| |
| |
| |
Cherchez la mère
De rol van de moeder in de ontwikkeling van haar dochter tot prominent politica
Anneke Linders
Tijdens haar promotieonderzoek over Corry Tendeloo (1897-1956) en het feminisme kreeg Anneke Linders heel wat biografische schetsen en biografieën onder ogen. Het viel op dat de rol van de moeders van de meeste gebiografeerden nauwelijks aan bod komt, terwijl er voor de vader vaak hele paragrafen worden ingeruimd.
| |
De onzichtbare moeder
Tijdens mijn onderzoek naar leven en werk van feministe en politica Corry Tendeloo werd al snel duidelijk dat de rol die haar moeder daarin speelde, niet veronachtzaamd kon worden. Daarom wijdde ik in mijn proefschrift veel aandacht aan die moeder, onder meer in een paragraaf onder het kopje ‘Imposante vrouw’. Tendeloos moeder heeft zonder twijfel grote invloed gehad op de ontwikkeling van haar dochter die vanaf de tweede helft van de jaren dertig bekend stond als vurig voorvechtster van vrouwenrechten en zich vanaf 1945 tot aan haar dood in 1956 namens de PvdA liet kennen als een vooraanstaand en strijdlustig lid van de Tweede Kamer. Tendeloos geleerde vader overleed aan tyfus toen zij nog maar vijf jaar oud was, maar al zou deze vader langer geleefd hebben, dan nog had haar moeder als rolmodel voor haar dochters gefungeerd. Vader Tenderloo was een kamergeleerde, die in studeren en publiceren zijn ziel en zaligheid legde. Het runnen van het huishouden, de opvoeding van de kinderen en het onderhouden van sociale contacten liet hij aan zijn vrouw over. Dit was aan het einde van de negentiende eeuw niet ongebruikelijk, zeker niet in het voormalig Nederlands-Indië, waar Corry Tendeloo geboren werd en waar haar ouders tot aan de onverwachte dood van haar vader in 1903 deel uitmaakten van de elite.
Na de dood van haar man vertrok Jeanne Tendeloo-Stamm'ler, 34 jaar oud, met haar drie kleine kinderen, van wie de jongste nog geen jaar oud was, naar Nederland. Een achtjarig dochtertje van haar broer, dat door Jeanne als een eigen dochter beschouwd werd, en Jeanne's 65 jaar oude moeder, gingen met hen mee. Met de dood van haar man brak Jeanne's leven in tweeën: niet alleen had zij haar echtgenoot verloren, maar met hem ook het bevoorrechte leven dat zij, geboren en getogen in Nederlands-Indië als dochter van een hoge ambtenaar, bijna vijfendertig jaar lang in haar geboorteland genoten had. Na slechts acht huwelijksjaren stond zij voor de niet eenvoudige taak drie kinderen op eigen kracht groot te brengen. Haar oudste kind, haar enige zoon, werd hoogleraar in Wageningen en zat enige tijd in de gemeenteraad aldaar;
| |
| |
Corry werd advocaat en later lid van de Tweede Kamer; de jongste dochter studeerde biologie en gaf na afronding van deze studie les op een middelbare school. Toen zijn 75ste verjaardag naderde verklaarde de zoon dat hij aan zijn moeder te danken had wie hij geworden was en wat hij bereikt had. Jeanne was niet iemand die men gemakkelijk over het hoofd zag, noch in uiterlijke verschijning noch in haar optreden. Op foto's springen haar kaarsrechte houding en haar vastberaden blik in het oog.
Waarschijnlijk kwam het door de moeder van Corry Tendeloo dat mij bij het lezen van biografieën steeds meer ging opvallen dat de moeder daarin meestal domweg ontbrak. Een mogelijke verklaringen lag voor de hand: zij bleef voor de biograaf in de meeste gevallen verborgen achter de coulissen. In het gunstigste geval kon de onderzoeker een glimp van haar opvangen, maar daar bleef het bij. In het verleden, in ieder geval vóór, maar ook vele decennia na de invoering van het vrouwenkiesrecht, traden verreweg de meeste vrouwen niet naar buiten en verrichtten zij geen openbare functies. Zo zijn de levens van moeders, hoeveel speurwerk er ook verricht wordt, veel minder zichtbaar dan die van vaders. Vaak blijken bij intensief onderzoek naar deze vrouwen de bronnen in alle talen te zwijgen. De moeders leidden hun leven in de privé-sfeer en hun dood onttrok hen aan de geschiedenis.
