De Bloemendaler minnezangster(ca. 1875)–Anoniem Bloemendaler minnezangster, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] De Bloemendaler minnezangster. De Vriendschap Wijs: Wie praalt aan 't hoofd der heldenstoet? Zoo zuivre vriendschap 't hart bewoont dat 's schoon Wanneer ze in elke daad zich toont: dat 's schoon Als zij niet zorgt voor zich alleen, Niet rekent: nul ik hou er een, Dat 's schoon, dat 's schoon, dat 's schoon, b. Maar menig regt vriendschappelijk man zegt vrind En meent er toch geen jota van 't is wind, Die lieve handendrukkerij Is somtijds niet dan veinserij, Dan wind, dan wind, dan wind, b. Met menig vriend is 't niet regt pluis; au, au, 't Gaat hen als 't katje met de muis; miau, Hoe lief ze eerst met het muisje speelt, Ze vreet het op als 't haar verveelt, Miau, katsch, katsch, miau. b. 't Gaat hen gelijk den hond met 't been: woef, waf Hij snuffelt kwisplend om u heen: woef waf. Maar neemt hem eens zijn been weer al Gebrom en beet krijgt hij tot straf, Woef waf, woef waf, woef waf, b. [pagina 4] [p. 4] noch deze vriendschap is hier niet - bekend Wij schuwen wie wat pligt gebiedt: zoo schendt, bij ons leeft de oude vriendschap voort, Een handslag dat men 't klinken hoort, Een man, een woord, een woord, b. Komt vult hierop het glas met wijn, hoera, Een rougebord moet 't zegel zijn: hoera, de leus dan vrienden, die voortaan, bij ons in 't hart gegrift zal staan, Zij Amicitia, b. Vorige Volgende