| |
| |
| |
Schrijvershuizen
Het geboortehuis van Belle van Zuylen
Monica Soeting
Op een warme julidag leidt een gids drie bezoekers rond door Slot Zuylen in Oud-Zuylen bij Utrecht. In de kamer die ooit aan de schrijfster Belle van Zuylen (1740-1805) hoorde, laat hij zijn gidsentoon varen en neemt hij zijn gewone stem aan. Met stijgende verontwaardiging vertelt hij over de merkwaardige vrouw die hier ooit gewoond heeft. Eerst werd ze verliefd op een veel oudere man, en later op zijn veel jongere neef. Dat was al raar genoeg. Maar gekker was dat ze niet eens een echte relatie had met die mannen. Ze schreef alleen maar brieven en deed niet eens moeite om die eerste man in het echt te ontmoeten. Als de twee vrouwelijke bezoekers zeggen dat best te begrijpen, vooral dat van die oudere man en die jongere, wendt hij zich van hen af en prikt met zijn vinger in de borstkas van een magere Belg: ‘Dat is toch belachelijk, meneer, dat is toch geen verliefdheid?’ De Belg doet geschrokken een stapje achteruit. ‘En wie was ze nou helemaal’, roept de gids. ‘Ze schreef een toneelstuk, maar dat is nooit opgevoerd. En ze componeerde muziek, maar die is ook niet veel waard.’
Hij laat de bezoekers de kamer zien waar Belle van Zuylen haar brieven schreef Ook daar steekt hij zijn minachting niet onder stoelen of banken. ‘Het zijn niet echt haar meubels, hoor. Ze hebben dat kamertje zomaar wat ingericht alsof het echt zo was, dat is natuurlijk leuker dan niets.’ Hij wijst op een bad. ‘Ze kreeg te horen dat ze koude baden nemen moest. Ze had nogal last van zenuwen.’
Verder gaat het. Naar een kamer met muurschilderingen van kreupele cupido's in merkwaardig felle kleuren die, zoals de gids eerlijk toegeeft, door een zondagsschilder gerestaureerd zijn; naar een slaapkamer die dankzij allerlei merkwaardige voorwerpen meer wegheeft van een rariteitenkabinet, en een eetkamer vol meubels uit verschillende eeuwen. Alleen de salon lijkt ingericht te zijn volgens de mode van de achttiende eeuw.
Ondanks zijn verontwaardiging over de fratsen van Belle van Zuylen is de gids vriendelijk; hij doet zijn best het de bezoekers naar hun zin te maken. Maar van het belang van leven en werk van Belle van Zuylen heeft hij geen kaas gegeten. Hij is een amateur.
| |
| |
Slot Zuylen
| |
Droogboeketten
Soms lijkt het wel alsof we in Nederland allemaal amateurs zijn. Liefhebbend, maar incompetent. En vooral bescheiden. Huizen van overleden Nederlandse auteurs openstellen? Leuk idee, maar het mag natuurlijk niet te veel kosten. Want wat heb je eraan om een huis in oude staat te herstellen, zodat drommen bezoekers zich aan het bed van een lang gestorven dichteres kunnen vergapen. Het heeft allemaal geen nut, nietwaar.
