De Boekenwereld. Jaargang 1
(1984-1985)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||
1. De optica. Aquatint naar L. Boilly door J.-F. Cazenave. De vrouw is Louise-Sébastienne Gély, de tweede echtgenote van Danton. Het jongetje is waarschijnlijk Antoine Danton, het zoontje uit zijn eerste huwelijk. Atlas van Stolk (cat. 3962), Rotterdam.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||
De optica, een leerzaam kijkvermaak
| |||||||||||||||||||||||||
De optica, een kijkapparaatDe optica is een kijkapparaat, dat bestaat uit een grote, bolle lens, met een spiegel direkt schuin daarachter geplaatst. Het geheel is op een standaard of in een doos gemonteerd. De optica is bedoeld om een speciaal daarvoor gemaakte opticaprent (een ingekleurde ets, vaak met een architectuurvoorstelling) met diepte-effect te bekijken (afb. 1). Voor het bereiken van de gewenste perspectiefwerking is eventueel een enkele, losse lens voldoende. Een voorwaarde is, dat de lens groter is dan de afstand tussen de twee ogen, dus tenminste een diameter heeft van zo'n twaalf centimeter en dat de lens vlak voor de ogen wordt gehouden. Men ziet de prent dan door de twee randen van de lens die als prisma's gaan werken. De lichtstralen worden zo gebogen, dat ze evenwijdig de ogen binnenvallen. Onze hersenen interpreteren evenwijdig binnenvallende beelden als één beeld op grote afstand. Het gaat dus niet om de vergrotende werking van de lens, maar om de illusie van diepte. Om een optimale dieptewerking te verkrijgen moet de afbeelding volgens een strak lineair perspectief zijn opgebouwd, met een vergezicht in het centrale deel van de prent. Een gezicht in de lengterichting van een straat werkt bijvoorbeeld uitstekend, omdat alle horizontale lijnen in de bebouwing op het verdwijnpunt bij elkaar komen. Ook een gezicht in een groot gebouw, zoals een kerk, geeft een goede dieptewerking (afb. 2). Minder effectief is bijvoorbeeld een gezicht loodrecht op een gevelwand, omdat daarin nauwelijks verschiet is te ontdekken. In elk geval moet de beeldhoek vrij groot zijn, zoals bij een foto die met een groothoeklens is opgenomen. De beeldhoek dient in ieder geval groter te zijn dan de hoek van 46 graden waaraan het menselijk oog gewend is. De eenvoudigste optica is uitgevoerd als een tafelmodel, op een standaard, met een lens verticaal op ooghoogte geplaatst als men aan tafel zit. Om te voorkomen dat de prent verticaal gehouden moet worden en dan omkrult, is direct achter de lens een schuine spiegel geplaatst, zodat de prent plat op tafel bekeken kan wor- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||
den. De spiegel beïnvloedt de dieptewerking niet, maar laat de afbeelding wel omgekeerd zien (onder wordt boven) en spiegelverkeerd (links wordt rechts). Daarom hebben veel opticaprenten bovenaan een opschrift in spiegelschrift, dat, wanneer men door de optica kijkt, weer gewoon leesbaar wordt. Sommige afbeeldingen zijn geheel in spiegelbeeld uitgevoerd en worden dus door de optica weer correct waargenomen (afb. 3). | |||||||||||||||||||||||||
De opticaprentDoor verschillen in de uitvoering is het moeilijk een opticaprent precies te definiëren, maar een aantal algemene kenmerken kan wel worden genoemd. Een opticaprent is een ets, bestemd om door een optica bekeken te worden. De prenten werden in de achttiende en het begin van de negentiende eeuw geproduceerd, vooral tussen ca. 1740 en 1790. De formaten ontlopen elkaar niet veel. De afbeelding zelf meet ongeveer 23 bij 40 cm, inclusief de tekst ongeveer 30 × 45 cm. Variaties in afmeting van maximaal 5 à 10 cm komen voor. De afbeelding is steeds in liggende vorm weergegeven, hetgeen