bij uitstek een interdisciplinair verschijnsel.
We krijgen vaak verzoeken om biografieën te redigeren. Het Biografie Instituut is echter geen uitgeverij, en evenmin een tekst- of subsidiebureau. Een belangrijke taak van het instituut is theorievorming. We werken vanuit drie invalshoeken: de literaire infrastructuur - een lelijk woord voor de uitgeverijen en wat daarmee te maken heeft -; de sociaal-democratie en de journalistiek. De sociaal-democratie is voor ons zo interessant, omdat het in de twintigste eeuw een motor voor de cultuur is geweest. Denk aan de Wereldbibliotheek en aan de vele kranten waar tal van journalisten werkten die tevens een naam hadden hoog te houden in de literatuur. Ik zou zo een lijst van twintig personen kunnen geven die daarbij een centrale rol hebben gespeeld, en het grensgebied van journalistiek en literatuur hebben verkend. Een van hen is A. den Doolaard, die bovendien een erg interessant leven had. Als we naar de literaire infrastructuur kijken, komen we al snel terecht bij iemand als Jan Greshoff, ook al zou je hem niet zo gauw associëren met de sociaal-democratie. En dus proberen we ervoor te zorgen dat er biografieën komen van Greshoff en Den Doolaard.
Op het moment zijn we aan de universiteit bezig met een onderwijsblok journalistiek en literatuur in de jaren dertig, dat uitmondt in een congres over een bijzonder onderwerp: de necrologie. We proberen te onderzoeken wat necrologieën hebben betekend voor de biografische aandacht in de journalistiek, en of er een relatie is geweest tussen die necrologieën en later te verschijnen biografieën. Een voorbeeld: de necrologieën van de journalist Joop van Tijn leidden ertoe dat allerlei uitgeverijen plannen maakten voor een biografie van die man. Die er, zoals men weet, niet is gekomen. Hoe dit zij: necrologieën zijn een buitengewoon interessante bron voor wie meer over een bepaalde periode te weten wil komen. Het onderzoek dat nu aan de gang is, heeft iets interessants opgeleverd. Het heersende beeld van de jaren dertig is dat van een verzuilde maatschappij, de tijd van de Spaanse Burgeroorlog, met in de literatuur een belangrijke rol voor het tijdschrift Forum, Ter Braak, Du Perron, enzovoort. Maar als je die periode vanuit een ander gezichtspunt bekijkt, dan verandert het beeld totaal. Voor iemand als Jan Campert deden dit soort onderwerpen er helemaal niet toe. Campert, die representatief is voor een grote groep mensen, dacht nooit over Ter Braak of de Spaanse Burgeroorlog. Hij was veeleer bezig met de vraag hoe hij met schrijven rijk kon worden of op welke manier hij de talloze Haagse theatertjes weer eens aandacht kon geven in zijn krant. In tegenstelling tot Ter Braak en Du Perron las Campert Engelse kranten en Amerikaanse romans. En wat verder opvalt als je je in die jaren verdiept, is de geweldige populariteit van esoterische clubjes in die tijd. Iets wat je in de stereotypen van het interbellum ook nooit tegenkomt. En ook blijkt dat de verzuiling voor het merendeel van de mensen eigenlijk maar weinig betekend heeft. Alleen al in Den Haag verschenen zes stadskranten, naast de grote landelijke dagbladen, die
geen van alle bij een katholieke, socialistische of protestantse zuil wilden horen.