Biografie Bulletin. Jaargang 10
(2000)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 251]
| |
Schrijfster over de geschiedenis van het dagelijks leven
| |
[pagina 252]
| |
Een recente foto van Anne Mulder
wege haar toegankelijke manier van schrijven een groot succes, en uitgever Querido vroeg haar een populaire geschiedenis van het dagelijks leven in Nederland te schrijven. Dat werd de oorspronkelijk vijfdelige serie Zeven eeuwen Nederlandsche levenskunst. Een geschiedenis van het dagelijksch leven. Het eerste deel In Holland staat een huis verscheen in 1940, en het volgende Tussen Keulen en Parijs in 1942. Na de oorlog ging ze verder met deel drie Amsterdam die grote stad en pas in 1952 verscheen Dansons la Carmagnole. Franse caprices en franse soldaten. Het laatste deel heeft ze nooit geschreven. Naast de serie publiceerde Anne een negental cultuurhistorische boeken, waaronder enkele Boekenweekuitgaven en een soort historische roman Een ruiker camelia's. Geplukt in het Parijs van de romantiek (1955). De roman werd bij verschijning geprezen, maar zeven jaar later bij een herdruk afgekraakt. Na 1945 werd haar gevraagd om het ‘dagelijks leven’ in de oorlog te beschrijven in Onderdrukking en Verzet. Nederland in oorlogstijd (1947-1955). Ze schreef verder honderden artikelen in kranten (onder andere in het Algemeen Handelsblad en op de vrouwenpagina van Het Parool) en in diverse tijdschriften. De onderwerpen waren zeer uiteenlopend: van recensies van boeken, tentoonstellingen en exposities tot dagelijkse gebeurtenissen, uitstapjes naar Parijs en interviewtjes met mensen uit alle lagen van de samenleving. Ook schreef ze teksten voor een catalogus van warenhuis de Bijenkorf. Nadat Anne in 1938 naar Amsterdam verhuisd was, raakte ze bevriend met Ed. Hoornik, Henriëtte van Eyk, Victor van Vriesland en Anthonie Donker. Meermalen zat ze in de jury voor het boekenweekgeschenk en ze schreef lovend over de Vijftigers. Populair bij tienduizenden Nederlanders is Anne Mulder geworden door de radiorubriek ‘Passe-Partout’, die in de periode 1948-1961 wekelijks door de VPRO werd uitgezonden. De teksten van de rubriek werden gepubliceerd in Elsevier. Daarnaast hield ze vanaf het begin van 1940 tot 1976 tientallen lezingen voor verenigingen en | |
[pagina 253]
| |
volksuniversiteiten. Sinds de jaren zeventig gaf ze wegens financiële redenen Nederlandse les op een middelbare school in Amsterdam, waardoor ze minder tijd had om te schrijven. ‘Dra. Anne H. Mulder’ was een begrip in de jaren vijftig, vooral dankzij haar amusante radiorubriek, waarin haar deftige stem voor iedereen herkenbaar was. Toen was zij de ‘stem van de VPRO’, nu kennen alleen lezers en luisteraars van 60 jaar en ouder haar nog. | |
De kennismakingToen ik voor het eerst bij Anne Mulder op bezoek ging, bewoonde ze een etage in het huis van haar zoon in Amsterdam; in deze stad had ze sinds de oorlogsjaren met haar man Evert Rees gewoond. Ze schreef nog steeds verhalen, en beschouwde mijn belangstelling als een mogelijkheid om nog eens in publiciteit te komen en haar laatste werk uit te geven (dit was enkele jaren daarvoor afgewezen door twee uitgevers). Mijn eerste indruk was hoe vreemd het is met iemand te praten die de Eerste Wereldoorlog nog heeft meegemaakt. Anne vertelde bijvoorbeeld dat ze tijdens een reisje met haar ouders Marokkaanse soldaten aan de Rijn had gezien. Ze herinnerde zich de paniek op de stations tijdens de mobilisatie in 1914. Nog vreemder was het haar te horen vertellen over mensen die al lang geleden overleden zijn, maar die zij persoonlijk heeft gekend. Bijvoorbeeld de schilder Jan Toorop die in 1926 deel uitmaakte van haar Haagse kennissenkring. En bij de naam Remco Campert zei ze: ‘Ach ja, zijn vader Jan Campert, die heb ik nog goed gekend’. Ze sprak bijna in het heden over Ed. Hoornik, Henriëtte van Eyk, Nico Donkersloot en over haar tochtjes naar de VPRO bij dominee Spelberg in Hilversum. Met Presser had ze nog samen op de boekenmarkten van de Bijenkorf gestaan. In eerste instantie vertelde Anne haar standaardverhaal. Ze is ruim dertig keer geïnterviewd en een vast verhaal was een geslaagde manier om onbescheiden vragen te weren. Pas later, toen ik haar en haar werk beter leerde kennen, kon ik de antwoorden nuanceren. Anne