bevorderlijk is voor de weergave van stadsgezichten met een brede beeldhoek. Onder de opticaprent staat een beschrijving van de afbeelding, vaak in twee of meer talen. Middenhoven staat dikwijls een korte titel in het Frans, vet gedrukt in spiegelschrift. Ze werden voornamelijk geproduceerd in vier centra: Londen, Parijs, Bassano en Augsburg. Vermoedelijk werkten de graveurs in de ateliers van de uitgevers. Zij etsten naar voorbeeld van andere prenten en soms ook naar tekeningen. Het is niet duidelijk of ook het drukken en het inkleuren in diezelfde ateliers plaatsvond. De opticaprent heeft meestal een topografisch onderwerp. Vaak zijn het monumentale gebouwen zoals paleizen, kerken, stadhuizen en poorten en ook wel gezichten op pleinen, straten en grachten. Een kleine groep opticaprenten heeft onderwerpen van uiteenlopende aard, bijvoorbeeld voorstellingen uit de geschiedenis of de bijbelse geschiedenis (portretten, veldslagen) of afbeeldingen van monsters of toneeldecors. Op het eerste gezicht hebben alle opticaprenten een sterke onderlinge overeenkomst in de uitvoering. In de graveertechniek ligt de nadruk steeds op de strakke lijnvoering en de omtreklijnen van de gebouwen en onderdelen daarvan zoals ramen. In verband met de perspectiefwerking zijn de horizontale lijnen in de bebouwing vaak duidelijk weergegeven. Weinig aandacht wordt daarentegen geschonken aan de vlakken en licht-donkertegenstellingen. De oppervlaktestructuur en het materiaal waarvan een gevel is gemaakt (bijvoorbeeld baksteen of stucwerk) wordt nauwelijks weergegeven. Dat zou nog kunnen worden goedgemaakt door de wijze van inkleuren, maar dit geschiedde meestal zeer grof; alleen de prenten uit Londen zijn zorgvuldig ingekleurd. De kwaliteit van de opticaprent is minder dan die van de kunstprent. De opticaprent dient een geheel ander doel, het maken van een ‘voyage imaginaire’ tot lering en vermaak. Door het kiezen van een bepaalde reeks opticaprenten kan de beschouwer, eventueel samen met anderen, een reis maken langs bekende en onbekende steden. De herkenbaarheid van het onderwerp staat voorop en de artistieke kwaliteit weegt minder zwaar. De makers ervan zijn dan ook moeilijk te plaatsen in de artistieke stromingen van die tijd, zoals de rococo en de romantiek. Ook an- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||
2. Het interieur van de koninklijke kapel in Versailles. Opticaprent. A Paris chez Basset, rue S. Jacques a Geneviève. Rijksprentenkabinet, Amsterdam.
3. Spiegelverkeerde afbeelding van het San Marcoplein in Venetië. Opticaprent. A Paris chez Huquier fils uit de serie Vues Perspectives, ongenummerd. Rijksprentenkabinet, Amsterdam.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||
dere afbeeldingen, die niet speciaal voor de optica werden geproduceerd, zouden met succes door de optica bekeken kunnen worden. Steeds is een uitgesproken perspectief een voorwaarde voor een goed diepte-effect. De naam van het apparaat en de prent varieert sterk. In achttiende-eeuwse Nederlandse veilingcatalogi treft men bijvoorbeeld de volgende namen aan die - zoals hierna zal blijken - verschillende apparaten aanduiden: optica, optical glas, optical spiegel, optica spiegel, reflecteer spiegel, perspectievkas. In Parijs heet de optica ‘l'optique’, de prenten ‘vues d'optique’ of ‘vues perspectives’; in Londen ‘optical diagonal machine’, ‘zograscope’, ‘diagonal mirror’, ‘shew glas’, ‘optical pillar machine’. De prenten aanvankelijk ‘prospects’ en later ‘perspective views’. In Bassano heet de optica ‘camera ottich’ en de prenten ‘realetti prospettive’ respectievelijk ‘Guckkasten’ en ‘Guckkastenblätter’ of ‘Guckkastenbildern’. | |||||||||||||||||||||||||
