grote kritische studie over MacDiarmids werk uit 1964. Blijkbaar schonk hij hem ook dit boek. MacDiarmid zelf gaf Glens opdracht door: ‘Transferred as in her due to Valda. Where would I - Scots poetry - have been without her. With all my love, Hugh MacDiarmid.’
Het boek werd in Brownsbank aangetroffen, en men oordeelde blijkbaar dat het hier het meest op zijn plaats was, als souvenir van een even intense als soms merkwaardige relatie. Valda Grieve zelf was een echte ‘persoonlijkheid’, maar cijferde zich weg ten behoeve van MacDiarmid. Op Whalsay was ze de motor van het gezin, en in literaire en persoonlijke conflicten koos ze unverfroren de zijde van haar man. Haar eigen leven en welzijn waren naadloos met het zijne verbonden. Dat is zichtbaar in haar (in 2007 integraal gepubliceerde) brieven die ze hem bij zijn of haar afwezigheid schreef: die ‘klonken’ anders na de verhuizing naar Brownsbank. De zekerheid van een eigen huis en een vast inkomen na jaren van onzekerheid en sappelen verleenden er een lichtere, zelfverzekerder toon aan.
In de andere kamer, de zitkamer, hangt een portret van haar, waarop ze is afgebeeld als een echte diva. Linda noemt deze kamer dan ook ‘Valda's room’. Het echtpaar sliep apart - hij in een klein ijzeren vouwbed dat er nog steeds staat, en zij dus in deze kamer.
Hun huwelijk gold hoe dan ook als ongewoon. Linda sprak eens een buschauffeur die beiden regelmatig in zijn voertuig had. Hij reageerde hoogst verbaasd toen ze het met hem over ‘het echtpaar Grieve’ wilde hebben: ‘Waren ze getróúwd dan?’ MacDiarmid bleek namelijk altijd helemaal achter in de bus te zitten en Valda voorin. Daar was een onschuldige verklaring voor: ze kon niet tegen de rook van zijn pijp. Toch is de anekdote exemplarisch voor het excentrieke karakter van hun omgangsvormen. Steeds weer valt te lezen dat Valda's geest nog immer in haar kamer zou rondwaren. Ze zou het niet hebben begrepen op vrouwen in Brownsbank, bang dat die haar man zouden inpalmen.
Valda was in Biggar meer gezien dan MacDiarmid, letterlijk en figuurlijk: zij deed de boodschappen in het stadje en werkte er enige tijd in een van de pubs; hij liet zich er niet zo vaak opmerken. Toch eert het kunstminnende Biggar zijn beroemdste ingezetene tegenwoordig. Er is een MacDiarmid Court, en aan de muur van een nieuw gebouw hangt een plaquette met een sculptuur van MacDiarmids gezicht en zijn dichtregel ‘Let the lesson be to be yersels / And to mak that worth bein.’ Jaarlijks vindt hier een festival plaats met onder meer poëzielezingen in Brownsbank Cottage, hoewel dat er eigenlijk veel te klein voor is. Voor samenkomsten wordt ook wel verkast naar het ‘schrijfhuis’, een houten bouwsel dat in zijn laatste levensjaar voor MacDiarmid in de tuin werd neergezet en waar hij zelf nooit iets mee ophad.
Ernaast staat een lijsterbes, in opdracht van de Biggar Museum Trust geplant op 8 mei 1993 ‘om de heropening van Brownsbank Cottage als schrijvershuis te memoreren’. Tijdens de open dag in september lezen dichters hier voor onder zijn bladerdak. De boom werd geplant door MacDiarmids opvolger als éminence grise van de Schotse poëzie, de nog immer actieve Edwin Morgan. De boom bloeit elk jaar.