[Biografie Bulletin, zomer 2005]
Woord vooraf
Deze aflevering van het Biografie Bulletin is bijna in haar geheel gewijd aan de Tweede Wereldoorlog. De redactie heeft drie auteurs bereid gevonden hun licht te laten schijnen op een aantal cruciale aspecten van de geschiedschrijving en van de biografie in het bijzonder. In hun essays staat het thema centraal dat deze oorlog onderscheidt van alle andere oorlogen, inclusief de Eerste Wereldoorlog: de jodenvervolging. De eerste twee beschouwingen gaan niet over levensbeschrijvingen in strikte zin, maar des te meer over de pijlers van het biografisch onderzoek: ooggetuigenverslagen, memoires en andere egodocumenten. De Utrechtse hoogleraar Politieke Geschiedenis Ido de Haan wijst in zijn bijdrage op een ongemakkelijk punt in de getuigenis van overlevenden van de jodenvervolging. Terwijl de overlevenden zich verplicht voelen hun verhaal te vertellen, zijn er tegelijkertijd redenen om te twijfelen aan de historische accuratesse van wat zij te vertellen hebben. In zijn essay gaat De Haan in op de spanning tussen de plicht de waarheid te openbaren en de onmogelijkheid om als getuige de gehele waarheid te vertellen. De getuigenissen van overlevenden doen een zwaar moreel appel op de lezer, maar de historische waarde ervan is niet altijd evenredig groot.
De drang om te getuigen, om verschrikkelijke ervaringen kenbaar te maken aan de buitenwereld, speelt een prominente rol in de getuigenissen die de schrijver Jacq Vogelaar beschrijft: de ‘flessenpost’. Met deze term bedoelt Vogelaar de meest directe berichten die over de vernietigingskampen zijn overgeleverd. Het zijn de verslagen, brieven, kronieken en verhalen van zogeheten Sonderkommandos: mensen die werden gedwongen tot werkzaamheden in en rond de gaskamers en crematoria. Zij wisten dat zij zelf evenmin zouden overleven, en hoopten dat hun getuigenissen de buitenwereld zouden bereiken. Hun berichten schreven ze zorgvuldig en doordacht, om ze vervolgens in een fles of blik te begraven onder de as van hun lotgenoten. Hoe gruwelijk ook, uit de berichten van deze Sonderkommandos blijkt dat zij zich zeer bewust waren van de historische waarde van hun getuigenissen. Zelf konden zij alleen nog hopen ‘dat mijn helse dagen, de uitzichtloze dag van morgen een doel in de toekomst krijgen’.
Het derde essay, van historica en politicologe Geraldien von Frijtag, gaat over het bio-