Over ‘De Nieuwe Gids’
Het groot gedenkboek door het hollandsche tijdschrift De Nieuwe Gids - ter gelegenheid van zijn vijf en twintig jarig bestaan - uitgegeven (1885 - 1910) kwam ons dus toe... Reeds vijf en twintig jaar die heen zijn sinds De Nieuwe Gids werd gesticht en als een bom viel in de kleine, verburgerlijkte literatuur - wereld van Holland! Wat weg sedertdien afgelegd en wat al werk mettertijd verschenen! Door De Nieuwe Gids voorgeleid, onstond hier Van Nu en Straks dat, op zijn beurt, in 't brave, ordelijke Vlaanderen storm ontketende en er de letterkundige revoltie bracht waarop steunt de tegenwoordige bloei onzer vlaamsche literatuur. Laten we met dankbaarheid en met innig genot herdenken de gedichten en het proza - openend voor ons een nieuwe wereld van schoonheid - ons door De Nieuwe Gids aangebracht, en de nieuwe wegen ons door Kloos, Van Deyssel, Gorter, Verwey, Boeken, Van Looy, Erens enz. gewezen.
Maar 't is eigenlijk niet over de beteekenis van De Nieuwe Gids dat we 't hier willen hebben - maar wel over de houding der vlaamsche letterkundigen tegenover de tegenwoordige huldiging.
We bekennen dat het met verwondering is dat we in heel dit Jubileum-boek van al de Vlamingen te samen gevonden hebben: 9 portretten en 5 bijdragen.
De portretten zijn die van Stijn Streuvels, Herman Teirlinck, Gustaaf Vermeersch, André De Ridder, Jan Van Nijlen, Lodewijk Mortelmans, Felix Timmermans, Adolf Herckenrath, Frans Verschoren!
Vijf dezer schrijvers (G. Vermeersch, De Ridder, Van Nijlen. Herckenrath, Mortelmans) gaven eene bijdrage; de anderen zullen gedacht hebben dat de lezers van De Nieuwe Gids al genoeg zouden hebben aan hunne min of meer schoone en interessante beeltenissen. Adolf Herckenrath geeft een kort gedicht, Vermeersch eene kleine impressie De Duinen, Mortelmans een fragment over Peter Benoit: stukken die zeer weinig zeggen, niemand verbinden, geene verantwoordelijkheid mededragen. Slechts twee stemmen gaan er dus in heel vlaanderen op, die van Jan Van Nijlen en André de Ridder, om over De Nieuwe Gids zelf rechtstreeks iets te zeggen, en een paar woorden van waardeering en erkentelijkheid uit te spreken. Dat is heel de dank die Vlaanderen betuigt....
Vermeylen en Van de Woestijne achtten het zelf niet noodig een portretje te zenden. Streuvels en Teirlinck - die beiden anders heel regelmatig in De Nieuwe Gids medewerken - vonden ter dezer gelegenheid geen stuksken copij, om tijdig in te zenden.
Dat alles is wel vreemd. Nu stelt zich nog de vraag: is het vrijwillig dat al die Vlamingen zich hebben onthouden? of moet hunne niet-medehuldiging als een toevallig feit, zonder beteekenis, worden aanvaard? We zouden liefst dit laatste gelooven, maar hebben er oprecht moeite toe... Het zou toch weinig en aan Vermeylen èn aan Van de Woestijne èn aan Streuvels èn aan Teirlinck hebben gekost een oprecht woord van meeviering te zenden. Het niet-zenden van dit woord mag misschien zeer diplomatisch, zeer voorzichtig heeteo. Maar 't laat in elk geval dubbelzinnige veronderstellingen toe en 't werpt een valschen schijn op de houding van zekere menschen die we in onze achting heel hoog en puur wilden.
Want ofwel is de werking en de leiding van De Nieuwe Gids goed, en dan mag en moet dat worden erkend - ofwel is ze niet goed, maar dan dienden de Vlamingen ze ook niet te steunen, door aan dat tijdschrift regelmatig mede te werken,... zoolang er niet te huldigen valt.
Of zou De Nieuwe Gids soms maar goed zijn om de Vlaamsche schrijvers royaal te honoreeren en ze feitelijk 't leven mogelijk te maken? Geen enkele onzer schrijvers zou kunnen bestaan zonder de opbrengst van zijne collaboratie aan de hollandsche uitgaven; dat weten we allemaal. We hebben dus Holland noodig. Welnu, mijne heeren waarom dat niet - eenvoudig en rechtzinnig - bekend? Waarom niet mede gefeest, wanneer er moet gefeest en gehuldigd waar er gehuldigd wordt, en waar overigens, de huldiging is verdiend?
Werkelijk: de onthouding van 't meerendeel der vlaamsche schrijvers, der vlaamsche medewerkers van De Nieuwe Gids is bevreemdend, en iets of wat betreurelijk.
Dit is geene aanklacht - voor niemand...
Dit opstelletje is eenvoudig de uiting van een heel oprecht en van een heel diep gevoel van allerergste verwondering.
Horace.