De Blauwvoet. Jaargang 1
(1910-1911)– [tijdschrift] Blauwvoet, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen Schandaal!!Karel Van den Oever - Dante Gabriële Rossetti Maria Broeckx.Er worden niet alle dagen in Vlaanderen nieuwe talenten ondekt: wanneer dan zoo iets gebeurt mag er wel wat over gerept worden. Wij mogen met blijheid begroeten de nieuwe discipel der Muzen en met dankbaarheid begroeten den ontdekker der nieuwe kracht...... In onderhavig geval heeft Mijnheer Karel van den Oever eene beginnende dichteres onder het publiek gebracht, en ze is dat ‘onder het publiek brengen’ volkomen waard. Ik betreur het nu dat ik nooit onder Mijnheer Karel van den Oever's welwillende bescherming opwies tot een letterkundige: ik hadde hier anders een artikel geleverd dat mijn naam als kritikus voorgoed gemaakt had: de stof leende er zich opperbest toe. Laat ik nu, daar het toch zóó is, maar dadelijk met de feiten beginnen, die ik in chronologische orde opsommen wil (meer niet!) | |
Iste FeitIn de eerste dagen der maand Juni werden aan Mijnheer van den Oever, redacteur van het katholieke tijdschrift ‘Vlaamsche Arbeid’ verzen gestuurd ter inzage en gebeurlijk ter opname in genoemd tijdschrift. De verzen waren heel goed, meende Mr Van den Oever en het opnemen wel waard; de brief die de verzen begeleidde was heel vleiend voor den schrijver van de ‘Kempische Vertelsels’ en ‘Het drijvuldig Beeld’ en wat meer is, de brief kwam van eene jufvrouw en dat, dacht Mr Van den Oever, maakt de litteraire poging nog interessanter..... * * * Ik weet niet hoe het in de redactie van ‘Vlaamsche Arbeid’ met ingezonden kopij gaat: ik weet niet of al de redacteurs vóór het zetten de handschriften te zien krijgen: ik hoop het: Vlaamsche Arbeid is een ernstig tijdschrift, heel select en keurig voor wat bijdragen betreft..... Volgens mijn gegrond vermoeden zijn dus de verzen van mejuffer Maria Broeckx (de inzendster!) beurtelings door al de redacteurs van ‘Vl. A.’ beoordeeld en waardig gekeurd in de galerij opgehangen te worden voor het Vlaamsche letterminnende Publiek. Dus M.M. Jozef Muls, advokaat; Karel Van den Oever (?); Alfons Jeurissen, tolbeambte; Jan Hammenecker, geestelijke; Floris Prims, geestelijke; Constant Eeckels, staatsbediende; August van Cauwelaert, student; Jozef de Cock, Hoogleeraar te Leuven en redacteur van ‘Hooger leven’; Herman Baccaert, staatsbediende; kantteekenden de bijdrage allen met het gebruikelijke ‘Opnemen’ En ik denk niet dat zulks gedaan is om een andere reden dan wel om het gehalte der verzen..... | |
IIe FeitMijnheer Karel van den Oever, opgetogen in de eerste plaats om het pikante, eens een brief vol bewonderende waardeering en 'n zeker met zijn litteratuur sympathiseeren ontvangen te hebben van eene jonge juffrouw; opgetogen in de tweede plaats om de goede verzen, stuurde dan in naam van Vl. A. aan Juffrouw Marie Broeckx den volgenden brief: Antwerpen, den 15/6/10. Waarde Mejuffer, ‘Wij lazen met aandachtGa naar voetnoot* de ons toegezonden verzen en zullen twee dezer, namelijk het eerste en tweede vers in een der eerstvolgende nummers plaatsen, gij hebt volstrekt geen ongelijk u toe te leggen op het vers en is dit naar uw verzekeren een eerste letterkundige arbeid, dan is uwe poging vrijwel opmerkenswaardig en eene opname ter aanmoediging