De Blauwvoet. Jaargang 2
(1911)– [tijdschrift] Blauwvoet, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCyriel Buyssede groote schrijver van Het Bolleken en Het Leven van Rozeke van Dalen! En alles ging goed. De kleine oneenigheid die eerst bestond tusschen twee groepen was bijgelegd en met geestdrift en - eindelijk eens - met eendracht werd er gewerkt voor het nakende feest. Dat mocht zoo niet blijven duren. Eensgezindheid in Vlaanderen? Kalmte en rust tusschen Vlamingen? Mijn vriend, wat 'n onnoozele illusie! Zoo'n dingen bestaan toch niet in ons gebenedijd land... Thans is de ‘campagne’ volop bezig. De katholieken die eerst mededingen hebben ‘demi tour à droite’ gemaakt en hebben het strijdros bestegen.
C. Buysse, de literaire Leeuw van Vlaanderen.Ga naar voetnoot(1)
Die arme Buysse! 't Begon in Vlaamsche Arbeid: E.H.J. De Cock liet zijne wrakende stemme hooren en den hamer van zijn critische kracht neerdonderen op Buysse, verver van verderfelijke ‘schimp- en spotprentjes’, hater van zijn land en zijn volk, van moraal en van godsdienst. En 't brave Kareltje van de Oever, de dappere Corneel Deswerteruyter, volgde de kruistocht-roep van den Leuvenschen huurkoetsier en zond naar het Hollandsch blad Van onzen Tijd, zijn laatst gevonden spuwbakje, eene copij die deze van den achtbaren De Cock in ploerterij verre overtrof (en dat is moeilijk hoor!) Buysse was eenvoudig een schrijver aan wie ‘alle ethische waarde’ ontbrak. Arme Charel! Loop vlug naar Marieken Broeckx om u te troosten, want de redactie van De Boomgaard heeft u in haar laatste nummer deerlijk te pakken gehad voor die vermetele woorden. Er zijn toestanden in 't leven die verontwaardiging overbodig maken, en die een gezond mensch slechts aan 't lachen kunnen brengen; ze zijn niet waard dat men zich opwinde, dat men zijne woede uitschreie; deze toestand is zoo: een Van den Oever, het kleine klerikale ventje, rijmelaarken van ‘Godsdienstige Maenen,’ dat nooit één enkel moment van levenspassie heeft gekend, dat aan den geweldigen, den vrijen, den durvenden Buysse alle levenswaarde ontzegt! dat langs zijne beenen opkruipt en er nog niet in gelukt in zijne kuiten te nijpen! En elders is het Persijn die aan 't orakelen is en die Buysse aanklaagt. En daarna hebben Vlaamsche Arbeid en Van onzen Tijd weer opnieuw gewoed. Zelfs de dagbladpers is niet achterwege gebleven: Het Handelsblad en La Presse, die anders nog al den brui aan literatuur geven, hebben gemeend ditmaal niet te mogen zwijgen waar het gold de verheerlijking van een ketter - wat geeft het hen dat deze ketter een der grootste auteurs zij die ooit ten onzent hebben geleefd! - te dwarsboomen. Prachtig vooral het artikel van Titurel, in La Presse. Titurel is een jong Antwerpsch advocaat, Vlaamsch letterkundige en estheet, hoofdredacteur van een onzer katholieke tijdschriften, zeer welsprekend, elegant en electisch. Hij heet in 't werkelijk leven en in de boeken van den burgelijken staat: Jozef Muls. Hij is eerst lid geweest van het Buysse-comiteit, van af het eerste oogenblik dat er eene Buysse-viering werd ontworpen. En daarna heeft hij zijn ontslag van comiteitslid gegeven, nadat zijne vrienden De Cock en Van den Oever positie genomen hebben. Nu hebben we natuurlijk een dezer twee hypothesen aan te nemen: ofwel werd Mr Muls lid van het comiteit eenvoudig uit snobisme, zonder het werk van Buysse te kennen en dan haalt hij met zijn huidig ontslag een stichtelijk brevet van onwetendheid (niet voor de eerste maal, overigens) ofwel kende hij het Buyssewerk en gaf hij thans zijn ontslag slechts uit kuddegeest, gelaten en gedwee zich bukkend onder 't commando van zijne vrienden en afstand doen van alle eigen meening en allen vrijen wil. Er is gelachen, voorwaar in 't Buysse-comiteit, maar ten onrechte... Want wat gaat er met dat al van de viering geworden? Dat de heeren Van den Oever en consoorten het nuttig achten om zich te onderscheiden niet van de viering deel te maken - omdat al de literateurs er van deel maken en ze dus in den hoop zouden zijn verdwenen, terwijl nu ineens heel de aandacht op, hen de niet-vierders, is getrokken - very well.... we kunnen hun dat cabotinisme vergeven. 't Ergste, echter, is dat er veel wantrouwen in in den geest der menschen is gezaaid, achterdocht gestookt, oneenigheid geworpen, dat van de Buyssehulde weer een politiek zaakje is gemaakt dat klerikalen en niet-klerikalen tegeneen moet inwerpen dat de grootschheid van de hulde is gestoord, dat er smeerlapperijen zijn gebeurd rond Buysse en een groot deel der waardigheid en der deftigheid, der loyauteit en der zuiverheid van het betoog is verbeurd. We weten, in elk geval, wie ditmaal de rustverstoorders zijn geweest, wie de opruiers, wie de | |
[pagina 2]
| |
snobsen en cabotins. We zullen het ons op 't gepaste oogenblik herinneren... Wij gaan intusschentijd voort met het feest voor te bereiden - uit ganscher harte, met heel onze geestdrift, met heel onze oprechtheid omdat Buysse de wordende hulde verdient, omdat we in Buysse den triomf der Vlaamsche letteren vieren - en deze moeten staan boven alle politiek, buiten alle confessie-geschillen. En aan zijn schoonheid, allereerstens, ontleent het werk van Buysse zijn ethiek. Maar nu dient ook nog opgemerkt: indien de katholieken in de Buysse-viering eene politieke zaak zien, waarom dan ook de andere niet, maar in tegenovergestelden zin? We durven dus langs dien kant, vele nieuwe bijdragen verhopen. Laat nu de litterateurkeus ondereen ruzie maken en lawaaien zooveel ze willen... hoofdzaak blijft: Buysse vieren. En dat zal en dat moet gedaan, luisterrijk, grootsch, geweldig. Propaganda a.u.b. We rekenen op allen, die in hun rechtschapen geweten, nog iets voor Vlaanderen's Grootheid overhebben. Lukt deze viering niet, dan zullen we alle verwijt verdienen, en elken blaam ei we zullen zeggen dat we leven in 't ellendigst, 't bekrompenst land der aarde. Nicodemus |
|