Het boek der psalmen, nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik

nevens de gezangen bij de Hervormde Kerk van Nederland in gebruik

[fol. 1r]

Het boek der psalmen.

De eerste Psalm.

§1

Welzalig hij, die in der boozen raad
Niet wandelt; noch op 't pad der zondaars staat;
Noch nederzit, daar zulken samenrotten,
Die roekeloos met God en Godsdienst spotten;
Maar 's HEEREN wet blijmoedig dag en nacht
Herdenkt, bepeinst, en ijverig betracht:

§2

Want hij zal zijn gelijk een frissche boom,
In vetten grond geplant bij eenen stroom,
Die op zijn' tijd met vruchten is belaaden,
En sierlijk pronkt met onverwelkte bladen:
Hij groeit zelfs op in ramp en tegenspoed;
Het gaat hem wel; 't gelukt hem wat hij doet.

§3

Gansch anders is 't met hem, die 't kwaad bemint,
Hij is als kaf, dat wegstuift voor den wind;
Geen zondaar zal 't gewis verderf ontkomen,
Als in 't gericht door God wordt wraak genoomen:
Hij, die van deugd en godvrucht is ontaart,
Zal niet bestaan, daar 't vroome volk vergaêrt.

§4

De HEER toch slaat der menschen wegen gaê,
En wendt alom het oog van zijn genaê
Op zulken, die, oprecht en rein van zeden,
Met vasten gang het pad der deugd betreeden;
God kent hunn' weg, die eeuwig zal bestaan,
Maar 't heilloos spoor der boozen zal vergaan.