[Biografie Bulletin, voorjaar 2009]
Woord vooraf
In de afgelopen dertig jaar, schrijven Craig Howes en Miriam Fuchs in het in 2008 verschenen Teaching Life Writing Texts, heeft het biografisch genre een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Tegenwoordig gaat het niet langer om het vastleggen van de levens van prominente individuen als schrijvers en politici, maar om het verzamelen en analyseren van memoires, dagboeken, brieven en blogs - alles kortom, wat met vertelde levens te maken heeft: ‘De huidige spanningen tussen canonieke en tot nu toe verwaarloosde life writing teksten, tussen beroemdheden en de tot nu toe stemlozen, hebben het bestuderen van biografieën en autobiografieën tot een genuanceerder en gevarieerdere activiteit gemaakt.’
Howes en Fuchs, beiden verbonden aan het Center for Biographical Research van de Universiteit van Hawai'i in Honolulu en beiden redacteur van het internationale tijdschrift Biography, beschouwen de traditionele biografie als een relikwie van de negentiende eeuw; een overblijfsel uit pre-postmoderne en pre-narratieve dagen, dat niet langer voldoet aan de interesses en plichten van de moderne onderzoeker.
Het is duidelijk dat wij op biografiegebied achterlopen op de ontwikkelingen in de Angelsaksische landen. In Nederland wordt juist geconstateerd dat er nog te weinig levensbeschrijvingen van beroemdheden zijn verschenen. Levensverhalen van en over onbekende Nederlanders verwijzen we naar de sociologie of naar de culturele geschiedschrijving. Met biografieën, zeggen we, hebben die niets te maken.
Maar klopt dat? Hebben we werkelijk een achterstand wat betreft levensbeschrijvingen van beroemdheden? Lopen we niet gewoon achter bij de internationale ontwikkelingen op het gebied van de biografie en de autobiografie? En zijn we, zoals Maaike Meijer in dit nummer zegt, niet gewoon bang onze oude, vertrouwde verhalen met hun traditionele indelingen van ruimte en tijd te verliezen? Is deze angst niet de gebruikelijke schrikreactie van mensen die met een nieuw paradigma worden geconfronteerd?
Als Meijer gelijk heeft, staan we in biografenland aan het begin van een revolutie. Om deze voorbereid en wel tegemoet te kunnen treden geeft dit Bulletin een indruk van de mogelijkheden die het bestuderen van teksten op het gebied van life writing biedt. Naast interviews met Craig Howes en Maaike Meijer zijn in dit nummer artikelen opgenomen over de belevenissen van een Duitse in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog; over dagboeken van ooggetuigen van de Eerste Wereldoorlog, de familiefilmpjes van een joods gezin tijdens de Duitse bezetting, de lotgevallen van Afrikaanse slaven in Nederland, een dagboek van twee schoolmeisjes, autobiografische stripverhalen, blogs van Noord-Amerikaanse soldaten en het schrijven over de dood van een vader. Daarnaast bevat dit nummer een essay van Piet Gerbrandy over de biografie in de Oudheid, een artikel van Helen Metzelaar, en als vanouds de rubrieken Biopic, Schrijvershuizen en Dagboek van een biograaf. In de rubriek Wie en wat vertelt Arjen Fortuin over het schrijven van een biografie van Geert van Oorschot.
De redactie