Overzicht van Tijdschriften
rond ‘De Boomgaard's’
Huldenummer aan Karel van de Woestijne
Het lang verwachte ‘Huldenummer aan Karel van de Woestijne’ ons door het tijdschrift ‘De Boomgaard’ beloofd is eindelijk verschenen. Al wie in de kunst van den uitzonderlijken artist die Van de Woestijne is belang stelt, zal deze aflevering met aandacht inzien. Hier staat zoo wat alles in wat over Van de Woestijne kon gezegd - en in die bladzijden vinden we heel veel nieuwe gedachten, ofschoon reeds zoo machtig veel over den dichter van ‘De Gulden Schaduw’ werd geschreven De aflevering opent met een opstel van Emmanuel de Bom, die het vooral heeft over het eigenaardig, uitzonderings-karakter dat Van de Woestijne's werk ontleent aan het feit eener Vlaamsche cultuur die in 't algemeen weinig verfijnd, minder diepzinnig en enger is:
We citeeren dit portret van den Vlaming:
‘De Vlaming is doorgaans niet al te spitsvondig, niet al te veelvoudig en ondoorgrondelijk van aard. De cultuur heeft tot nog toe niet vele facetten geslepen aan den edelsteen, die zijn onbollige, 't simpele lievende geest is. Hoe trouw kijkt hij u aan met zijn ronde vleesch-oogen, de doorsneê-Vlaming, die zoo ‘gezond-zinnelijk’ is, zoo goedlachsch ook en zoo los en luchtig en dartel van aard: pas op, want gij zijt zijn boezemvriend reeds, en hij kent u nog pas.... Waarlijk, de Vlamingen, wij allen, zijn nog al eens naïeve, goedmoedige, gezellige, ook wel eens ietwat-snullige wezens. Denk maar in geen land ter wereld worden zoovele maatschappijën opgericht; en geen kunst - tenzij de oud Hollandsche in haar.... Vlaamsch-joviaal tijdperk (Hals, van der Helst...) - heeft zooveel stof gevonden in de blije verzameling van d'een mensch met d'andere bij pot en pint, bij kan en kruik: ja, wij zijn nog in 't land van ‘leben und leben lassen’ waar in Goethe's Egmont van gesproken wordt...
In de laatste jaren zijn er sporen na te wijzen van een meer ingewikkeld, dieper wortelend, fijner vertakt en tevens algemeener ingrijpend geestesleven in Vlaanderen. Naast exemplaren van ‘onvervalschte inboorlingen’ die op het nationale dogma neergehurkt zitten, ‘lijk op eén weer’ die zich in alles en voor alles afvragen ‘Ben ik wel echt Vlaamsch’? en, staande voor een schilderij of een gedicht: ‘is deze kunst wel voor ons volk’? naast dezen zijn er eenigen, die, zonder dat daartoe bewuste toeleg of opzet bij hen aanwezig was, zich om dat tamelijk vooze, uiterlijke, eenzijdige en opdringeriuge nationalism minder hebben bekreund en, in stilte, hun eigen menschelijkheid min of meer onbewaakt lieten uitgroeien, met de kalme berusting van hen die weten, dat ook de meest tegenstrijdige invloeden door 't leven kunnen verwerkt worden tot sterker en rijper eenheid...’
Achter het opstel van Em. de Bom komt de uitgebreide studie die de heeren André de Ridder en Gust van Roosbroeck aan Van de Woestijne's werk hebben gewijd. Niemand late na dit belangrijk stuk te lezen. Dit is de thesis des schrijvers: ‘Van de Woestijue is die overbeschaafde die weer geleerd heeft primitief te voelen’ en deze wordt overtuigend bewezen, met een helderheid van psychologische ontleding die we aan vele onzer critici wenschen.
‘In margine van Karel van de Woestijne's werk’ heet Fernand Toussait de reeks losse aanteekeningen die hij verzameld heeft. Er zijn er zeer belangrijke bij en 't artikel bevat ook een