Over De Nieuwe Gids-Viering.
Een brief van
Willem Kloos.
Naar aanleiding van het opstel van onzen medewerker Horace in ons vorig nummer verschenen, kwam er op ons bureel een brief voor dezen, van Willem Kloos, hoofdredacteur van ‘De Nieuwe Gids’, toe, die we hier met blijdschap opnemen:
Den Haag, 8 December 1910.
Geachte Heer,
Ofschoon ik uw naam niet ken, zeg ik u vriendelijk dank voor uw artikel in ‘De Blauwvoet’ waarin gij nm. terecht wijst op de onverschilligheid der Vlamingen voor wat er in Noord - Nederland gebeurt terwijl zij toch feitelijk het heele debiet van hun werk hier te lande zoeken moeten en ook vinden, daar hun eigen land hun zelfs geen uitgevers, laat staan, een talrijk publiek verstrekt. Wij hier in Holland voelen broederlijk voor de Vlamingen, en geven hun alle eer, die hun toekomt, maar als een Vlaamsch kritikus over de Hollandsche letterkunde schrijft, gebeurt dat gewoonlijk op een spijtige manier. Het antagonisme van 1830, toen de Vlamingen het verkozen, om door de Franschgezinden onderdrukt te worden, liever dan met de Hollanders saam te werken, schijnt hun nog altijd in het bloed te zitten, en maakt hen onverschillig voor wat hun Noordelijke stamverwanten doen. En daarom stemt een artikel, als het uwe zoo prettig, want men kan er uit zien, dat er ook Vlamingen zijn, die hun gezonde verstand gebruiken, en die dus begrijpen dat Holland en Vlaanderen bij elkaâr behooren, en dus in de toekomst eén rijk zullen moeten worden, waar Zuid - en Noord - Nederlanders, gelijk - gerechtigd, te zamen staan!
Hoogachtend
d.w.
(get.) Willem Kloos
P.S. Als bewijs voor onze goedgezindheid mag zeker wel gelden, dat de ingestelde ‘Nieuwe-Gids-prijs,’ evenzeer toekenbaar is aan Vlamingen, als aan Hollanders, wat in het ‘Gedenkboek’ staat vermeld.
* * *
Na het ontvangen van dezen blief, hebben we aan Heer Willem Kloos toelating gevraagd hem in ‘De Blauwvoet’ te drukken. Die toelating heeft de groote hollandsche dichter ons bereidwillig gegeven, mits volgende opmerking: ‘Ik stel er prijs op u mede te deelen, dat de heer Teirlinck wel een bijdrage voor onze jubileum - uitgave had ingezonden, maar dat deze tot onzen spijt, door te grooten omvang moest blijven liggen’
't Verheugt ons te vernemen dat Teirlinck ten minste niet onverschillig bleef. Dat Vermeylen niets zond begrijpen we best ook: Vermeylen heeft er nooit aan gehouden in Holland mede te werken; we kennen allen het zeer bewust nationalisme van den schrijver der Verzamelde opstellen; zijne houding, die we hier overigens niet beoordeelen is streng logisch en daardoor eerlijk.
Maar waar bleven de andere Vlamingen?