Maar mij bekroop ook het gevoel dat de rol van de moeder door auteurs veronachtzaamd werd. Het had er vaak de schijn van dat auteurs weinig belang hechtten aan de betekenis van moeders en zich daarom ook niet de moeite getroost hadden naar materiaal over hen te zoeken. Slechts een enkele biograaf
Jeanne Tendeloo-Stamm'ler (circa 1920)
benoemt het probleem van het ontbreken van informatie over de moeder van de hoofdpersoon.
| |
Onderzoek
De betekenis die Tendeloos moeder voor Corry's ontwikkeling had, sluit aan bij de conclusie van een onderzoek door de politicologen Rita Mae Kelly en Mary Boutilier: de betekenis van een moeder voor de ontwikkeling van haar dochter tot vooraanstaand politica kan niet genoeg benadrukt worden. Kelly en Boutilier publiceerden in 1978 een studie over de socialisatie van succesvolle politieke vrouwen onder de titel The making of political women. A study of socialization and role conflict, waarin zij de socialisatie van deze vrouwen vergeleken met die van vrouwen die niet geïnteresseerd waren in politiek en zich voornamelijk bezighielden met huishouden, man en kinderen. Voor hun studie maakten Kelly en Boutilier
| |
| |
gebruik van biografieën van vrouwen als Indira Gandhi, Golda Meir, Margaret Thatcher en de Ierse Bernadette Devlin. De onderzoeksters waren verbijsterd dat keer op keer impliciet werd aangenomen dat informatie over de vader essentieel was om de politieke ontwikkeling van de dochter te verklaren.
Politiek, concludeerden zij, kan alleen betekenisvol worden voor meisjes en jonge vrouwen, wanneer ze moeders hadden die zich in ieder opzicht de gelijken van mannen voelden. Hebben moeders vanaf de vroegste jeugd van haar dochters traditionele rolmodellen voorgeleefd, dan zullen die dochters zich in de politiek niet kunnen voelen en gedragen als volledig gelijkwaardig aan mannen. Daarom zullen deze vrouwen nooit een plaats onder de politieke elite kunnen verwerven.
Kelly en Boutilier kwamen dus tot de conclusie dat vrouwelijke politici ‘gemaakt’ worden door hun moeders. Vooral de wijze waarop de moeder haar rol als vrouw invult (als volledig gelijkwaardig aan mannen) zou volgens de onderzoeksters bepalend zijn voor de ontwikkeling van hun dochters tot zelfstandig denkende en opererende vrouwen, die niet bang zijn de competitie met het andere geslacht aan te gaan. De moeders van deze vrouwen scoorden hoger op schalen van onafhankelijkheid, zowel binnen de familiekring als daarbuiten, dan moeders van niet-politieke vrouwen. Deze laatste categorie moeders hanteerde in hun huwelijk, zo bleek, een strikt gescheiden arbeidsverdeling. Binnen het gezin hadden zij weinig autoriteit; vader nam de voor het gezin belangrijke beslissingen en werd, ook door zijn vrouw, gezien als de kapitein op het huwelijksschip, degene die wist wat goed was voor het gezin. Vader stelde de gezinsregels op, waaraan alle gezinsleden zich te houden hadden. De buitenwereld werd door hem als vijandig gezien: my home is my castle. Het belang van onafhankelijkheid en gelijkwaardigheid werd door de moeders in deze categorie niet onderkend of niet geaccepteerd. Haar dochters imiteerden vrijwel allemaal dit patroon; zij verwachtten en omarmden dezelfde levensstijl.
