De Blauwvoet. Jaargang 1
(1910-1911)– [tijdschrift] Blauwvoet, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdFanny's Sonnet.- 'n Heel mooi ‘lever de rideau’. Ware, aan 't publiek bevallende, volgehouden karakters, heel bevallige zelf zooals dit van Fanny: 't vrije openhartige, iets of wat jongensachtige dat haar zoó lief staat, maar met 'n heel klein vlekje, namelijk dichteresse te willen wezen, 'n vlekje dat haar fout niet is zoo ge wilt, maar 't logiek gevolg van haar opvoeding: 't verblijf in 'n pensionnaat waar ze zoó veel, zoó heel veel stel- en dichtoefeningen heeft moeten schrijven. Dan eveneens heel sympathiek 't persoontje van Paul, ‘Mr. de ingenieur van Bruggen en Wegen bij de gratie en hooge gunst van al de beroemde professoren onzer technische faculteit’ dat aan den Heer Sabbe de gelegenheid geeft 't hoogtepunt van zijn spel te bereiken met die poëtische ongekunstelde maar vol aandoening-trillende en doenroerende blz. waarin Paul zijn in drie strofen verdeeld liefdelied uitzegt. Het 7de tooneel is bepaald heel knap. Ook de met het roekedekoeënde paartje scherpcontrast-makende persoon van de prozaïsche, oude maar eeuwig jonge-dochter, de tante van Fanny, is zeker niet min gelukt en haar diepe haat van oude vrijster tegenover haar gebuur, doet haar deelgenoot worden van 't zoo kunstig aangebrachte gezondcomisch figuurtje der meid. Over 't geheel ligt 'n waas van ware levensvreugd die zelfs niet verdonkerd wordt door de knorrige, de verzenmakerij ongenegen tante, maar eventjes aangetikt door 't breken van 'n lans om 't idioote opvoedingsstelsel der kostscholen, waar men of wel verfranschte ‘demoiselles’ of wel dichteressen wil scheppen, te keer te gaan. Overigens geschreven in 'n niet bombastische maar dan toch meer dan 'n alledaagsche stijl, beveel ik het aan alle ernstige tooneelvereenigingen aan, die over 'n paar degelike vrouwenkrachten kunnen beschikken: de bijval is op voorhand verzekerd. J.P.K. |
|