waard. ‘In uw vers vind ik hoogstens eene impressie. Ik meen dat gij wel eens bij de Engelschen ter school gaat maar meen dan Rossetti een minder goed voorbeeld dan Shelley of Keats. Rossetti is decadent op den klassiekeren aard dezer twee laatsten. Moest gij u met volharding op steviger taalstudie toeleggen, uw vers zou als impressie er oneindig bij winnen en onwaarschijnlijkheden (...bedauwen sussendmild mijn rustloosheid) tot grooter nauwkeurigheid doen omzetten. Bestudeer b.v. Vondel, Hooft en Breero eens. De vorm van uw gedicht zal daardoor stevig uitdrukkingsvol worden, de plasticiteit zal grooter zijn en gij zult de waarschijnlijke werkelijkheid rechter en juister in de oog houden. Gij hebt ook eene voorliefde tot onbepaaldheden, waar gij het bepalend lidwoord voor het naamwoord weglaat. Dit is naar mijn inziens (sic) eene groote fout aan werkelijkheidszin die men in het werk van Constant Eeckels en Karel Van de Woestijne terugvindt en aan hunne gedichten eene algemeene vaagheid geeft buiten alle stipte concretie. In uw derde gedicht zijn verscheidene rythmiekfouten en fouten van visie. ‘De kalme klaarte van den avondtijd’ is de mooiste regel, maar waarom dit levenspessimisme? Dit schijnt me te kunstmatig en zeker voor u zelve niet aanmoedigend. Beproef eens toch het leven naar een gezonder werkelijkheid in te zien..... ‘Aanvaard, mejuffer, mijne oprechte groeten.’ (get.) Karel van den Oever. Het is niet noodig, dunkt me ‘commentaires’ aan dit epistel toe te voegen: het is in zichzelve wijdloopig genoeg en klaar, zóó klaar zelfs dat het heel niet ‘Van den Oeversch’ meer is. | |
IIIe FeitDat nu Mejuffer Maria Broeckx, die wel eens (dat blijkt hierna!) bij Dante Gabriële Rossetti te leer gaat, van persoonlijk zelfgenoegen doordrongen, haren Vrienden en Vriendinnen zoo spoedig mogelijk haar ‘vuurdoop in letteren’ meedeelde hoeft niet gezegd. Zoohaast Vl. Arb. verscheen was ieder en dan nog wat menschen dadelijk op de hoogte van het ‘Succès’. En zoo ook kwamen mij de producten der jufvrouw onder de oogen. Heel goedgunstig gestemd en ietwat beschroomd (ik ben een leek in letteren) begon ik te lezen. Wat mij het eerste trof was het motto boven het eerste vers: zoo 'n schuinigheid, zoo 'n smeerlapperij (laat mij zóó zeggen!) kon Rossetti nooit geschreven hebben. | |
[pagina 22]
| |
Ik durf het hier niet vertalen, uit vrees mijne lezers te ergeren en mijzelven aan vervolging (wet Woeste!) bloot te stellen..... En ik begrijp niet hoe de heeren redacteurs van ‘Vl. Arbeid’ die immer en altijd dweepen met de pre-raphaëlieten, met Burne Jones en Rossetti zoo iets hebben opgenomen, of kent mischien geen enkele dier heeren Engelsch? Dat komt me onbegrijpelijk voor! Immers waar het pas geeft wordt er geschermd in Vl. Arbeid voor de Engelsche meesters, die de ‘Vl. Arbeiders’ niet schijnen te kennen dan zeker door ergens 'n kreupele vertaling. En dat is een bedenkelijk verschijnsel in onze litteratuur: individuën die zich in zoo 'n kleedje van waanwijsheid hullen en dan pontificaal grootdoen om de nuchteren te verbluffen! * * * Dat geen enkele der opstellers van ‘Vl. Arbeid’ Engelsch kent wil ik hun nog vergeven (ze kennen misschien Poolsch?), maar dan deden ze niet slecht de bijdragen die voor het tijdschrift inkomen en voorzien zijn van mottos in vreemde