door Despars begaen.’ (Hist. de la Fland. V, 422). De kundige historieschryver heeft my ten zelfden tyde het Nr 1132 der zelfde verzameling aengewezen, hetwelke men zeer voordeeliglyk met deze kronyk zou kunnen vergelyken om de geschiedenis van dit levendig tyddeel der omwentelingen van Vlaenderen, in de XVe eeuw, volledig te maken.
By de archieven van West-Vlaenderen berust ook eene verzameling van oorkonden van welke de heer Kervyn gewaegt, voornamelyk ter bladz. 427, 435 en 437 des vyfden boekdeels van zyne geschiedenis. Deze verzameling zou eenige belangvolle schriften opleveren om tot bewysstukken afgedrukt te worden. Ons boekdeel is van nu af te sterk, doch door het vereenigen der reeds aengewezene oorkonden met eenige uittreksels uit de stadsrekeningen, zou men een byvoegsel verveerdigen dat met erkentenis zou aengenomen worden. Ongelukkiglyk zyn vele dier stuks in het vlaemsch niet opgesteld, hetgene door onze maetschappy als voorwaerde harer uitgaven is voorgeschreven.
Ik heb vruchtelooze opzoekingen gedaen om den naem des schryvers dezer kronyk te ontdekken; het is my zelfs onmogelyk eenig aennemelyk vermoeden te uiten over den stand waertoe hy behoorde. Zy is zonder kunst geschreven, alles is in de volkstael opgesteld, en in de byzonderheden welke hy vermeldt, is de schryver dikmaels plat. Het is hier dus geen dier grootsche tafereelen met het penseel van een' historie-