nen. Koen Hilberdink was de eerste die in Biografie Bulletin deze merkwaardige benadering kritisch onder de loep nam. Het lijkt er toch wel op dat criteria afhankelijk van de status van het onderwerp bepaald worden.
En dat, terwijl er toch zonder al te veel moeite een lijstje met aandachtspunten voor het beoordelen van biografieën valt vast te stellen. Ze liggen voor de hand: structuur, behandeling van het materiaal, verifieerbare bronnen, stijl, de gebiografeerde geplaatst in een tijdskader, relatie tussen leven en werk. Het komt maar zelden voor dat een biografiebespreking deze elementen evenwichtig en beargumenteerd behandelt. Wat de meeste recensies gemeen hebben, is het uitvoerig navertellen van het levensverhaal, vaak met het accent op onthullingen. In de laatste twee alinea's worden dan nog, als een verplicht nummer, enkele losse opmerkingen over technische aspecten gemaakt, vaak zonder duidelijke onderbouwing, waarmee het uiteindelijke oordeel over het boek geveld wordt. En dat is dan de recensie. Weloverwogen besprekingen in dagbladen zijn uitzonderingen - vakbladen als Ons Erfdeel, Literatuur en, natuurlijk, Biografie Bulletin, plaatsen wel geregeld hechtdoortimmerde kritieken. Er is een verschil in benadering tussen dagbladen en tijdschriften enerzijds en de literaire bladen anderzijds.
Dit brengt mij op het volgende. Een half jaar geleden hield ik, samen met Wim Hazeu, een lezing over biografieën voor de Vestdijk-kring. Ik maakte daar een kritische opmerking over biografiekritiek, hetgeen bij verschillende personen in het publiek de reactie opriep waar ik mij 's hemelsnaam druk over maakte. Immers: krantenlezers die in biografieën geïnteresseerd zijn, zitten niet te wachten op uitvoerige analyses van het bronnenonderzoek en structurering van het materiaal, zo meldde men mij. Zij hebben juist behoefte aan een pakkende samenvatting van het beschreven leven. Die moet voor hen als smaakmaker dienen, zodat ze voor zichzelf de vraag kunnen beantwoorden: is deze biografie voor mij de moeite waard? Een enkele opmerking over stijl en noten mocht wel, maar het ging toch om ‘het verhaal’.
Hier ligt misschien wel een wezenlijk element van het probleem van de biografiekritiek. Als biograaf kijk je anders tegen het genre aan dan als, als ik het zo mag noemen, een doorsnee-geïnteresseerde lezer. Heel veel lezers zijn geïnteresseerd in hoé het leven van een gewaardeerd schrijver, politicus of acteur was en hopen op een meeslepend verhaal. Zij lezen een biografie, versimpeld gezegd, om dat ‘verhaal’ en om het tijdsbeeld; ze maken zich doorgaans minder zorgen om het perspectief van de biograaf en diens al dan niet expliciete commentaar op het doen en laten van zijn held. En noten slaan ze meestal over.
Het is in dit opzicht dan ook niet zo vreemd dat besprekingen in kranten doorgaans gericht zijn op de nieuwswaarde van een biografie, het onthullende karakter, en dat ze hieraan meer aandacht besteden dan aan allerlei aspecten die met het genre biografie als zodanig te maken hebben. Dus in de doorsnee-krantenrecensie worden de schijnwerpers gericht op de vele vrouwen van Adriaan Roland Holst, de zelfmoord van Ter Braak, de liefdesbrieven van Annie M.G. Schmidt aan Dick van Duyn en haar zelfgekozen levenseinde. Waar de biografie voor een groot publiek vooral een journalistieke functie heeft, onderstrepen veel dagbladrecensies dit: inderdaad op een journalistieke