Verschillende modellenIn het Rijksprentenkabinet bevinden zich twee optica's (met daarbij een groot aantal series opticaprenten). De eerste bestaat uit een eenvoudige lens met daarachter een schuingeplaatste spiegel, die beide in een frame zijn gevat en op een standaard staan. De tweede, in 1980 geschonken door de Freule C J. Six, is een forse vierzijdige piramide van hout, met drie gesloten en een open zijde met kaarsenhouders, zodat de prenten ook 's avonds bekeken kunnen worden (afb. 4a, 4b). Het aardige aan deze piramide van Engels fabrikaat is, dat hij kan scharnieren en opvouwbaar is in de grote, boekvormige doos die tevens de basis vormt. De rugtitel van het ‘boek’ luidt Perspective views. Een liggende variant op de piramidevormige optica is de illumineerkast. De prenten ervoor werden als volgt bewerkt. Allereerst plakte men ze op karton. Daarna werden gaatjes geprikt, geslagen of gesneden op de plaats waar zich ramen bevinden of waar slingers, lampions en feestverlichting zouden kunnen hangen. De achterkant van de prent werd dan beplakt met doorschijnend geolied papier in verschillende kleuren, meestal in helderrood. Voor de prent, maar ook erachter worden dan kaarsjes aangestoken, wat een feeëriek effect geeft. In het Nederlands theatermuseum in Amsterdam staat een illumineerkast opgesteld met daarin een illumineerprent. De lens van dit forse apparaat is bijzonder, omdat deze geslepen is uit een vierkant stuk glas. De dieptewerking is echter geringer dan bij de apparaten in het Rijksprentenkabinet. Omstreeks 1850 kwam de stereoscoopkijker met (dubbele) stereoscoopfoto's op de markt. Die gaf een veel overtuigender diepte-effect dan de optica. In dit overgangstijdperk tussen optica en steroscoop werd een simpel kijkapparaat gemaakt dat voor opticaprenten én stereoscoopfoto's geschikt was. Het bestaat uit een verticaal paneeltje van ca. 35 cm. hoog. Bovenin is een grote opticalens gemonteerd, en onder twee kleine lensjes met daarachter de houder voor de stereoscoopfoto's. Het paneeltje is met een scharnier verbonden aan de bodemplaat, die tevens de doos vormt. Twee van deze apparaten waren in 1984 te zien in een winkel voor antieke instrumenten op de Ponte Vecchio te Florence. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||
Optica's, holle spiegels en anamorfosenIn welk illuster gezelschap de optica zich bevindt, blijkt duidelijk uit de hierbij afgedrukte pagina (afb. 5) uit een veilingcatalogus van 16 september 1782. Daarin wordt de inventaris van de arts J. Westerhoff beschreven die geveild werd door J. Gaillard en B. Scheurleer te 's-Gravenhage. De illumineerkast met bijbehorende prenten staat onder nr. 65. prisma's (nr. 40) en vergrootglazen (nr. 45), in onze ogen serieuze instrumenten, staan naast toverlantaarns (nr. 43) en een schimmenspel (nr. 68), apparaten die wij momenteel meer als kinderspeelgoed zien. Een aantal apparaten behoort tot de categorie anamorfosen. Vanaf een bepaald punt gezien worden de bijgeleverde voorstellingen met behulp van spiegels plotseling herkenbaar. Van de cylinderspiegel zien we een hol exemplaar (nr. 50) en een bol exemplaar (nr. 61). Ook is er een conusspiegel (=kegelspiegel) (nr. 55) en een piramidespiegel (nr. 59) die beide een herkenbare afbeelding laten zien als men er bovenop kijkt. Bij de cylinderspiegel kijkt men niet van bovenaf, maar vanaf de zijkant, schuin van boven.
4. Piramidevormige optica (hoogte ca. 70 cm) die zo kan scharnieren dat hij is op te bergen in een boekvormige doos. Links de voorzijde met de lens; rechts de achterzijde met de kaarsenhouder, (inv. doe. en obj. 1980:61).
