| |
| |
| |
Biografie Bulletin
Najaar 2004
| |
| |
| |
Dienstbaar aan het onderwerp
Gesprek met Elsbeth Etty
Dik van der Meuten
Elsbeth Etty. Foto: Dik van der Meulen
In november 2002 schreef Elsbeth Etty, redacteur van NRC Handelsblad en sinds kort hoogleraar literaire kritiek aan de Vrije Universiteit, een uitvoerige beschouwing over het ‘volwassen worden’ van de biografie in Nederland. Ook later heeft Etty, zelf in 1997 cum laude gepromoveerd op een biografie van Henriette Roland Holst, zich met grote regelmaat uitgesproken over biografieën; onlangs nog leverde ze kritiek op het Biografie Bulletin. Alle reden om haar eens op te zoeken voor een vraaggesprek.
| |
In de inleiding tot je biografie van Henriette Roland Holst heb je geschreven: ‘Ik stond voor de taak Henriette Roland Holst te ontmythologiseren, in de betekenis van vermenselijken.’ Vind je dat in het algemeen een taak van een biograaf?
‘Nee, maar er wordt natuurlijk vaak gemythologiseerd, en in het geval van Henriette Roland Holst was dat bij uitstek zo. Zij was werkelijk ongelooflijk beroemd en vereerd, veel meer dan bijvoorbeeld Herman Gorter. Huizinga
| |
| |
zei zelfs dat mensen Nederlands zouden gaan leren om het werk van Henriette Roland Holst te lezen. Een van mijn onderzoeksvragen was: waarom vond men haar zo groot, en hoe is het mogelijk dat die beroemdheid ook weer is verdwenen? Want ze speelt nu eigenlijk geen rol meer. Ze was een heilige - en als je van zo iemand een biografie maakt, is het je taak om op zoek te gaan naar de mens achter de mythe.
Henriette Roland Holst is een mythe geworden door haar combinatie van politiek en dichterschap. En dat leidde tot een andere onderzoeksvraag: wat was belangrijker voor haar, het schrijverschap of de politiek? Mijn antwoord was dat ze al van jongs af aan een ideaal wilde nastreven, iets wilde uitdragen, en haar dichterschap is daarvoor een instrument geweest. Al heeft ze natuurlijk ook nietpolitieke, vooral mystieke verzen gemaakt, zoals in haar eerste bundel Sonnetten en verzen in terzinen geschreven. In die tijd was ze wegbereider van de zogeheten Negentigers. In De nieuwe geboort, in mijn ogen haar mooiste bundel, beschrijft ze haar twijfel en onzekerheid toen ze, zelf afkomstig uit de burgerij, de stap zette naar het socialisme.’
| |
Twee jaar geleden stelde je vast dat De structuur van de biografie van Sem Dresden tekort schoot, omdat de schrijver geen onderscheid heeft gemaakt tussen de verschillende soorten biografieën. Maar jouw boek over Henriette Roland Holst is toch ook niet alleen een schrijversbiografie of een politieke biografie?
‘Combinaties van de diverse soorten zijn mogelijk, en vaak noodzakelijk. Maar een belangrijker bezwaar tegen Dresdens boek is dat je er domweg weinig aan hebt. Hij werpt geen methodologische vragen op; hij gaat bijvoorbeeld niet in op de vraag of en hoe iemands oeuvre als bron voor een biografie kan dienen. Zijn boek is veel te algemeen en dus onbruikbaar.
Voor mijn boek over Henriette Roland Holst heb ik weinig theoretische verhandelingen gelezen, maar wel veel andere biografieën. De moeilijkheid is natuurlijk dat iedere biografie anders is, en haar eigen problemen kent. Wat je zou kunnen doen - en dat zou een mooie taak zijn voor het Biografie Bulletin of het Biografie Instituut - is biografen vragen naar hun ervaringen en de problemen waarmee ze te kampen hebben gehad. Bijvoorbeeld: wat doe je als er te veel bronnen zijn? Of hoe los je juist een tekort aan bronnen op? En: hoe moet een biografie worden opgebouwd: thematisch of chronologisch? Het zou goed zijn als dit soort dingen eens geïnventariseerd werd.’
| |
Laten we daar dan meteen mee beginnen: wat zijn jouw problemen geweest bij je biografie van Henriette Roland Holst, en welke aanbevelingen heb je?