talen, vóóraf eens te onderwerpen aan een gezworen vertaler.... Dat zou hen beletten aanleiding te geven tot schandaal en ergernis. Jezus heeft ergens gezegd, zoo 'k het goed vóór heb, dat de ergernisgevers met een molensteen aan den hals zullen in de zee geworpen worden. Dus kunnen zich voornoemde redactieleden daaraan verwachten eerstdaags met zoo 'n ‘bibelot’ op de borst in den grooten plas te verdwijnen.... ‘au grand dam’ der vlaamsche litteratuur. * * * Wat mij in de tweede plaats met ‘astonishment’ sloeg in het eerste vers van Maria Broeckx, was die verbazende gelijkenis met verzen die ik nog ergens moest gelezen hebben..... Ik deed mijn geheugen geweld aan, sloeg wat verzenboeken open, raadpleegde een ‘litterator’ en de slotsom was: 't Waren verzen van W.G. Van Nouhuys....... en die doodeenvoudig omgekeerd waren! Dat ik nu met wantrouwen het tweede vers aanpakte, hoeft niet gezegd. En ik vond hetzelfde: 't is te zeggen het vers was van Marie Metz-Koning en eveneens was daar de volgorde der verzen geïnterverteerd. Wat bewijst dat nu? Dat geen enkele der redacteuren van Vl. arbeid de Nederlandsche Letterkunde kent, geen enkele, zelfs ziet de zeer Eerwaarde Heer Jozef De Cock, Hoogleeraar en Kritikus. Wat bewijst dat nog? Dat morgen gelijk welke ploert vrij kan plagiëeren en mits geringe wijziging, zijn afschrift kan in de letterwereld brengen, aangemoedigd en gesteund door Vlaamsche Arbeid. En dat is een Schandaal, dat ieder rechtgeaard en weldenkend mensch afkeuren moeten tegenwerken. * * * Hier volgen nu tot staving van wat voorafgaat de verzen in kwestie: | |
I
| |
Avond.Wind-rilling brengt van den zonnedood
triestige mare;
hoog treuren de wolken: trage schare,
droef schreiens-rood
Veldbloemen wuiven, als wierookvaten,
nacht - wijdings geur
In stille landen, doodsch van kleur
en licht - verlaten.
Diep - donkre waatren ontrijst een grijze
verneveling;
uit oever - riet van eenzaam gezing
vreemd - haaprende wijze......
Wegduikend in treurnis wijkt zoo ver
't rouw - dragend Oosten;
't bleek Westen heft - subliem vertroosten! -
een blanke ster.
W.G. Van Nouhuys.
| |
II
| |
Witte NachtVerzen van Marie Metz-Koning De nacht..... de gansch-doorgonsde
De stil-besneeuwde nacht.....
De nacht..... de blank-bedonsde
De witte winternacht.
Weg wisschen wei en wegen,
En waters wisschen weg
De takken houden tegen
En tegen houdt de heg.
De hekken en de huizen.
De heinings, star en zwart,
Staan stil in 't stage suizen
In 't wit gewar verward,
De nacht..... de gansch, doorgonsde
De stil-besneeuwde nacht.....
De nacht..... de blank-bedonsde
De witte winternacht.
Marie Metz-Koning.
| |
Besluit.Wat moet ik daar nu nog aan toevoegen? Niets of heel weinig. Deze zaak is al zoo erg als de Jehan-Rictus-historie in Vlaamsche(n) Arbeid, en ik twijfel niet of de ‘Gazet van Antwerpen, die het heel goed meent met de katholieke Vlaamsche Letterkunde, zal ons trouw ter zijde staan om ‘Vl. Arbeid’ terug op den goeden weg te brengen, zooals destijds met hoogergenoemde Rictus-geschiedenis.
Sherlock Holmes P.S. Mijn vriend Watson geeft aan ‘Vl. Arbeid’ den raad elk jaar een ‘geestigen’ almanak uit te geven, die, zegt hij, zonder twijfel meer succes hebben zal, dan alle Tybaert de Kater(s), Uilenspiegel(s), Lamme Goedzak(s), Lange Wapper(s), Blinde Kobe(s), Zotten Rik(s), en Manneke Pis'! |