Daarom vullen we het huis van Betje Wolff met verzamelingen oude hoofddeksels en paraplu's, en waar het kan met droogboeketten. Alleen de zolderkamer brengen we terug in de staat waarin die zich waarschijnlijk bevond toen Wolff hem als studeerkamer gebruikte. En daarom protesteren we niet als de gemeente Amsterdam de huur van het Multatuli-geboortehuis aan het gelijknamige museum wil vertienvoudigen, waardoor het bestaan van het museum bedreigd wordt. Daarom ook proppen we de kamers van Slot Zuylen vol met meubels die allemaal uit verschillende tijdperken stammen en gooien we er hier en daar nog wat vreemde voorwerpen tegenaan; we plaatsen een negentiende-eeuws harmonium naast hevig naar restauratie verlangende achttiende-eeuwse eetstoelen en voegen daar nog een gotisch aandoend buffet aan toe. Alle voorwerpen zijn uit het bezit van de familie die eeuwenlang in het slot woonde, dus wat maakt het uit dat ze met elkaar vloeken? Voor Belle van Zuylen, die wonderlijke schrijfster, die zich trou- | |
| |
wens nooit Nederlands voelde en liever met buitenlandse heren verkeerde, knappen we een kamertje op met behang uit Het Loo, omdat dat ook oud is; we leggen er een ganzenveer neer en wat papier en klaar is Kees. Om nog wat extra geld te verdienen, restaureren we een zaal en verhuren die voor trouwpartijen.
Weinig Nederlanders vinden het belangrijk op een verantwoorde manier schrijvershuizen in hun glorie te herstellen en te onderhouden. Een ander probleem is dat al die huizen in handen zijn van stichtingen die te weinig geld hebben, of denken dat ze geen hulp nodig hebben van geschoolde architecten, kunsthistorici en literatoren.
In Nederland zou een stichting moeten bestaan zoals de National Trust in Engeland. Die stichting - een landelijke instelling - koopt huizen op en restaureert ze aan de hand van ooggetuigenverslagen, dagboeken, schilderijen en foto's. Ze laat dat door experts doen, die voor een groot deel in dienst van de Trust zelf zijn. Daarna zet ze de huizen vol met personeel, weliswaar ook voor een deel amateurs, maar geschoolde amateurs. De moeite die de Trust doet om huizen, ook die van schrijvers, van de ondergang te redden is fenomenaal, net als de financiële steun van de staat en van particulieren. De vraag naar het nut van het onderhouden van huizen van Virginia Woolf, Rudyard Kipling, Henri James en Vita Sackville-West komt niet eens aan de orde. Het is sowieso absurd om altijd naar redenen te verlangen: redenen zijn altijd rationaliseringen achteraf. De schrijvershuizen in Nederland verdienen het net zo goed als die in Engeland om op de juiste wijze gerestaureerd, ingericht en opengesteld te worden.
| |
Microkosmos
Mocht er een stichting als de National Trust komen, die alle kleine stichtingen vervangt, dan moet Slot Zuylen als eerste aangepakt worden. De kamers van het slot laten we inrichten zoals ze in de achttiende eeuw waren. Het harmonium en het buffet verdwijnen naar het Rijksmuseum, naar de afdeling ‘de lelijke tijd’. Het slot wordt een hommage aan Belle van Zuylen, niet aan de familie van Tuyll van Serooskerken. De droogboeketten verdwijnen.
Zoals het interieur van het slot er op het ogenblik uitziet, is het een belediging aan het adres van haar beroemde oud-bewoner. Belle van Zuylen, officieel Isabella van Tuyll van Serooskerken, werd op 20 oktober 1740 op slot Zuylen geboren. In hun schitterende biografie van Belle van Zuylen beschrijven Pierre H. en Simone Dubois hoe zij opgroeide, omringd door strenge, stijve maar zorgzame ouders en een liefhebbende Zwitserse gouvernante, die haar vloeiend Frans leerde spreken en waarschijnlijk ook haar smaak en stijl vormde. Het weinige dat we over haar jeugd weten, weten we uit haar brieven. Dat geldt niet alleen voor haar jeugd, maar voor haar hele leven. Sterker nog, het schrijven van brieven moet voor Van Zuylen lange tijd bijna werkelijker geweest zijn dan haar dagelijkse ervaringen. Toen zij als twintigjarige de achttien jaar oudere, getrouwde Zwitserse kolonel David-Louis de Constant de Rebecque, genaamd Constant d'Hermenches, tijdens een bal in Den Haag aansprak, was dat het begin van een jarenlange correspondentie, waarin zij openhartiger en spontaner kon zijn dan in de dagelijkse omgang met familie en vrienden. Als dochter van de Heer van Zuylen was het haar
| |
| |
niet gegeven geheime ontmoetingen met d'Hermenches te arrangeren, en na het lezen van hun briefwisseling krijg je het idee dat zij na verloop van tijd bijna bang werd hem in het echt te ontmoeten. In brieven is het nu eenmaal makkelijker de wereld naar je hand te zetten en je stemmingen en associaties de vrije loop te laten dan in de dagelijkse omgang. Ontmoetingen waarbij allerlei regels en omgangsvormen in acht genomen worden, kunnen dan alleen maar tegenvallen.