Het Rijksmuseum hield in 1975-76 een tentoonstelling over anamorfosen, die het gezichtsvermogen op zo'n fascinerende wijze bedriegen. De achttiende-eeuwse apparaten op deze tentoonstelling lieten zien, dat in de eeuw van de Rede de gedragingen van licht niet alleen in de natuurkunde werden onderzocht, maar ook hun weerslag vonden in de kunst. De waarschijnlijk vroegste beschrijving van een optica staat in Neu-erfundene Mathematische und Optische Curiositäten van Joh. Chr. Kohlhans, gepubliceerd te Leipzig in 1677. Hij gebruikte een camera obscura als optica en benadrukte het gebruik van beide ogen voor de dieptewerking. In 1753 beschreef de Engelsman S. Parrat een doosvormige optica zonder spiegel en beeldde deze ook af (afb. 6). Elsner von Gronow bespreekt in zijn artikel uit 1932 beide optica's. In vroeg-achttiende-eeuwse boeken wordt de holle spiegel genoemd als instrument om een diepte-effect mee te bereiken. Ozanam beschrijft in het boek Récréations mathématiques et physiques (1735) de holle spiegel in een chambie optique. De beschouwer ziet door een kijkgaatje de daar tegenover liggende holle spiegel, met daarin de reflectie van de prent, die onder het kijkgaatje rechtop staat. De lezer kan zelf de proef op de som nemen door een scheerspiegel te nemen, deze op armlengte voor zich te houden en een architectuurvoorstelling rechtop voor de borst te houden. Zelfs met een scheerspiegel van vrij kleine diameter ontstaat toch een diepte-effect. De voorstelling wordt wel rechtop, maar spiegelverkeerd waargenomen. Een andere vroege afbeelding van een optica staat in de Encyclopédie van Diderot en d'Alembert van 1767 (afb. 7). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||
Het is het eenvoudige model op een standaard, met een lens en een schuine spiegel. Wie dit apparaat heeft uitgevonden is niet bekend, maar in die tijd werd aangenomen dat het een Franse vinding was. Spoedig daarna, in 1770, verscheen in een boek van Guyot een afbeelding en een beschrijving van de optica: ‘Het kijkkastje met hellende spiegel. Dit soort kijkkastjes is zeer bekend, vermits zij in ieders handen zijn...’ Guyot beschrijft tevens de illuminatiekast en verder de kijkkast, die het best te vergelijken is met een door een kind gemaakt kijkdoosje. Over de kijkkast of rarekiek is weinig bekend. Blijkens een aantal afbeeldingen en rijmpjes was het een populair kermisvermaak. Afbeeldingen in de kijkkast konden door kijkgaatjes of lenzen in de kijkkast bekeken worden. Brongers citeert in zijn artikel een rijmpje waaruit valt op te maken dat ‘peepshows’ ook toen gewaagde scènes konden laten zien. | |||||||||||||||||||||||||
De prijs van het kijkvermaakTot nu toe is vrijwel niets gepubliceerd over de vraag in welke soort huishoudens de optica werd gebruikt en hoe duur zo'n apparaat en de prenten ervoor waren. Alleen M. van Dijk publiceerde een interessant kijkje in huishoudens tijdens de eerste helft van de negentiende eeuw. Zij onderzocht 3506 boedelbeschrijvingen uit 105 gemeenten verspreid over Nederland en schreef aan de hand van het gerubriceerde materiaal over de spel- en speelcultuur. Zij onderscheidt vijf sociale groeperingen: I Boeren, II Arbeiders en dagloners, III Mensen zonder beroep, IV Ambachtslieden en winkeliers en V Notabelen en welgestelden. Kijkspelen werden door Van Dijk alleen aangetroffen in de categorieën IV (vijf keer) en V (veertien keer), in de volgende aantallen: opticaspiegel twaalf keer, toverlantaarn vijf keer, reflecteerspiegel (holle spiegel) vijf keer, koningsspiegel (kegelspiegel) twee keer, kijkkast twee keer, cylinderspiegel één keer en de illumineerkast één kast, alles met bijbehorende prenten en glazen. Van Dijk concludeert, dat deze apparaten voornamelijk bij de gegoede burgerij voorkomen, verspreid over het land. Eén persoon, een ‘enterpreneur’, bezat een aantal optische apparaten.