zei bijvoorbeeld dat ze altijd in opdracht werkte en nooit ergens lid van was geweest. Dat klopte niet, ze regelde ook zelf wel opdrachten. Bij de Nederlandse Spoorwegen stelde ze voor diverse artikelen te maken in ruil voor tickets naar het buitenland en ze was lid van een studentenvereniging, de Vereniging van Letterkundigen en de Nederlandsche Vrouwenclub. In latere gesprekken vertelde ze over meer persoonlijke zaken. Over haar etentjes thuis, die ze leuker vond dan schrijven, over haar vrienden en samen 's nachts muziek maken op haar etage boven de kantoren aan de Nieuwezijds. En over het zich ‘verstoppen’ voor uitgevers en redacteuren die zaten te wachten op haar boeken en artikelen, want een deadline was voor Anne niet heilig. Als ze ergens geen zin in had, deed ze het niet. Ze leverde haar werk op het nippertje of te laat in en post beantwoordde ze vaak niet. Nog steeds bewaart ze een verzoek van Ed. Hoornik uit 1946 om een stuk te schrijven voor Vrij Nederland, waarover ze zich nog schuldig voelt. Zelfs post van koningin Juliana werd niet beantwoord. Hierover toonde ze vooral in de eerste | |
[pagina 254]
| |
gesprekken spijt en frustratie. Een ‘hot item’ in veel interviews na 1952 was het niet afmaken van het vijfde deel van de serie Zeven eeuwen Nederlandsche Levenskunst. Dat laatste deel, dat over de negentiende eeuw had moeten gaan, vond ze problematisch en het lukte haar niet om dat te schrijven. Ze was inmiddels getrouwd, had een kind, werkte volop en stond midden in het Amsterdamse kunstleven. Ook haar stijl van leven en schrijven was anders dan in 1940 en voor een vijfde boek was geen plaats en tijd meer. De uitgeverij nam haar dit niet in dank af, want de lezers hadden op de hele serie ingetekend. | |
Het archiefBij het eerste bezoek wist ik nog niet van de laden vol onongeordend materiaal met haar werk, honderden knipsels, brochures en boekjes. Er waren veel brieven van bekende schrijvers, allerlei documenten uit haar verleden als uitnodigingen, oude menu's en foto's. In de kast stonden tientallen zeldzame gesigneerde eerste drukken. Er was in 1996 maar weinig meer over Anne bekend. Bij het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV), was slechts één interview van de dertig aanwezig en in biografische handboeken is er nauwelijks iets over haar te vinden (ze stuurde namelijk geen informatie terug). Ook het Letterkundig Museum in Den Haag had vrijwel geen gegevens over deze ‘veelschrijfster’: alleen de brieven uit 1929 in het archief van Kloos. Anne ging zelf ook ordenen en opruimen. Het kostte veel tijd om alles op een rijtje te zetten. Bij elk gesprek verschenen er nieuwe stapels knipsels van artikelen, oude boekjes en uitnodigingen. Geen persoonlijke brieven van schrijvers en familie, die er wel zijn omdat Anne die allemaal heeft bewaard, maar dat gedeelte van het archief is nog privé. Omdat Anne het idee had, dat we ‘samen’ haar werk inventariseerden, kon ik er niet omheen de bibliografie anders en uitvoeriger samen te stellen dan ik van plan was geweest. Ik wilde boeken en losse artikelen scheiden, maar Anne vond alles even belangrijk. Er bestaat nu een chronologische lijst van het geschreven werk: boeken, brochures en losse artikelen (ruim 150) naast de vaste rubrieken (meer dan duizend artikelen) die ze tussen 1926 en 1984 publiceerde. Anne schrijft nu nog haar oorlogsherinneringen op, maar wilde die mij niet laten lezen omdat ze daarover nog wil publiceren. Het ordenen van het enorme archief kostte zoveel tijd, dat van een gesprek over persoonlijke zaken aanvankelijk weinig kwam. Anne zelf wilde daar liever ook weinig over praten. Pas na de afronding van de scriptie, die ze heeft nagelezen en waarin ik daarna vrijwel niets heb veranderd, werden de gesprekken wat persoonlijker. Toen vertelde Anne meer over de situatie thuis met het zieke broertje en kwam ook het huidige inwonen bij de zoon ter sprake. Uit latere gesprekken met de schoondochter bleek dat dit soms een belasting vormde en ook kwamen er toen opmerkingen over Annes echtgenoot en haar late huwelijk. Achteraf gezien heb ik te weinig gesproken met de familie en kennissen. Anne werkte daarbij niet mee en moeder en zoon vonden het ook niet nodig. Zelf vond ik het moeilijk om toch door te zoe- | |