Belle van Zuylen, door Maurice-Quentin de La Tour, 1766
Van Zuylens kamer op het slot moet een microkosmos van emoties, verrukking, droefheid, studie en creativiteit geweest zijn, een materialisering van haar gedachten en verlangens, die ze onmogelijk kon ruilen voor een conventioneel leven in een conventionele relatie. Toen James Boswell, de biograaf van Samuel Johnson, een tijd in Utrecht studeerde, leek Van Zuylen hem een geschikte huwelijkskandidaat. Hij vergiste zich. ‘Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid’, antwoordde ze hem.
Toen ze in 1764 een huwelijk met een vriend van d'Hermenches overwoog, stelde ze zich voor dat ze een verstandshuwelijk zou kunnen sluiten. Zij en haar toekomstige man zouden elkaar steunen, maar verder zouden ze elkaar met rust laten. Als zij haar eigen kamer zou hebben, zou ze hem niet lastig hoeven vallen. ‘Als ik mijn gang maar kan gaan’, schreef ze, ‘de lessen volgen die ik wil, lezen en schrijven zoals ik het nu doe, met nog een beetje méér vrijheid, dan ben ik allang tevreden’.
Het ging haar om meer dan tevredenheid. Haar eigen gang gaan, haar eigen kamer bezitten en daar haar ‘moments of being’ beleven, zoals Virginia Woolf de intense ervaring noemde die door lezen en schrijven opgewekt wordt, was een eerste levensbehoefte geworden. In haar kamer las ze moderne filosofische werken; daar schreef ze toneelstukken en oefende zich in het componeren van muziekstukken. Buiten haar kamer was ze de brave dochter, de kwetsbare zuster, de vrolijke schoonzuster en het loyale nichtje. Tussen haar boeken en papieren was ze alleen maar zichzelf Een eigen kamer was een levensbehoefte geworden, schreef ze aan d'Hermenches:
Voor geen troon zou ik afstand doen van wat mij in mijn kamer bezighoudt. Als ik niet meer zou kunnen studeren, zou ik mij tussen al dat vermaak en die grandeur doodvervelen. Als je bedenkt dat ik die behoefte heb doorgezet tegen alle vooroordelen in, tegen ettelijke pogingen om mij belachelijk te maken, tegen het voorbeeld in van sloomheid en stompzinnigheid van
| |
| |
meer dan driekwart van mijn landgenoten, en ondanks de deprimerende sfeer van dit land, dan moet je toegeven dat die keuze wel degelijk deel uitmaakt van mijn wezen!
Na de dood van haar moeder werd het Van Zuylen steeds moeilijker gemaakt zich op haar kamer in het slot terug te trekken. Haar broers eisten dat ze zich om hun eten en drinken bekommerde, en haar vader had steeds meer aandacht nodig. Een huwelijk met d'Hermenches wilde ze niet aangaan, zelfs niet nadat hij gescheiden was. Hun relatie had alleen in brieven kunnen bestaan. Nu ze op slot Zuylen niet langer leven kon zoals zij dat wilde, besloot ze te trouwen met Charles-Emmanuel de Charrière, de Zwitserse huisleraar van haar broers, een kalme, bescheiden, maar ook flegmatische en koele edelman. Ze verhuisde met hem naar zijn huis in de buurt van Neuchâtel, in het gelijknamige Zwitserse kanton. Ze deelden het met de Charrières bejaarde vader en zijn twee zusters.
