De Bloemendaler minnezangster

De Vriendschap.

Wijze De wereld is in rep en roer.

Wie altijd kniest en altijd knort,
Die doet zich zelze veel te kort,

Past niet in onze kringen;

Maar, wie gezelligheid bemint,
In lach en scherts genoegen vindt;

Mag vrolijk met ons zingen b.

De Man, die Vriendschap mint noch kent,
Is stellig ook een nare vent,

Past niet in onze kringen.

Maar wie naar 't zoet der Vriendschap haakt
Door haar het reinst genoegen smaakt,

Mag vrolijk met ons zingen, b.

[p. 62]

 

O, Vriendschap! op dit feest der min,

 

Neemt gij ons aller harten in.

 

Gij maakt steeds wel te vreden. bis

 

Gij schenkt aan 't voor Uw kloppend hart

 

Bij zoet en zuur, bij leed en smart,

 

Een bron van zaligheden, bis.

 

 

 

Wie toch zou nu niet vrolijk zijn,

 

Bij lach en scherts en goeden wijn,

 

Wien dit geen vreugde geven. bis.

 

Komt Vrienden! 't glas ten bodem uit,

 

Heil zij den bruigom, Heil der bruid,

 

Heil zij hun 't Huw'lijksleven, bis