De moeders van de vrouwelijke politici leerden hun dochters al op jonge leeftijd dat vrouwen een actieve rol speelden in het gezinsleven en bij alle beslissingen. Deze moeders droegen - net als de vaders in deze groep - ook buiten het huishouden verantwoordelijkheid. Ze hadden bovendien de benodigde vaardigheden om deze verantwoordelijkheid te dragen. Hun relatie tot hun echtgenoten konden als gelijkwaardig beschouwd worden. De dochters leerden al jong zich met jongens te meten, waarbij ze geleerd hadden er van uit te gaan dat het niet aan hun sekse lag wanneer ze in de strijd met jongens verloren. De vaders van de ‘politieke dochters’ waren vaak langere tijd afwezig, zodat de moeders tijdens hun afwezigheid taken verrichtten en beslissingen namen die traditioneel gezien worden als de taken van mannen. Wanneer de interesses van de ouders politiek gericht waren en zeker wanneer zij politiek actief waren, leerden de dochters van deze moeders in huiselijke discussies veel over politiek en kon de overtuiging bij hen postvatten dat politiek een belangrijk onderdeel is van ieders leven.
| |
De moeder als lichtend voorbeeld
Behalve op Corry Tendeloo stuitte ik tijdens mijn onderzoek op nog vijf andere Nederlandse politica's met afwezige vaders en zelfstandig optredende moeders.
| |
| |
De vader van Betsy Bakker-Nort (1874-1946) die voor de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) van medio 1922 tot begin 1942, dus maar liefst bijna twintig jaar in de Tweede Kamer zat, overleed toen zij vier jaar was. 't Trof mij reeds als klein meisje dat mijn flinke, zelfstandige moeder niet mocht stemmen voor de Gemeenteraad en elke nog zo domme man wel,’ schreef zij in 1937 op een enquêteformulier van het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging.
Hilda Verweij-Jonker (1912), lid van de Eerste Kamer van 1954 tot 1957, verloor haar vader toen ze veertien jaar was. Dat haar moeder, lerares wis- en natuurkunde, op haar een grote invloed had, maakt de volgende uitspraak duidelijk: ‘De [...] grote positieve invloed van mijn ouderlijk huis was het uitgesproken feminisme van mijn moeder.’
Ook Marga Klompé (1912-1986), ruim elf jaar Tweede-Kamerlid en de eerste vrouwelijke minister in Nederland, had een afwezige vader. Hij werd opgenomen in een psychiatrische inrichting toen zij begin twintig was. Aan deze opname was een lange tijd voorafgegaan waarin het functioneren van haar vader steeds moeilijker werd en haar moeder gedwongen was de hoofdrol te spelen in het gezin.
Hedy d'Ancona, geboren in 1937, lid van de Eerste Kamer, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met emancipatie in haar portefeuille, lid van het Europees Parlement en minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, moest haar vader al voor de Tweede Wereldoorlog missen omdat haar ouders uit elkaar gingen. Ze zou hem nooit meer terugzien: hij kwam in de oorlog om het leven. Haar moeder trouwde met een weduwnaar, maar na slechts enkele jaren overleed ook hij. Hedy's moeder bleef als jonge weduwe van vijfenderig jaar achter met vijf kinderen. Ze zocht werk en ‘deed daar absoluut niet moeilijk over. Ze moet een onuitputtelijke energie gehad hebben en een groot organisatorisch talent want ondanks haar afwezigheid was ons huis altijd gezellig en opgeruimd’ schreef haar dochter in haar in de herfst van 2003 uitgegeven boek Het persoonlijke is politiek.
Ten slotte Ien Dales (1931-1994), die van 1987 tot 1989 burgemeester van Nijmegen was, waarna ze minister van Binnenlandse Zaken was tot haar plotselinge dood op 10 januari 1994. Haar vader overleed toen zij tien jaar oud was. Haar moeder weigerde financieel afhankelijk te zijn en ging buitenshuis werken. Voor de manier waarop zij drie kinderen groot bracht had Dales diep respect. Ze roemde haar moeder om haar kracht en haar helderheid van geest.