5. Twee bladzijden uit de veilingcatalogus van de collectie A. Westerhoff, Den Haag, 16 september 1782 (bij J. Gaillard en B. Scheurleer). Hierin worden verschillende optische apparaten, o.a. een zeer Fraaye Illumineer Kast (nr. 65) aangeboden. Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels. Universiteitsbibliotheek, Amsterdam.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||
In de boedelbeschrijvingen uit de tweede helft van de negentiende eeuw worden optische apparaten nauwelijks meer genoemd. Eén van de oorzaken kan de opkomst van de ‘stereo-foto’ zijn na ca. 1850. De in de eerste helft van de negentiende eeuw genoteerde prijzen waren de volgende. Voor de opticaspiegel achtereenvolgens f 3,- f 5,- f 8,- (inclusief 100 platen van eerste soort), f 10,- en f 10,- (inclusief 60 gekleurde platen van eerste soort). Een toverlantaarn werd op f 7,- getaxeerd, terwijl een cylinderspiegel samen met een koningsspiegel f 12,- waard was. Een kijkkast met bijbehorende prenten, lampen en voet was f 6,-. De prijzen van opticaprenten en de optica lopen in de verschillende productiecentra niet zoveel uiteen, maar de prijs van opticaprenten lijkt in Parijs aan de lage kant. In de boedelbeschrijving van de prentuitgever Lachaussée te Parijs werden in mei 1782 de volgende prijzen genoteerd. 138 graveerplaten voor opticaprenten werden genoteerd voor 828 livres tournois, dat is 6 livres (f 15,-) per graveerplaat. Veertien optica's werden samen op eenzelfde bedrag van 6 livres geschat. Verbazingwekkend is de notering van 2800 ongekleurde opticaprenten voor slechts 112 livres, dat is nog minder dan één sous (f 0,03) per prent. Misschien is hier sprake van een groothandelsprijs. De prijzen van opticaprenten en de optica in Londen worden o.a. in het artikel van Chaldecott (1953) geciteerd. In een catalogus van opticaprenten van Robert Sayer zijn de prijzen 1 shilling voor ongekleurde en 2 shilling voor gekleurde prenten. Enkele van groter formaat (45 × 31 cm) zijn een stuk duurder: ongekleurd 10 shilling en 6 pence, en gekleurd 1 pond en 5 shiling. De uitgever W. Jones vraagt in 1797: 1 shilling en 6 pence per stuk. De optica kost in 1769 bij de instrumentenmaker George Adams minimaal 18 shilling en maximaal 2 pond, 12 shilling en 6 pence. De Augsburgse prenten waren volgens H. Elsner von Gronow 1 tot 2 florins per stuk. In Bassano biedt de uitgeverij Remondini in de catalogus van 1772 vier opticaprenten aan voor 1 lire, gekleurde voor 2 lire (in de munt van Venetië). In 1784 zijn de prijzen ca. 20% lager en noemt hij ook een groothandelsprijs: voor 100 opticaprenten 20 lire, gekleurde
6. Optica. Illustratie uit S. Parrat, Optic machine improved uit 1753.
7. Eenvoudige optica. Illustratie uit Diderots Encyclopédie, 1267.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||
35 lire. Nog veel later, in 1817, zijn deze prijzen nog lager, respectievelijk 12,50 liter en 20,50 lire. De prijzen die in Nederland voor opticaprenten en optica's betaald werden kunnen uit veilingcatalogi achterhaald worden. Bij één derde van de 150 veilingcatalogi van achttiendeeeuwse boekenveilingen staat achterin een kleine rubriek ‘rariteiten’, waarin vaak optica's, opticaprenten en andere optische apparaten te vinden zijn. Voor zover vermeld komen deze boeken en rariteiten uit collecties van de gegoede burgerij zoals hoogleraren, artsen, burgemeesters en apothekers. Soms is door iemand de prijs in de catalogus geschreven. Een duidelijke prijsstijging of -daling is niet merkbaar. Opticaprenten werden verkocht in pakketten van tien of twintig stuks en brachten per stuk ongeveer 2 stuivers op. optica's variëren even sterk in prijs als in kwaliteit: we noteren bedragen van f 1,- tot f 11,-. Camera obscura's vielen in dezelfde prijsklasse als de optica's; natuurlijk bestonden ook hier grote verschillen in kwaliteit en afmeting. Aanmerkelijk veel duurder waren de toverlantaarns: f 11,- f 16,- f 32,- en f 112,-. Die laatste was dan ook ‘extra fraai en groot’, met ‘een holle spiegel en lenzen in de buizen’, gemaakt door W.J. 