatstaf voor de hele veiling, maar het geeft wel het belang van de veiling aan. In de collectie die bij Sotheby-Mak van Waay werd geveild, zaten enkele absolute toppers. De tekening ‘Mars en Venus verrast door Jupiter’, door Hendrik Goltzius vervaardigd omstreeks 1585, spande de kroon. Voor f 620.000,-, vermeerderd met 16% veilingkosten, verhuisde deze naar de Gettyverzameling in Malibu, Califomië. Het ging de onderbieder, een jonge Engelse verzamelaar, wel aan het hart de tekening te moeten laten lopen. Hij vond dat hij met zijn bod van f 600.000,- erg zijn best had gedaan, maar dat hij beter een volgende gelegenheid kon afwachten. De prijs was wel hoog, als men bedenkt dat dezelfde tekening in 1954 in Amsterdam nog voor f 320,- werd geveild. Hij werd nu, dertig jaar later, bijna 2000 keer zo duur. Een ander topstuk, een ijsgezicht met veel figuren van Hendrick Avercamp, bracht f 190.000,- op. Koper was een Londense kunsthandelaar. Twee andere belangrijke tekeningen, een landschap van Allaert van Everdingen en ‘de herfst’, toegeschreven aan Barent van Orley, bleven in de Nederlandse kunsthandel en vinden hun weg wellicht naar een Nederlandse verzameling. De prijzen waren over het algemeen goed. Dat wil niet zeggen dat een bescheiden verzamelaar er zijn slag niet kon slaan. Een magnifiek gezicht op Rhenen door Jan de Bisschop bijvoorbeeld, haalde slechts f 7400,-. De tekening bracht tien jaar geleden in de veiling van de bekende collectie Houthakker duizend gulden meer op. Natuurlijk waren er ook de onbegrijpelijke zaken die op iedere veiling voorkomen. Een fraai landschap van Pieter Molijn bracht bij Sotheby's f 21.000,- op, terwijl diezelfde avond een vergelijkbaar landschap van Molijn bij Christie's f 130.000,- opbracht. Ook bij Christie's kon een geoefend verzamelaar echter zijn slag slaan. Niet alle tekeningen brachten topprijzen op en soms is een wakkere koper nog wel eens in staat iets bijzonders te verwerven voor niet al te veel geld. Dat overkwam het Amsterdamse Rijksprentenkabinet! De conservator van de tekeningencollectie herkende in een tekening, die ‘School of Rembrandt’ werd genoemd, een echte Rembrandt en kocht deze voor f 15.000,-. De echtheid is buiten kijf en menig verzamelaar sloeg zich voor het hoofd toen bekend werd wat er gebeurd was. Het volgen van de tekeningenveilingen is een boeiende aangelegenheid, vooral als de gemiddelde kwaliteit hoog ligt. Zelfs ervaren kopers laten zich echter in de hitte van het gevecht nog wel eens meeslepen en van een overwogen prijsvorming is op een veiling dan ook nauwelijks sprake. Voorzichtigheid blijft daarom altijd geboden, maar spannend is het wel.
Th. Laurentius |
|