‘In de eerste plaats: er was veel te veel. Haar oeuvre is kolossaal, en een biograaf moet alles doorwerken. Iedere snipper moet worden bekeken. Mijn grootste angst was dat ik na voltooiing en publicatie van het boek zou worden gebeld door een of andere oude vrouw die nog een stapel dagboeken van Henriette Roland Holst bezat - dat is gelukkig niet gebeurd. Maar dit brengt me wel tot een belangrijke aanbeveling: geef ruchtbaarheid aan je werk. Ik had het geluk dat ik tijdens mijn onderzoek voor de radio werd geïnterviewd, en mensen oproepen kon die materiaal over Henriette Roland Holst hadden dat naar mij toe te sturen. Dat zou iedere biograaf moeten doen: maak wijd en
| |
| |
zijd bekend wat je doet. Het heeft mij prachtige brievenverzamelingen opgeleverd, en zonder dat zou mijn boek heel anders zijn geworden.
Een andere aanbeveling: leer goed zoeken op het internet, zet desnoods discussiegroepen op het net op. Een biograaf moet daarbij uiteraard wel voorzichtig zijn, want betrouwbaar is het vaak niet wat je erop vindt. Maar dat geldt voor alle bronnen: ga er zorgvuldig mee om. Ook als je het met bronnen niet eens bent: zet je grieven niet in de biografie, maar bewaar ze voor andere publicaties.
En nog iets: er is veel voor te zeggen om van een biografie een proefschrift te maken. Een van de voordelen is dat een biograaf zodoende begeleid wordt door mensen die vaak op andere gebieden deskundig zijn. Bovendien gaan er, door de referenties die zo'n promoverende biograaf kan opgeven, deuren open die anders gesloten zouden blijven. Met Henriette Roland Holst heb ik dat zelf gemerkt: ik vernam van iemand dat er een dossier over haar moest zijn van het Bureau Nationale Veiligheid, de voorganger van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, en van de bvd zelf. Ik kreeg aanvankelijk geen toestemming het dossier in te zien. Twee jaar lang hoorde ik niets op mijn verzoek. Pas nadat mijn promotor Jan Bank Doctors van Leeuwen, toen hoofd van de bvd, een persoonlijk briefje had geschreven, mocht ik een kijkje komen nemen. Het heeft allerlei aardige dingen opgeleverd. Weliswaar stond het dossier vol fouten, maar ik kwam wel te weten dat Henriette Roland Holst tot het eind van haar leven door de inlichtingendienst werd gevolgd. Toen haar tachtigste verjaardag werd gevierd, kwam iedereen die erbij was in het bvd-dossier terecht, inclusief minister-president Drees, die in het comité van aanbeveling zat. Wat me op een laatste tip brengt: kijk bij iedere hoofdpersoon die zich afwijkend heeft gedragen of er in de bvd- of aivd-archieven iets te vinden is.’
| |
Dat alles heeft te maken met het verzamelen van informatie. Maar hoe zou een biograaf het boek zelf moeten opzetten?
‘Hij zou moeten beginnen - zonder zich daar blind op te staren - met een periodisering. Dat wil zeggen: het leven van de hoofdpersoon indelen in periodes; een schema maken met ijkpunten. Zo voorkom je dat een boek puur chronologisch wordt, wat iets onleesbaars zou opleveren. Ikzelf ben ooit begonnen in de tegenwoordige tijd. Dat mis-
| |
| |
lukte, want zo bond ik me helemaal vast aan de chronologie. De verleden tijd geeft ruimte voor terugblikken en flash forwards, al heb ik aan dat laatste vaak een hekel. “Later zou blijken dat...” - dat moet een biograaf vermijden.’
| |
Wat vind je van de psychologische benadering?