's Gravesande (1688-1742), schrijver van een boek over perspectief en de camera obscura. Bovendien waren 64 glazen, waaronder 8 ‘beweeglijke’, bij die prijs inbegrepen. Ook illumineerkasten met de doorgestoken illuminatieprenten waren aan de prijzige kant. De kasten kostten achtereenvolgens f 4,- en 10 stuivers inclusief twaalf prenten, f 13,- en 5 stuivers voor een opvouwbare illumineerkast, f 22,-, en f 36,- inclusief 100 prenten. Een pakket van 38 verschillende illuminatieprenten werd voor f 4,- en 10 stuivers verkocht, dat is 12 cent per stuk. De prijzen van de opticaprenten zijn met de wisselkoersen uit die tijd in een schema geplaatst. Voor het aanzienlijke prijsverschil tussen enerzijds Augsburg en Londen, en anderzijds Bassano en Nederland kan de auteur momenteel geen oorzaken noemen. Op grond van de gegevens lijkt het aannemelijk, dat de optica voornamelijk door de gegoede burgerij werd aangeschaft en gebruikt. Het inkomen
8. Gezicht in spiegelbeeld op de Langebrug en de beurs te Amsterdam door B. Frederic Leizelt naar W. Writs. Opticaprent uit de serie Collection des Prospects. Se vend à Augsburg... de l'Académie Impériale. Rijksprentenkabinet, Amsterdam.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||
9. Gezicht op de oude haven van Rotterdam. Opticaprent, uitgegeven door G.B. Probst, Augsburg. R.b.: 180; l.o.: Med. Fol. no. 46. Rijksprentenkabinet, Amsterdam.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||
van een dagloner bedroeg in de jaren rond 1770 vaak niet meer dan een gulden per dag, en dat bedrag was nodig voor de eerste levensbehoeften. Daartoe mag de optica in de achttiende eeuw niet gerekend worden. In een artikel over opticaprenten schrijft De Keyser dat de optica in Frankrijk aanvankelijk alleen een vermaak was in de salons van de gegoede burgerij. Later werd zij populair bij een veel grotere groep mensen, doordat ‘vertoners van opticaprenten’ het land doorreisden. Op kermissen en markten vertoonden zij voor een paar ‘sous’ hun prenten, voorzien van commentaar.
Graag dank ik hierbij drs. J.F. Heijbroek, redacteur van De Boekenwereld, voor de energie die hij gedurende lange tijd heeft besteed aan het bewerken van de vorm en inhoud van deze tekst. Zonder zijn waardevolle suggesties en adviezen zou dit artikel in de huidige vorm niet bestaan. Tevens dank ik de heer M.D. Haga van het Rijksprentenkabinet voor zijn stimulerende advies over de Van Haastert-tekeningen een artikel te schrijven en voor de hulp die hij daarna verleende. Ook dank ik Marie van Dijk van het Meertens-Instituut, die mij inzage verschafte in de aantekeningen van haar onderzoek en die mijn artikel becommentarieerde. Tenslotte dank ik Angelika Marsch, Wolfgang Seitz, drs. L. van der Klooster van het Rijksbureau voor kunsthistorische documentatie en de heer A. Griffiths van het British museum, die mij op vele gebieden van informatie hebben voorzien. Voor dit onderzoek zag de auteur ruim 150 veilingcatalogi uit de jaren 1769-1788. Deze collectie van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek in Amsterdam. In die periode verscheen natuurlijk een veel groter aantal catalogi, zodat het hier slechts een steekproef betreft. De jaren zijn arbitrair gekozen, tijdens het hoogtepunt van de handel in opticaprenten. De bij dit artikel afgedrukte pagina bevat uitzonderlijk veel optische apparaten. Deze informatie wordt bevestigd door Elsner von Gronow: ‘Der Guckkasten ist unsere Zeitgenossen nur noch vom Jahrmarkt bekannt.’ De optica werd zo toegankelijker gemaakt voor een groot publiek. Met de opkomst van de stereoscoop was het echter gedaan met de optica en de populariteit van de opticaprenten. De laatste jaren mag de optica zich weer in een wat grotere belangstelling verheugen, waarvan ook de literatuurlijst getuigt. Opticaprenten zijn momenteel ruimschoots voorhanden in de handel. | |||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|