Behalve bovengenoemde vrouwen met afwezige vaders, vond ik informatie over de moeder van Brecht van den Muijzenberg-Willemse (1897-1984), die vlak na de Tweede Wereldoorlog voor de CPN in de Tweede Kamer plaatsnam. Zij had een moeder met grote belangstelling voor sociale vraagstukken, die contacten onderhield met mensen als Herman Gorter, Anton Pannekoek, Henriëtte Roland-Holst en het echtpaar Jan en Annie Romein. Zij stond bekend als een idealistisch lid van de SDAP.
Als laatste voorbeeld noem ik Hanske Evenhuis-van Essen (1921), die in 1977 voor de CHU gekozen werd in de Tweede Kamer: ‘Ik heb een moeder die voor vrouwenkiesrecht heeft gestreden en die correspondeerde met Aletta Jacobs [...]. Het is begrijpelijk dat je
| |
| |
daar iets van mee krijgt, het was iets waar ik door mijn moeder al in getraind was.’
| |
‘Man’ onder de mannen
De Nijmeegse antropoloog Anton Blok begon begin jaren tachtig van de vorige eeuw met het aanleggen van een portrettengalerij van prominente politieke vrouwen om te zien of hij in hun carrières een patroon kon ontdekken. Zijn galerij werd omvangrijk. In 1990 publiceerde hij zijn bevindingen in een artikel. Volgens Blok worden succesvolle politieke vrouwelijke leiders als man beschouwd en behandeld en dienen zij zich als man te presenteren en gedragen. Daarom duidt hij, in navolging van de Amerikaanse letterkundige Allison Heisch, deze vrouwen aan als honorary males. Zijn belangrijkste constatering is dat het overgrote deel van deze vrouwen ongehuwd is of weduwe op het moment dat zij een belangrijke politieke functie krijgen. Om te vermijden dat zij als gehuwde vrouw gezien werden als aanhangsel van hun man, was het belangrijk dat vrouwen met politieke ambities ongehuwd of symbolisch ongehuwd waren en zich verre hielden van mannelijke bevoogding. Als voorbeeld van de symbolisch ongehuwden noemt Blok onder meer Golda Meir en Indira Gandhi, vrouwen die trouwden en ook kinderen kregen, maar echtgenoten hadden die genoegen moesten nemen met een ondergeschikte positie. Ook de echtgenoot van Margaret Thatcher, die al gepensioneerd was toen zijn vrouw premier van Groot-Brittannië werd, speelde de tweede viool en accepteerde de positie van echtgenoot-van.
Analoog aan de portrettengalerij van Blok zou het interessant zijn na te gaan of er een patroon kan worden gevonden waarin niet de echtgenoten, maar de vaders van prominente politica's ‘afwezig’ zijn. Overigens zijn genoemde Kelly en Boutilier ervan overtuigd dat dit alles mutatis mutandis ook geldt voor vrouwen die op een ander terrein van zich hebben doen spreken, zoals in wetenschap en kunst, magistratuur en bedrijfsleven. De Amerikaanse wetenschappers hebben echter uitsluitend politica's als onderzoeksgroep genomen. Ik heb mij in deze verkenning voornamelijk beperkt tot vooraanstaande politieke vrouwen in Nederland.