‘Het is een van de belangrijkste dingen voor een biograaf: de zoektocht naar iemands drijfveren. Bij Henriette Roland Holst vond ik een paar constanten. Ze werd vaak overspannen en werd daarvoor behandeld. Wat was de oorzaak? Ik kwam erachter dat ze een ongehoorde geldingsdrang had. Ze wilde haar talent ontplooien, en als ze daarin werd gedwarsboomd - doordat ze ruzie kreeg in de tijdschriftredactie, of als ze uit de partij stapte - dan werd ze overspannen en knettergek. In mijn ogen mag een biograaf de psychologie niet overslaan. En het kan geen kwaad om hiervoor deskundigen te raadplegen. Voor Henriette Roland Holst heb ik dat gedaan, omdat ze symptomen leek te vertonen van manische depressiviteit. Ik heb erover met een psychiater gepraat, en toen werd me duidelijk dat ze daar niet aan leed. Ze werkte gewoon tot ze overspannen was, en moest dan weer even kuren, zoals dat toen heette. Maar als iemand wél aan depressies lijdt, dan moet de biograaf dat weten en opschrijven.’
| |
Is de biografie een apart genre, afwijkend van andere historische boeken?
‘Ja. Het hoort er in zekere zin wel bij, maar in de biografie staat de mens centraal. Het genre is daarmee minder abstract dan een studie over een tijdvak of stroming. Het is natuurlijk wel een mooie gelegenheid om met zo'n tijdvak kennis te maken. Maar de hoofdpersoon moet in het middelpunt staan; hij mag niet instrumenteel worden gebruikt om een historisch verschijnsel in kaart te brengen. Ik ben trouwens ook tegen de praktijk, die een tijdje in de mode was, om van een biografie een verkapt zelfportret te maken. De biograaf moet dienstbaar zijn aan zijn onderwerp. Narcisme is uit den boze.’
| |
Je hebt geschreven: ‘Een goede biografie biedt geen dorre opsomming van gebeurtenissen, maar een visie op een persoon.’ Wat is een visie?
‘Visie is: een poging iemands betekenis weer te geven, in de tijd waarin hij leefde, en voor de lezers van nu. In het geval van een kunstenaar of schrijver zou een biograaf ook iets moeten zeggen over de betekenis van zijn werk, vroeger en nu. En ten slotte moet de hoofdpersoon in zijn tijd worden geplaatst. Dat is iets anders dan zijn betekenis voor zijn tijd; hij moet bijvoorbeeld worden vergeleken met tijdgenoten. Het lastige met visies is dat het ook een rol speelt bij subsidieaanvragen. Daarbij wordt van de biograaf in wording ook vaak verlangd dat hij zijn visie op zijn onderwerp geeft - en dat kan helemaal niet, want je ontwikkelt een visie pas tijdens het onderzoek.’
| |
Over visie gesproken: in NRC Handelsblad gaf je blijk van een uitgesproken mening over Biografie Bulletin. Kun je die preciseren?
‘In de eerste plaats, wat ik al zei: ga naar de biografen toe, en ontfutsel ze tips en trucs. En wat de recensies van nieuw verschenen biografieën betreft: die moeten er natuurlijk wel in, maar
| |
| |
besteed aandacht aan dingen waar een krant geen ruimte voor heeft. Geen nieuwtjes dus, want daar zijn de dagbladen voor, maar laat zien hoe de biograaf te werk is gegaan. Ga in op de structuur van een boek, toon de valkuilen die een biograaf heeft weten te vermijden - of waar hij juist in is gevallen. De technische aspecten, daar gaat het om. En, ook aardig, interview personen als Ger Verrips. Zijn biografie van Karel van het Reve is een merkwaardig geval: iedereen is over hem heen gevallen - maar wat zit erachter? Waarom heeft Verrips het zó geschreven? En wat heeft hij met Karel zelf afgesproken? De achtergronden, kortom. Het Biografie Bulletin is tenslotte vooral een blad voor vaklui.’
|
|