Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
II. Sondagh.3. Vrage. Waer uyt kent gy uwe elendigheyt? Antw. Uyt de wet Godts.Ga naar margenoota 4. Vrage. Wat eyscht de wet Godts van ons? Antw. Dat leert ons Christus in eener summa, Matth. 22:37, 38, 39, 40.Ga naar margenootb Gy sult lief hebben den Heere uwen Godt met geheel uw herte, ende met geheel uwe ziele, ende met geheel uw verstant. Dit is het eerste, ende het groot gebodt. Ende het tweede desen gelijck, [is:] Gy sult uwen naesten lief hebben, als uselven. Aen dese twee geboden hangt de gantsche wet ende de Propheten. 5. Vrage. Kont gy dit al volkomelick houden? Antw. Neen ickGa naar margenootc: Want ick ben van naturen geneygt, Godt ende mijnen naesten te haten.Ga naar margenootd | |
III. Sondagh.6. Vrage. Heeft dan Godt den mensche alsoo boos ende verkeert geschapen? Antw. Neen hyGa naar margenoota: Maer Godt heeft den mensche goet, ende nae sijn evenbeelt geschapenGa naar margenootb, dat is, in ware gerechtigheyt ende heyligheyt; op dat hy Godt sijnen Schepper recht kennen, hem van herten lief hebben, ende met hem in de eeuwige saligheyt leven soude, om hem te loven ende te prijsen.Ga naar margenootc 7. Vrage.Van waer komt dan sulcken verdorven aert des menschen? Antw.Uyt den val ende ongehoorsaemheyt onser eerster voor-ouderen, Adams en Eve, in 't paradijsGa naar margenootd: daer onse nature alsoo is verdorven geworden, dat wy alle in sonden ontfangen ende geboren worden.Ga naar margenoote 8. Vrage. Maer zijn wy alsoo verdorven, dat wy gantschelick onbequaem sijn tot eenigen goede, ende geneygt tot allen quade? Antw. Ia wyGa naar margenootf: Ten zy dan dat wy door den Geest Godts wedergeboren werden.Ga naar margenootg | |
IV. Sondagh.9. Vrage. Doet dan Godt den mensche geen onrecht, dat hy in sijne wet van hem eyscht, dat hy niet doen en kan? Antw. Neen hyGa naar margenoota: Want Godt heeft den mensche alsoo geschapen, dat hy dat konde doenGa naar margenootb; maer de mensche heeft hemselven, ende alle sijne nakomelingen, door 't ingeven des duyvelsGa naar margenootc ende door moetwillige ongehoorsaemheyt, derselver gaven berooft.Ga naar margenootd 10. Vrage. Wil Godt sulcke ongehoorsaemheyt ende afval ongestraft laten? Antw. Neen hy geensins: maer hy vertoornt | |
[pagina 2]
| |
hem schrickelickGa naar margenoote, beyde over de aengeboreneGa naar margenootf, ende werckelicke sondenGa naar margenootg, ende wil die door een rechtveerdigh oordeel, tijtlick ende eeuwiglick straffen, alsoo hy gesproken heeft:Ga naar margenooth Vervloeckt zy een yegelick die niet en blijft in al dat 'er geschreven is in het Boek der wet, dat hy dat doe. 11. Vrage. Is dan Godt oock niet barmhertigh? Antw. Godt is wel barmhertighGa naar margenooti, maer hy is oock rechtveerdighGa naar margenootk: daerom so eyscht sijne gerechtigheyt, dat de sonde, welcke tegen de allerhoogste majesteyt Godts gedaen is, oock met de hoogste, dat is, met de eeuwige straffe aen lijf ende ziele gestraft werde.Ga naar margenootl |
|