| |
Cherchez la mère
In levensbeschrijvingen en biografieën van Nederlandse politieke vrouwen wordt - ik zeg het nog maar eens - zelden aandacht besteed aan de moeder, terwijl er nogal wat aandacht uitgaat naar de rol van de vader. Een lemma in het Biografisch Woordenboek van Nederland over Liesbeth Ribbius Peletier (1891-1989), die lange tijd voorzitster was van de Vrouwenbond van de PvdA, van 1946 tot 1958 voor die partij lid was van Gedeputeerde Staten en in 1958 als eerste vrouw benoemd werd tot lid van de Raad van State, begint met de zin: ‘Liesbeth Ribbius Peletier groeide met een broer en drie zusters op in een zeer welvarend en kunstlievend milieu van een Utrechtse sigarenfabrikant.’ Hoewel bovenaan het lemma de namen van beide ouders genoemd worden (zoals standaard is in dit naslagwerk), wordt er over haar moeder verder met geen woord gerept. Hetzelfde geldt voor Carry Pothuis-Smit (1872-1951), jarenlang hoofdredacteur van De Proletarische Vrouw (vanaf 1907 het landelijk orgaan van de Bond van Sociaal Democratische Vrouwenclubs) en gedurende zeventien jaar het eerste en enige vrouwelijke lid
| |
| |
van de Eerste Kamer. Over haar ouders wordt volstaan met: ‘Carry Smit groeide op in een welgesteld burgerlijk milieu. Haar vader had een bloeiende ijzerhandel aan de Reguliersgracht in Amsterdam.’ Ook in het door mij (jaren geleden) geschreven lemma over Corry Tendeloo in hetzelfde biografisch woordenboek wordt over haar moeder slechts gemeld dat zij na het overlijden van haar echtgenoot, een hoge bestuursambtenaar in voormalig Nederlands-Indië, met haar kinderen naar Nederland vertrok. In een boek over VVD'ster Haya van Someren-Downer (1926-1980), die negen jaar lid was van de Tweede en zes jaar van de Eerste Kamer, worden de namen van beide ouders genoemd benevens de toevoeging dat vader Downer makelaar in tabak was. Nergens iets over haar moeder. Over de moeder van onze eerste vrouwelijke minister Marga Klompé heb ik, behalve de mededeling dat ze kritisch was en een groot gevoel voor discipline had, niets kunnen vinden.
| |
Een biografisch manco
Afgezien van vrouwelijke politici zijn er natuurlijk meer maatschappelijk prominente vrouwen in wier leven hun moeder van grote betekenis is geweest voor hun persoonlijke en professionele ontwikkeling. Het ontbreken van de moeder is in biografieën een algemeen verschijnsel, in boeken over zowel mannen als vrouwen. Des te opmerkelijker is het dat de rol van de moeder wel expliciet aan de orde wordt gesteld als zij het leven van de hoofdpersoon op een negatieve wijze beïnvloed heeft of als het gedrag van de moeder getuigde van een uitzonderlijke opofferingsgezindheid, die aan heiligheid grensde. Zo was de moeder van Ferdinand Bordewijk ondanks haar broze gezondheid een vrouw die zichzelf zodanig wegcijferde dat ze, toen ze eindelijk van haar welverdiende rust kon genieten, daaraan alsnog bezweek. De dichter/prozaïst Jan Hanlo zou aan een moederfixatie lijden en sliep tot hij de volwassen leeftijd bereikte bij zijn moeder in bed. De moeder van Hendrik Marsman ramde haar opvattingen letterlijk in haar kinderen, waaraan Marsman wellicht zijn angst voor vrouwen ontleende. Over de moeder van Jan Greshoff komen wij uit zijn dagboek te weten: ‘Door haar gebrek aan inzicht en haar al te beperkte gezichtskring werd mijn jeugd grondig bedorven.’
Anders dan op deze negatieve manier komen de moeders van deze mannen nauwelijks in beeld. Het is overigens de vraag of het niet lood om oud ijzer is of de moeder uitsluitend als negatieve actor dan wel helemaal niet in beeld komt. Opvallend is dat moeders bij mannelijke gebiografeerden of afwezig of negatief aanwezig zijn, terwijl bij vrouwen, voorzover ik heb kunnen nagaan, de moeder onzichtbaar blijft. Om er nog maar eens twee te noemen: Coos Frielink, die tijdens en na de Tweede Wereldoorlog in haar huis een ‘literaire salon’ hield, was de ‘dochter van een Larense kunstschilder’. De feministe Betsy Thung Sin Nio (1902), die in Nederland zowel haar doctoraal economie als haar artsenstudie afrondde, was dochter van een koopman, die tevens één van de twee Chinezen was in de gemeenteraad van Batavia.
