De Blauwvoet. Jaargang 1
(1910-1911)– [tijdschrift] Blauwvoet, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
gemaakt, en ook zal hier en daar in onzen kring, de inmiddels tegen haar aangebonden strijd met belangstelling zijn gevolgd. Daar de bekampers ondertusschen, dien door hem zelf uitgelokten en hoofdzakelijk door hen voortgezetten strijd onverwachts besloten hebben, meenen wij thans, zonder van voorbarigheid beschuldigd te kunnen worden, een overzicht der kwestie te mogen geven. Indien wij ons goed herinneren gaat het voornamelijk om de volgende punten: 1e haar onzijdigheid, 2e het toelaten van jongens en meisjes, 3e het al of niet nationaal karakter. Als wij wel inzien, zijn de twee beginselen van neutraliteit en co-educatie door de ontwerpers alleen aangenomen om de school meer levensvatbaarheid te verschaffen en om zooveel mogelijk te voorzien, waar de behoefte aan Nederlandsch onderwijs het grootst is. Daarom zien wij in de neutraliteit het een verkapt anti-klerikalisme, en juist daarom meenen wij dat de katholieke Vlaming niet het recht had, van de leeraars te gaan veronderstellen, dat zij terwille van Israëliet of protestant die neutraliteit gaarne zouden schenken. Het spijt ons het te moeten zeggen, doch dat was eene geheel ongemotiveerde verdachtmaking en een oneerlijk strijdmiddel. Wat de coëducatie betreft, gelooven wij veilig, te kunnen afgaan op de ervaring van Comiteit en bestuurder, die stellig geen maatregelen zullen verzuimen om de gevaren er aan verbonden te voorkomen en die tijdig genoeg eene scheiding van de geslachten zullen tot stand brengen om aan de eischen der Christelijke opvoeding te voldoen. Eindelijk gelooven wij dat wij op de eerlijkheid der bestuurders moeten vertrouwen, waar die in hun programma zeggen dat het onderwijs zal doordrongen zijn van een algemeen Nederlandschen Geest. Uit goede bron vernemen wij, dat, wat geschiedens en aardrijkskunde betreft, die van België als zijnde het eigen land b.v.b. aan die van Nederland zal voorafgaan, voorts, dat er zooveel mogelijk naar gestreeft zal worden in het onderwijs slechts die begrippen aan te brengen, welke voor Beigische leerlingen van nut kunnen zijn. Alles samengenomen, vinden wij het hoofddoel der Nederlandsche School, het stambewustzijn te versterken, te mooi, om over haar stichting niet ten volle verheugd te zijn, en in stede van haar moeilijkheden in den weg te leggen sporen wij onzerzijds de Vlaamsche ouders gaarne aan: zendt uwe kinderen er heen. De namen der onderteekenaars van het prospectus staan borg, dat de opvoeding aan die school, zal gevestigd zijn, op de algemeene Christelijke beginselen. En waar er op de school nog aan godsdienstige opvoeding moge te kort schieten, laat de ouders te huis dat aanvullen. Of rust niet op hen. in de eerste plaats de plicht, voor het zieleheil hunner kinderen zorg te dragen. Het spijt ons dubbel thans nog te moeten wijzen op de wel wat engachtige wijze, waarop, van eene zijde, waarvan men die allerminst verwachtte, het bestaan der school is bedreigd geworden. Laten wij hopen, dat de school die thans in het vriendelijk en gastvrij te huis van een der warmste voorstanders van onzen Nederlandschen stam, van Vlaanderens rechten in het bijzonder is gehuisvest, spoedig een vast verblijf moge gevonden hebben, dat haar leerlingental moge toenemen, en dat weldra de goede vruchten van een gegrond onderwijs in de moedertaal, door hare kinderen mogen worden getoond. H. Vlaming. |
|