Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
(1774)–Anoniem Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik– Auteursrechtvrijnevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik
[Folio 9v]
| |
§1Het ruime hemelrond
Vertelt, met blijden mond,
Gods eer en heerlijkheid:
De heldre lucht en 't zwerk
Verkondigen zijn werk,
En prijzen zijn beleid.
Dus kan ons dag bij dag,
Tot roem van Gods gezag,
Zijn wonderen verhaalen:
Dus weet ons nacht bij nacht
Zijn onbegrensde magt
En wijsheid af te maalen.
| |
§2Hoe goddelijk en schoon
Luidt deze hemeltoon!
Daar is geen spraak, of oord;
Daar is geen volk bekend,
Dat, zelfs tot 's weerelds end,
Der heemlen stem niet hoort.
Hun evenredigheid
Heeft zich zoo wijd verspreid,
Hun rede klinkt zoo krachtig,
Dat z'al, wat d'aard bewoont,
Het merk eens Scheppers toont,
Zoo gunstrijk als almagtig.
| |
§3God heeft voor 't groote licht,
De zon, een tent gesticht,
Van waar z', in 't blinkend kleed,
En met een blij gelaat,
Gelijk een bruigom, gaat,
Die uit zijn slaapzaal treedt.
Z'is vrolijk, als een held,
Die in 't bestemde veld
Zijn vuur en vaart doet blijken:
Zij heeft haar' zwaai en spoor
Den ganschen hemel door:
Niets kan haar' gloed ontwijken.
PAUZE.
| |
§4Des HEEREN wet nochtans
Verspreidt volmaakter glans,
Dewijl zij 't hart bekeert:
't Is Gods getuigenis,
Dat eeuwig zeker is,
En slechten wijsheid leert.
Wat Gods bevel ons zegt,
Vertoont ons 't heiligst recht,
En kan geen kwaad gedoogen:
Zijn wil, die 't hart verheugt,
Eischt zuiverheid en deugd;
Verlicht de duister' oogen.
| |
§5Des HEEREN vrees is rein;
Zij opent een fontein
Van heil, dat nooit vergaat.
Zijn dierbre leer verspreidt
Een' straal van billijkheid,
Daar z'all' onwaarheid haat.
Z'is 't menschdom meerder waard,
Dan 't fijnste goud op aard;
Niets kan haar' glans verdooven:
Zij streeft in heilzaam zoet,
Tot streeling van 't gemoed,
Den honig ver te boven.
| |
§6Dus krijg ik van mijn' pligt,
O God! een klaar bericht.
Wat is 't vooruitzicht schoon!
Hij, die op U vertrouwt,
Uw wetten onderhoudt,
Vindt daar in grooten loon.
Maar, Heer, wie is de man,
Die, op 't naauwkeurigst, kan
Zijn dwaalingen doorgronden?
O Bron van 't hoogste goed!
Wasch, reinig mijn gemoed
Van mijn verborgen zonden.
| |
§7Weêrhoud, o Heer! uw' knecht,
Dat hij zijn hart niet hecht'
Aan dwaaze
| |
[Folio 10r]
| |
hovaardij:
Heerscht die in mij niet meer,
Dan leef ik tot uw eer,
Van groote zonden vrij.
Laat U mijn tong en mond,
En 's harten diepsten grond
Toch welbehaaglijk weezen,
O HEER, die mij verblijdt,
Mijn rots en losser zijt!
Dan heb ik niets te vreezen.
|
|