Terwijl het Biografie Bulletin in de laatste jaargangen voor onderwerpen als de psychoanalytische interpretatie in de biografie, de relatie tussen leven en werk, visuele bronnen en keerpunten in een leven een belangrijke plaats inruimde, werd de vraag over de betekenis van de moederfiguur slechts één keer expli- | |
| |
ciet ter sprake gebracht en dan nog vrij terloops. Koen Hilberdink meldt dat hem door lezers gewezen is op de marginale rol die de moeder speelt in zijn biografie van Paul Rodenko. ‘Is het de bekende freudiaanse vlek, waardoor een te sterke fixatie op de vader plaatsvindt?,’ vraagt Hilberdink zich af.
Meer aandacht voor de moeders - met name van vrouwelijke hoofdpersonen, voor wie de moeder als rolmodel fungeerde - zou meer licht kunnen werpen op de beweegredenen van de hoofdpersoon en aldus de biografie een grotere diepgang kunnen geven. Daarom is het wellicht een idee om de betekenis van de moeder in de biografie te verheffen tot thema in één van de volgende nummers.
| |
Literatuur:
Mieke Aerts, De politiek van de katholieke vrouwenemancipatie. Van Marga Klompé tot Jacqueline Hillen (Amsterdam, Sua 1994) |
Hedy d'Ancona, Het persoonlijke is politiek (Amsterdam/Antwerpen, Archipel 2003) |
Anton Blok, ‘Weduwen, maagden en virago's: prominente politieke vrouwen en hegemonische masculiniteit’ in: F. Bovenkerk, Wetenschap en partijdigheid (Assen, Van Gorcum 1990) 153-157 |
Marja Borkus e.a., Vrouwenstemmen, 100 jaar vrouwenbelangen 75 jaar vrouwenkiesrecht (Zutphen, Walburg Pers 1994) |
Elly Kamp, ‘“Ik heb het voor de sport gedaan.” Interview met Jaap Goedegebuure’ Biografie Bulletin (1999) 3 |
Koen Hilberdink, ‘De achterkant van de biografie. Paul Rodenko's leven verteld’ Biografie Bulletin (2001) 1 |
Ineke Jungschleger en Claar Bierlaagh, Marga Klompé. Een gedreven politica haar tijd vooruit (Utrecht/Antwerpen, Veen 1990) |
Rita Mae Kelly en Mary Boutilier, The making of political women. A study of socialization and role conflict (Chicago, Nelson-Hall 1978) |
Monique Leijenaar, De geschade heerlijkheid. Politiek gedrag van vrouwen en mannen in Nederland, 1918-1988 (Den Haag, SDU 1989) |
Anneke Linders, ‘Frappez, frappez toujours!’ N.S. Corry Tendeloo (1897-1956) en het feminisme in haar tijd (Hilversum, Verloren 2003) |
Mariëtte Matthijsen, ‘Het is anders gelopen dan wij droomden.’ Biografische schets van Brecht van den Muijzenberg-Willemse (1897-1984). Doctoraalscriptie Vrije Universiteit (Amsterdam 1994) |
Wam de Moor, ‘De transparante man. Hans Renders behandelt Jan Hanlo’ Biografie Bulletin (1999) 1 |
Anneke Ribberink, ‘The two meanings of “Thatcherism”. Portrait of an outsider’ in: Anneke Ribberink en Hans Righart (eds.), The great, the new and the British. Essays on postwar Britain (Utrecht, Instituut voor Geschiedenis 2000) 64-86 |
Hilda Verwey-Jonker, Er moet een vrouw in. Herinneringen in een kentering van de tijd (Amsterdam, Arbeiderspers 1988) Reinold Vugs, ‘Herschreven jeugd. Nieuwe bronnen over Bordewijk’ Biografie Bulletin (1998) 1 |
Jan van Zanen, Haya. Haya van Someren-Downer. Vrouw voor Vrijheid en Democratie (Amsterdam, Balans 1994) |
|
|