De Bloemendaler minnezangster(ca. 1875)–Anoniem Bloemendaler minnezangster, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Huwelijkslof Wijze. Slechts is 't dorpje waar en wis. Laat ons nu rot ,s Huw'lijkslof b. 't Zaâm eens zingen daar is stof; b. Want een paartje onzer vrinden Zullen 't eerdaags ondervinden, Wat, wat, o wat zoet, Men in de echten staat ontmoet. Men mag zeggen wat men wil, Onze Bruigom zat niet stil, Trachtte reeds een aantal jaren, Met een liefe vrouw te paren, Eindelijk schonk hem de min, Eene lieve ziels-vriendin. Nu wij zullen toch eens zien, Hoe zich deze jonge liên, Zoo een jaar lang na het trouwen, Dan als man en vrouw wel houën, Dat, dat is gewis Iets dat zeer nootzaaklijk is. [pagina 21] [p. 21] Als er dan een kleintje komt, b. Hoop ik niet dat paatje gromt, b. Wieg en vuurmand en die grappen, En nog meerder eigenschappen, Is, is, 't eerste goed, Dat men toch gebruiken moet. 't Kleintje is toch zeker zoet, Als 't naar moeder aarden moet, Alles schikt zich dan naar wenschen, Met die heele kleine menschen. En, en Vader rust, Als het is in slaap gesust, Maar moet 't wiegtouw 's nachts op bed O, dan is het and're pret: 't kleintje wil dan eens niet slapen, Zoo als meest de kleine knapen, Dan, dan, roept de vrouw: Manlief trek ook eens aan 't touw, Schoon dat gij de slaap bemint, Wieg want 't is toch ook uw kind; Hij blijft echter onbewogen; Steunt en zegt met digte oogen: Vrouwtjelief, wat ben je naar: Wieg je eigen helft dan maar. Beiden trekken un aan 't touw, b. Zaam vereend als man en vrouw, b, Ja, zoo zijn de huwlijksdagen, Zaam moet men de lasten dragen, En als man en vrouw dit doet, Is het huwlijksleven zoet. Vorige Volgende