[pagina 255]
| |
ken, ik was bang hun medewerking te verliezen en vond het onbeleefd. Daarbij komt dat Anne ook niet scheutig was met informatie over huidige vrienden en vele kennissen, die graag op bezoek komen. Ze heeft zelfs nog een vriendin uit haar kleuterjaren. | |
De biografieUiteindelijk is er een verhaal over haar leven en werk van ruim honderd pagina's ontstaan. In het eerste hoofdstuk heb ik haar leven chronologisch beschreven. Het tweede bevat een chronologische en thematische indeling van haar werk, waarbij de tien boeken aan de hand van recensies apart worden besproken.. In het derde hoofdstuk wordt haar populariteit belicht en wordt bekeken of haar werk bij de literatuur of de geschiedenis thuishoort. Mijn conclusie: als letterkundige en journaliste zit ze ‘ergens tussenin’, waardoor ze bij geen van beide disciplines is ondergebracht. In mijn scriptie noem ik haar dan ook een ‘verstelster en schrijfster over de geschiedenis van het dagelijks leven’. Zelf ziet ze zich als letterkundige, omdat ze in een aantal literaire jury's heeft gezeten en ‘het feit dat ik van de Vereniging van Letterkundigen een eregeld heb en twee maal een werkbeurs kreeg, pleiten, dunkt mij, voor de stelling dat ik tot literatuur behoor en niet tot de geschiedschrijving’, zo schreef Anne mij eind 1998. Het vierde hoofdstuk van de scriptie behandelt de biografie en de gesprekken tussen biograaf en geportretteerde, waarbij ik een vergelijking maak met journalistieke interviews. Achteraf gezien vond ik het moeilijk een biografie te schrijven over een levendOmslag van de VPRO-‘radiogids’ met een boeken verkopende Anne Mulder, 1951
persoon. Ik herkende veel in wat Joke Linders ooit opmerkte naar aanleiding van haar biografie over An Rutgers van der LoeffGa naar eind1. Je wilt niet te veel roeren in iemands verleden en zeker niet in dat van een negentigjarige die ook niet alles meer precies weet en bovendien haar privé-leven gesloten houdt. Dan is er de naaste familie van wie je afhankelijk bent voor informatie en goodwill. Misschien had ik Anne ‘op de divan’ kunnen leggen zoals sommige biografen (Peter Gay) voorschrijven, maar dat zou ze nooit hebben toegestaan. Want Anne laat zich niet gaan, ze is een keurig opgevoede Haagse dame die haar angsten (voor de dood) en frustraties (over niet afgemaakt werk) zoveel mogelijk voor zich houdt en met een grapje afdoet, zeker tegenover buitenstaanders. In haar werk valt dat ook te herkennen: Anne | |
[pagina 256]
| |
observeert het dagelijks leven als een mevrouw en vertelt de lezers en luisteraars daarover, of het nu een museum is in Loosdrecht, een verhaal over kruiden of een tehuis voor gevallen vrouwen in 1952. Dat Anne nog leeft, betekende dat ik over een enorme bron gegevens kon beschikken, maar ook dat ik niet haar ‘vriendin’ mocht worden. Het leidde tot beperkingen wat het graven in haar verleden betreft. Waar ligt de grens tussen doorvragen (bij iemand van 92) en psychologiseren? Wanneer ben je historica die naar nauwkeurigheid streeft, en wanneer journaliste die op zoek naar nieuws is? Er was nog een duidelijk verschil: bij de journalist is het ‘nieuws’ de reden van een artikel; bij de biograaf is er de oprechte interesse voor iemands leven en werk. Anne Mulder heeft enkele jaren veel betekend in mijn leven. Ze werd een goede kennis en bijna een vriendin, maar ook iemand tegen wie ik opkeek en die ik te weinig heb durven vragen naar haar privé-leven, dat ze zo afschermde. Ze was mijn onderwerp, maar gedroeg zich ook als een meewerkend voorwerp die alles over haar werk (niet over haar privé-leven!) tevoorschijn haalde. Misschien had ik Anne Mulder meer moeten plaatsen in haar tijd, de jaren vijftig en zestig. Maar een literair tijdsbeeld had te veel extra studie gevergdGa naar eind2 Achteraf betreur ik het dat ik te weinig psychologische kennis bezit en niet door het damesachtige heen kon en durfde te breken. Frederick R. Karl schreef het al, een biograaf moet zowel literair criticus, historicus als psycholoog tegelijk zijn.Ga naar eind3
Lamberthe J. de Jong, Dra. Anne H. Mulder (1906). Vertelster en schrijfster over de geschiedenis van het dagelijks leven en ‘de stem van de VPRO’ (1948-1961), 104 blz., Utrecht 1999. Ongepubliceerde doctoraalscriptie geschiedenis. |
|