Waarschijnlijk had Van Zuylen zich een rustig leven met haar man voorgesteld, een leven waarin literatuur en wetenschap centraal zouden staan; een perfecte verstandelijke verhouding. Rustig werd haar leven in Neuchâtel, maar anders dan ze zich had voorgesteld. Ze werd geacht in de huishouding mee te helpen, wat ze braaf deed. Tot ontzetting van d'Hermenches, die ze van haar nieuwe leven in brieven op de hoogte stelde, stond ze 's zomers buiten de was te doen. Van uitgaan en ontmoetingen met geestverwanten leek geen sprake meer te zijn. Toch houdt het verhaal hier niet op. De verhouding tussen Van Zuylen en haar man heeft misschien nooit diepgang gekregen, maar Van Zuylen, of beter, Isabelle de Charrière, heeft zich ook in Neuchâtel verder ontwikkeld. Ze bezocht salons en onderhield zich met geestverwanten. Bekende denkers als Denis Diderot correspondeerden met haar en ze verdiepte zich in het werk van Voltaire en Jean-Jacques Rousseau. Ze schreef romans en toneelstukken en pamfletten. Haar latere werk is misschien minder emotioneel en meer politiek dan dat wat ze in Nederland schreef; haar emoties waren echter allerminst verdwenen. In 1786 ontmoette ze in Parijs Benjamin Constant, een neef van Constant d'Hermenches, die de opvolger van zijn oom zou worden. In een verslag dat Benjamin Constant van hun eerste ontmoeting maakte, roemt hij haar intelligentie en scherpzinnigheid: ‘Dagen en nachten brachten wij pratend door, ze was heel streng in haar oordeel over iedereen die zij zag. [...] Madame de Charrière bekeek het leven op een zo oorspronkelijke en levendige manier, ze had zoveel minachting voor vooroordelen, haar manier van denken was zo sterk en in haar superioriteit over de gemiddelde mensen was zij zo fel en laatdunkend dat praten met haar een ongekend genot voor mij was. Ik gaf er mij hartstochtelijk aan over.’
Constant en de Charrière voerden een intense briefwisseling. De Charrières passie bleek niet afhankelijk van haar kamer in Slot Zuylen te zijn. Dat betekent niet dat we haar toevluchtsoord daar en alle kamers eromheen tot een stoffig rommelhol mogen degraderen. Laten we het dan liever naar het Openluchtmuseum in Arnhem overbrengen, het enige museum in Nederland waar moeite gedaan wordt historische huizen in stand te houden. Geen wonder
| |
| |
dat het Europees Museum van het jaar geworden is. Belle van Zuylen zou zich over dit opstoten in de vaart der volkeren verheugd hebben.
Museum Slot Zuylen
Toernooiveld 1
3611 AS Oud-Zuylen
tel. 030 - 2440255
Openingstijden:
15 mei - 15 september: di. t/m do, 11.00 tot 16.00 uur; za. 14.00 tot 16.00 uur; zo. 13.00 tot 16.00 uur
15 maart - 15 mei & 15 september - 15 november; alleen geopend in het weekeinde
15 november - 15 maart: gesloten. Groepen op afspraak
| |
Literatuur
Simone Dubois (red.), Rebels en beminnelijk. Brieven van Belle van Zuylen (Amsterdam, De Arbeiderspers 1971) |
Pierre H. en Simone Dubois, Zonder vaandel. Belle van Zuylen, 1740-1805. Een biografie (Amsterdam, G.A. Van Oorschot 1993) |
Belle van Zuylen, Een keuze uit haar werk (Amsterdam, G.A. van Oorschot 1979) |
|
|