Sportkatern
Het beeld dat Varekamp en Peet van de prins geven is niet verheffend. Volgens hen omringden hij en Aschwin zich met bruinhemden, waardoor ze zich beiden - en niet alleen Aschwin, die volgens Bernhard later een overtuigde nazi was - geheel vrijwillig zo'n uniform lieten aanmeten. Op een van de plaatjes verloopt dit als volgt: ‘Zijn de mouwen lang genoeg?’, vraagt de (joodse) verkoper, en Bernhard, zijn rechterarm gestrekt als in de Hitlergroet: ‘Zit als gegoten!’
Zeker is dat de uniformen van prins Bernhard niet alleen in dit stripboek een Leitmotiv zijn. Het is interessant om het meteen na zijn dood verschenen Bernhard 1911-2004 (Den Haag 2004) ernaast te leggen, het officiële sterfboek van de prins, met een inleiding van premier Balkenende en een flaptekst van Maartje van Weegen. De twee auteurs, Piet van Asseldonk en Ad van Liempt, gaan betrekkelijk kort in op de jonge jaren van de prins, waarbij politieke en militaire aangelegenheden geen al te grote rol spelen. Maar de foto's spreken een andere taal. We zien de prins omringd door mensen in Wehrmachtsen andere uniformen en familieleden die de Hitlergroet brengen. Ook tijdens en na de oorlog is Bernhards gehechtheid aan uniformen onmiskenbaar. Niet voor niets wist het kabinet-Den Uyl hem zo zwaar te treffen door hem na de Lockheed-affaire een uniformverbod op te leggen.
Het aardige van het verhaal is dat de auteurs Bernhards gedrag tóch relativeren, precies zoals de prins dat zelf naderhand altijd heeft gedaan. Hij wordt voornamelijk geschetst als iemand die uit opportunisme en lichtzinnigheid met de nazi's mee marcheert. Als hij naast zijn broer in sa-uniform over straat loopt met om zijn arm het hakenkruis, zegt hij: ‘Eindelijk de toverkrachtige swastika die in 't rijk alle deuren doet opengaan!’ En als een bevriende nazi bij het lezen van de Völkische Beobachter in 1933 de nieuwe rijkskanselier Hitler citeert: ‘Geef ons vier jaar de tijd! Oordeel over ons na vier jaren, dan zullen de boeren geen ellende meer kennen en arbeiders geen werkloosheid’, dan antwoordt Bernhard: ‘Mag ik 't sportkatern even?’
Belangrijker dan dit soort mededelingen is een parallelverhaal, waarbij Bernhard in eerste instantie nog is betrokken: de contacten van de zakenman Max Ilgner met hoge nazi's, al in een pril stadium van hun politieke acti-