De Bloemendaler minnezangster(ca. 1875)–Anoniem Bloemendaler minnezangster, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Huwelijkslied Wijze Wie praalt aan 't hoofd der heldenstoet? Wat was de wereld zonder vrouw, o je, Wat leed men 's winters dan een kou o je! Maar met een wijfje aan zijn zij, Stapt men door iêder jaargetij, Zoo blij zoo blij zoo blij. b. Ik meen nu niet een lastig wijf, o neen, Dat houdt van twisten en gekijf o neen. Geen vrouw die trotsch den scheptor zwaait En welker haan staâg koning kraat, O neen o neen o neen. b. Ik meen een wijfje zacht en eel o ja, Dat nimmer houdt van huiskrakeel o ja, Dat haren man genoegen geeft, En steeds met hem in vrede leeft, O ja o ja o ja. b. dames alleen. Maar dat dan manlief ook bewijs o ja, Dat hij zijn vrouwtje stelt op prijs o ja, dat hij haar niet te schaarsch bedeel, [pagina 17] [p. 17] En dat zijn huis hem nooit verveel, O ja, o ja, o ja! bis. allen. Dan is het huis een edenshof, wat vreugd, Dan geeft de man der vrouw steeds lof wat vreugd Dan zegt de vrouw zoo veel zij kan; Wat heb ik toch een lieve man. Wat vreugd, wat vreugd, wat vreugd, b, En gij, die heden door den trouw, o ja Vereenigd zijt als man en vrouw, o ja, Wij wenschen, dat uw echt u biedt, Het vijfde versje van dit lied, O ja, o ja, o ja, bis, getrouwden alleen. Wij wenschen ook aan hem of haar, o ja Die nog met stond voor 't echtaltaar, o ja Dat elk van hen die vreugd geniet, Die wij bezongen in dit lied, O ja, o ja, o ja, bis. Vorige Volgende