Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
Lukas I:46. | |
§1Mijn ziel verheft Gods eer:
Mijn geest mag blij den Heer
Mijn' Zaligmaaker noemen,
Die, in haar' laagen staat,
Zijn dienstmaagd niet versmaadt,
Maar van zijn gunst doet roemen.
| |
§2Want ziet, om 's Heeren daên,
Zal elk geslacht voortaan,
Alom mij zalig spreeken;
Wijl God, na ramp en leed,
Mij groote dingen deed:
Nu is zijn magt gebleeken.
| |
§3Hoe heilig is zijn naam!
Laat volk bij volk te saam'
Barmhartigheid verwachten:
Nu Hij de zaligheid,
Voor die Hem vreest, bereidt,
Door al de nageslachten.
| |
§4Des Heeren arm is sterk:
Hij deed een krachtig werk;
Die hoog zijn van gevoelen,
Heeft Hij verstrooid, verward,
Met alles, wat het hart
Dier trotschen mogt bedoelen.
| |
§5Die stout zijn op hun magt,
Heeft Hij versmaad, veracht,
Gestooten van de troonen:
Maar Hij verhoogt en hoedt
Het nederig gemoed,
Waarin zijn Geest wil woonen.
| |
§6Hij heeft, na lang geduld,
Met goederen vervuld
Der hongerige monden:
Hij zag geen rijken aan;
Maar heeft z', in hunnen waan,
Gansch ledig weggezonden.
| |
§7Zijn goedheid klom ten top:
Hij nam zijn Isrel op,
Naar 't heil, zijn' knecht beschooren,
Gelijk Hij, ons ten troost,
Aan Abram en zijn kroost,
Voor eeuwig, had gezwooren.
|
|