Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen
(ca. 1850)–Anoniem Het bleekersmeisje, bevattende vele zedelijke, vrolijke en aangename liederen, ten dienste van alle fatsoenlijke gezelschappen– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
Volkslied.
Wien Neerlandsch bloed door d' adren vloeit,
Van vreemde smetten vrij,
Wiens hart voor Land en Koning gloeit,
Verhef den zang als wij,
Hij stelt met ons vereend van zin,
Met onbeklemde borst,
Het Godgevallig feestlied in,
Voor Vaderland en Vorst. (bis.)
De Godheid op haar hemeltroon,
Bezongen en vereerd,
Houdt gunstig ook naar onzen toon,
Het heilig oor gekeerd,
Zij geeft het eerst, na 't zalig koor,
Dat hooger snaren spant,
Het rond en hartig lied gehoor,
Voor Vorst en Vaderland. (bis.)
| |
[pagina 4]
| |
Stort uit dan, broeders eens van zin,
Dien hoog verhoorden kreet,
Hij telt bij God een deugd te min,
Die Land en Vorst vergeet,
Hij gloeit voor vriend en broeder niet,
In d' onbewogen borst,
Die koel blijft bij gebed en lied,
Voor Vaderland en Vorst. (bis.)
Ons klopt het hart, ons zwelt het bloed,
Bij 't rijzen van dien toon,
Geen ander klinkt ons vol gemoed,
Ons kloppend hart zoo schoon,
Hier smelt het eerst het duurst belang
Van alle staat en stand,
Tot één gevoel in d' eigen zang,
Voor Vorst en Vaderland. (bis).
Bescherm o God! bewaak den grond,
Waarop onz' adem gaat,
De plek, waar onze wieg op stond,
Waar eens ons graf op staat,
Wij smeeken 't van uw Vaderhand,
Met diep geroerde borst,
Behoud voor 't lieve Vaderland,
Voor Vaderland en Vorst. ( bis.)
Bescherm o God! bewaak zijn troon,
Op duurzaam recht gebouwd,
Blinke altoos in ons oog zijn kroon,
Nog meer door deugd dan goud:
Steun gij den scepter dien hij torscht,
Bestuurt hem in zijn hand,
Beziel, o God! bewaar den Vorst,
Den Vorst en 't Vaderland. (bis)
Van hier, van hier wat wenschen smeedt,
Voor één van twee alleen,
| |
[pagina 5]
| |
Voor ons gevoel in lief en leed,
Zijn Land en Koning één,
Verhoor, o God! zijn aanroep niet,
Wie ooit hen scheiden dorst,
Maar hoort het een en eigen lied,
Voor Vaderland en Vorst. (bis.)
Dring' luid dan uit ons feestgedruisch,
Die beê uw hemel in,
Bewaar den Vorst, bewaar zijn huis,
En ons - zijn huisgezin.
Doe nog ons laatst, ons jongst gezang,
Dien eigen wensch gestand,
Bewaar o God! den Koning lang,
En 't lieve Vaderland. (bis.)
|
|